Kungsleden (2021)
Op avontuur boven de poolcirkel
Boomloze hoogvlakten waar rendieren grazen, glooiende bergen met een toefje sneeuw, heldere beken waar je zo uit kunt drinken en spectaculaire watervallen. De Kungsleden (het Koningspad) in Zweden, is een trail van 413 km van Hemavan naar Abisko. Een prachtig avontuur door een afwisselend landschap.
Dag 1, Hemavan – Syterskalet bivak, 13 km
Na twee saaie dagen wachten tot mijn rugzak net als ik in Umeå aankomt, reis ik door naar Hemavan. Een vijf uur lange busrit later stap ik uit bij een winkelcentrum. Een beetje gespannen, zoals altijd tijdens het reizen. Pas op de trail zelf kom ik tot rust. Ik verspil geen tijd en klim over een slingerende weg langs houten huizen en vakantiewoningen omhoog naar het bezoekerscentrum met zijn opvallende gouden koepel. Ik voel mijn lijf ontspannen, ondanks het gewicht van mijn rugzak voel ik me licht als een veertje. Eindelijk, ik mag weer. Door corona heeft het reizen bijna twee jaar stil gelegen en ik ben er hard aan toe weer een trektocht te maken. Even geen mondkapjes, geen berichten over ziekenhuizen, sterfgevalllen en anti-vaxxers. Even doen alsof alles normaal is. Met verende pas loop ik onder de houten poort door die het begin van de Kungsleden aankondigt en begin te klimmen over een brede grindweg. De bergen rond Hemavan zijn bezaaid met skipistes en ik moet naar de top ervan. Bij een splitsing waar een ander pad begint, is een uitzichtpunt dat uitkijkt op een waterval in de diepte. Na een korte pauze klim ik verder omhoog door het berkenbos, nu over een lekker smal wandelpad. Ik zweet. Het is een prachtige dag, zonnig en helder. Zo nu en dan zijn er houten plankieren over natte grond en beekjes stromen met vrolijke willekeur door het landschap. Steeds hoger kom ik, bomen maken plaats voor laag struikgewas, het land wordt wilder. Na een laatste skilift laat ik Hemavan achter me. Als ik omkijkt strekt water van Ahasjön zich voor me uit. Vooruit zijn bergen, met al een enkel sneeuwveld. Alle stress van het reizen valt van me af. Dit is mijn landschap. Hier ben ik thuis. Op een trail, het ene geweldige uitzicht na het andere. Ik voel me gelukkig. Wat een prachtig begin van de Kungsleden. De markeringen zijn niet te missen, oranje stippen op de rotsen of als brede band om een boom. De hoge palen met de rode kruizen van de winterroute staan parallel aan het pad met in de zomer onmogelijke rechte lijnen. Bij een beek vind ik een T-shirt. Het is van erg goede kwaliteit en lekker dun. Ik neem het mee, er is 50% kans dat de eigenaar dezelfde kant op gaat als ik. En zo niet, dan heb ik er een goed shirt bij. De route golft op en neer, geflankeerd door oranje stippen. Zo vlak bij Hemavan kom ik veel dagjesmensen tegen, sommigen zijn lui met de skilift omhoog gegaan of zijn ernaar onderweg. Later wordt het minder. Dan komt me een Zweedse tegemoet, Lotte, die op zoek is naar haar shirt. Ze is blij verrast als ik haar het shirt meteen terug kan geven. Zij en haar wandelmaat lopen niet verder dan Syterstugan, de tweede hut vanaf Hemavan, omdat hij knieproblemen heeft. Ik wandel verder en begin mijn voeten te voelen, die hard moeten werken met het extra gewicht van mijn rugzak erbij. Dan komt gelukkig Viterskalsstugan in zicht, de eerste hut op de Kungsleden. Het is een verzameling bruine gebouwen met een vlag van de STF, de Zweedse toeristenvereniging ernaast. Donkerbruine hutten flankeren het pad, een om in te slapen, een om in te koken en op te warmen en een eindje verderop de latrines. Ik rust uit in de beschutting van een grote rots en vul mijn literfles in de beek met heerlijk koel water. Daarna loop ik verder, want in Zweden geldt het allemansrätten, het recht op wildkamperen, en ik wil niet mijn eerste nacht op de trail al bij een hut doorbrengen. Een kilometer verder draai ik de vallei Syterskalet in, een U-vormig gletsjerdal met aan weerszijden hoog oprijzende bergen, de Norra Storfjället. Een aantrekkelijke rivier, de Syterbäcken, slingert door zonbeschenen, felgroen gras. Een dreigende, donkere lucht in de verte verhoogt de schoonheid van deze plek. Net aan het begin van de vallei is een brug naar een prachtig gelegen open veld. Meer dan een latrine is er niet en meer heb ik ook niet nodig. Er staan een paar tenten, maar niet zoveel en niet zo dicht opeen dat het druk voelt. Ik zet mijn eigen tentje op langs het murmelende water en kruip mijn slaapzak in zodra de zon achter de bergen verdwijnt en het behoorlijk afkoelt.
Dag 2, Syterskalet bivak – Tärnasjöstugorna bivak, 25 km
Wolken hangen laag over de Sytertoppen en geven de vallei een somber aanzien. Ik ben vroeg wakker en begin om 07.15 uur te lopen. Ik volg het pad tussen de steile bergwanden van Syterskalet door, terwijl in de laagte de Syterbäcken rustig doorkabbelt. Plotseling klinkt er gemauw van een roofvogel. Hij vliegt over me heen alsof hij zijn territorium verdedigt, gelukkig zonder kamikazeduiken naar mijn hoofd. Even later zie ik een tweede, iets verderop. Ze volgen me ruim een kwartier, me vanaf een rots steeds goed in de gaten houdend, daarna laten ze me weer met rust. Ik klim de vallei uit naar de noodshelter Syterskalet, waar ik even rust. Het is een klein gebouwtje met een halletje en een kamer met een kachel, noodvoorraad hout en twee bedden. Iemand heeft een ultralicht donzen jas achtergelaten, helaas is het niet mijn maat. Ik hijs mijn rugzak weer om en trek verder, terugkijkend naar de indrukwekkende Sytertoppen waar nog sneeuw ligt. Bij een beek staan drie rode tenten, zonder mensen erbij. De ochtend vordert al flink, zou dit een basiskamp zijn? Jagers of vissers? Ik klim omhoog langs de Vuekienaesie en in de schaduw van de top zie ik mijn eerste rendieren. Ver weg, weliswaar, maar toch. Een gezin klimt omhoog en we begroeten elkaar met het Zweedse ‘hejhej’. Pas als de vrouw tegen haar zoon iets in het Nederlands zegt, hebben we door dat het ook goedemorgen had mogen wezen. Ik daal af naar de Svärfarbäcken met zijn indrukwekkende stroomversnellingen en de hut Syterstugan er vlak achter. Bij een picknickbank doe ik mijn rugzak af en bereid wat trailmix als lunch, mijn eigen mix van brinta, melkpoeder, rozijnen, noten en M&M’s. Het ziet eruit als behanglijm, maar smaakt best lekker. Vanaf de latrines zijn er weer de vertrouwde oranje stippen, desondanks twijfel ik of ik wel goed zit. Komt de route wel overeen met de kaart? En waar kwamen die twee meiden vandaan, ergens links van de hut? Ik zet de twijfels uit mijn hoofd, want ik ga hoe dan ook de goede kant op. Later hoor ik van twee Slovenen dat ze hier inderdaad verkeerd zijn gelopen en na een dag wandelen in een dorp uitkwamen. Ze moesten een taxi naar Hemavan nemen en weer opnieuw beginnen. Balen! Ik volg het pad door laag struikgewas en omlaag door berkenbos. In de diepte verschijnt een dal met tientallen meren. Het is schitterend. Talloze bruggen die lekker meeveren brengen me van het ene meer naar het andere, of is het allemaal Njallapliehkie? Het uitzicht op de bergen, die fraai in het water spiegelen, is in ieder geval spectaculair. De oudere houten bruggen worden vervangen door staal en bij de laatste liggen de stalen palen en panelen al klaar. Ik begin mijn voeten weer te voelen en las een korte rustpauze in. Wanneer ik verder ga, volgt er een lang stuk langs de oever van de Tärnasjön. Het is nog maar negen kilometer naar de volgende hut, maar voelt als het dubbele en elke stap doet pijn. Dat vreet energie en mijn humeur is wel eens beter geweest. Ik begin weer wandelaars tegen te komen, nu meer backpackers dan dagjesmensen. En wat ben ik blij met de plankieren. Even hoef ik me niet druk te maken om rotsen en boomwortels. Het berkenbos omhult me als een deken, neemt alle besef van tijd en vooruitgang weg. Een wandelaar geeft aan dat het nog één kilometer is naar de hut, weer voelt het als een eeuwigheid. En plotseling wijkt het bos en onthult een fraaie hut, waar een flink aantal wandelaars wacht tot de stugvärd, de hutwaard, terug is van zijn dagwandeling. Oorspronkelijk wilde ik doorlopend en wildkamperen, maar 'body says no' en vandaag luister ik voor de verandering eens naar mijn lichaam. Een eind van de hut zet ik mijn tent op in een berkenbos, ver weg genoeg om me alleen te voelen en toch niet meer dan vijf minuten lopen naar de latrine, de laatste luxe waar ik moeilijk afscheid van kan nemen. Ik was mijn voeten en kleren in de beek en zit met de andere wandelaars op de veranda. Er zijn verrassend veel Nederlanders en iedereen heeft het over de regen die vannacht en morgen wordt voorspeld. Meerdere wandelaars boeken nog snel een bed en plannen een rustdag.
Dag 3, Tärnasjöstugorna bivak - Servestugan, 14 km
De verwachte regen is vannacht uitgebleven en ik pak mijn tent droog in. Maar net wanneer ik begin te lopen, begint het te miezeren. Ik trek mijn jas aan, maar vind het nog niet erg genoeg voor een regenbroek, een besluit waar ik later spijt van zal krijgen. Waar vanaf de hut de Kungsleden verder gaat, is niet in één oogopslag duidelijk. Langs de beek waar ik al een paar keer water heb gehaald, loopt een pad met de inmiddels vertrouwde oranje markeringen. Alleen een klein, aan een witte berk gespijkerd bordje 'nej/no Serve' wijst erop dat het hier niet om de Kungsleden gaat. De juiste route wordt met een houten pijl aangeduid en is verder alleen met de rode kruizen van de winterroute gemarkeerd. Verschillende wandelaars liepen hier verkeerd, hoor ik later, en kwamen daar pas vele kilometers later achter. Ik loop gelukkig wel in één keer goed en stijg langzaam tot boven de boomgrens. Er komen me een aantal mensen tegemoet en drie meiden halen me in, van top tot teen ingepakt in regenkleding. Mijn voeten zijn inmiddels kletsnat, dus de vele plassen op het pad maken me niet veel meer uit. Het is makkelijk lopen, zonder veel boomwortels of rotsen, maar door de aanhoudende wind en regen zie ik minder van de omgeving dan ik zou willen. Vogels maken zich uit de voeten, sneeuwhoenders of patrijzen? Ik sta er niet voor stil en mijn camera blijft veilig in zijn drybag. Ik geniet van de heuvels, grijze silhouetten die in elkaar overlopen. Ik begin honger te krijgen, maar negeer mijn lijf. Inmiddels ben ik nat tot op mijn ondergoed en word langzaam kouder. Tot mijn grote verbazing verschijnt over de top van een heuvel een hut, Servestugan. Wat snel! Maar als ik op mijn horloge kijk, zie ik dat ik al bijna vijf uur aan het lopen ben. In de wind en regen ben ik alle besef van tijd verloren en de dag is als een waas aan me voorbij gegaan. Met andere druipende wandelaars meld ik me in de hut. Er is geen denken aan om nu nog verder te gaan. Ik zet mijn schoenen in de droogkamer en hang mijn shirt en broek aan een rek in de huiskamer boven het fornuis, dat een heerlijk warme gloed uitstraalt. Langzaam warm ik weer op en breng de middag pratend met andere wandelaars door, terwijl de regen tegen de ramen slaat.
Dag 4, Servestugan - Ammarnäs, 26 km
Weer begint de dag droog en wandel ik hoopvol het bos in. Even miezert het en omdat ik niet dezelfde vergissing wil maken als gisteren, trek ik mijn regenbroek aan. Maar hij zit niet lekker en maakt een plastic herrie die in de natuur volkomen misplaatst is en ik trek hem algauw weer uit. Dan liever nat. De route klimt omhoog door het bos, ik zie hoefafdrukken en uitwerpselen, maar geen rendieren. Heuvels verschuilen zich verleidelijk achter de bomen, half gesluierd door wolken. Dan bereik ik de boomgrens en heb ik vrij uitzicht. De bergen aan de overkant van het meer Stor-Tjulträsket domineren het landschap en ik blijf foto's maken. Er zijn veel wandelaars op pad, de meesten gaan noordwaarts. Veel Zweden stopen in Ammarnäs, een korte vakantie. Zelfs honden lopen mee. De eerste noodshelter, Vuomatjåhkka, is een eindje van de route af en ik loop hem voorbij. Ik spring een beekje over en ontdek aan de andere kant van een meer een groepje rendieren, waaronder een witte, wat volgens de Sami geluk brengt. Hoewel het af en toe miezert, stoort het me niet. Er is amper wind en het leidt niet af van de pracht van rots en water. Een grijze, stille wereld waarin ik me thuisvoel. Bij de tweede noodshelter, Juovvatjåhkka, stop ik wel om een hardnekkige miezerbui af te wachten en op te warmen. Met zo'n acht wandelaars en een hond is de kleine ruime aardig vol en warm. Wanneer ik weer naar buiten stap, is het droog. Ik baan me af een weg over de rotsen langs twee meren. Een echtpaar met een kind in een draagrugzqk komt me tegemoet. Het kind zit heerlijk droog onder een doorzichtige plastic hoes en ik bewonder de ouders om hun doorzettingsvermogen. Net wanneer ik aan de afdeling begin, breekt er een hoosbui los die anderhalf uur duurt. Voor ik er zelfs maar aan kan denken mijn regenbroek aan te trekken, ben ik al doorweekt. Gelukkig is het alleen maar nat en niet koud of oncomfortabel. Het pad is modderig, beken stromen er dwars overheen en de plankieren die het kwetsbare landschap beschermen, staan onder water. Lager, op de flanken van Lill-Aigert, wordt het dan toch droog en komt Aigertstugan in beeld, prachtig gelegen op een heuvel terugkijkend naar Lill-Aigert. Een helikopter cirkelt om ons heen en landt dan vlakbij de hut om twee wandelaars af te zetten, die hier met hun tocht beginnen. Het is nog vroeg in de middag en daarom loop ik door naar Ammarnäs. Nog zeven kilometer, hoe zwaar kan dat zijn? Nou, heel zwaar dus. Nu ik Ammarnäs kan zien liggen in het dal, wil ik er ook meteen naartoe. Maar in de bergen bestaan geen rechte wegen, alleen water gaat steil omlaag. De route leidt over de bergkam met uitzicht op het dal. Wanneer ik eindelijk afdaal in het bos is het pad steil en bijzonder modderig. Volgens de wandelgids zou dit stuk makkelijk moeten zijn, maar ik ben niet overtuigd. Maar ik heb dan ook, alweer, de lunch overgeslagen en ben al uren aan het wandelen met slechts een kwartiertje rust. Mijn voeten voelen als hout. Toch ga ik door. Ik kan niet anders. Een woeste waterval die als een goederentrein door het bos dendert, leidt me even af. De laatste kilometer gaat over een karrenspoor richting Ammarnäs. Bij een parkeerplaats aan de rand van het bos wijst een handwijzer naar het centrum van Ammarnäs en een andere naar links naar het vervolg van de Kungsleden. Ik weet niet precies waar de Kungsleden bij het dorp uitkomt en volg een grindweg langs vakantiehuizen naar Ammarnäs. Nadat ik mijn spullen in het hostel heb gedumpt, hobbel ik nog snel voor sluitingstijd naar de supermarkt voor een pizza en wat lekkers. Dat heb ik vandaag wel verdiend.
Dag 5, Ammarnäs – Rävfallsstugan bivak, 22 km
Lang twijfel ik, een rustdag of toch gaan? Het is droog, maar de afgelopen dagen ben ik wel vaker op het verkeerde been gezet. Uiteindelijk besluit ik dat het te mooi is om binnen te blijven. Ik hijs mijn rugzak om en loop terug naar de parkeerplaats aan de rand van het bos. Daar pak ik de Kungsleden weer op en loop even later lang de oever van de rivier. Een brug en een beetje later en ik sta aan het andere eind van Ammarnäs. Ik steek de weg over naar een dennenbos en bij een tweede weg loop ik een bord ‘verboden voor sneeuwmobielen’ voorbij. Daar zie ik geen markeringen meer. Terug dan en op het asfalt van de weg ontdek ik bescheiden oranje stippen. Ik volg ze omhoog naar de onderkant van een skihelling. Door het bos langs de helling loop ik omhoog. Het is behoorlijk steil, zo zag het hoogteprofiel er niet uit. Halverwege de helling ontmoet ik de Duitse Zilke en Deense Morten. De snelle Nederlander Bart voegt zich bij ons en we maken foto's van elkaar met Ammarnäs en de weidse meren in de diepte op de achtergrond. Voorbij het skistation gaat de route verder over een karrenspoor en het duurt lang voor we boven de boomgrens zijn. Dan hebben we ook echt een geweldig uitzicht op de bergen en rendieren laten zich goed zien. Een stier heeft bloedige vellen aan zijn gewei hangen, een teken dat zijn gewei is uitgegroeid en de bronst niet heel ver weg meer is. Er staat veel wind en ik voel een blos op mijn wangen. Heerlijk uitwaaien. De bergen tonen telkens een ander gezicht en het verveelt nooit. Wanneer ik afdaal, ontdek ik op een verre bergwand de waterval waar ik de Rävfallsstugan vermoed. Dit keer gaat de route vrij recht op de waterval af, maar net het laatste stuk is er weer een flink eind door het berkenbos. Mijn voeten laten me woordeloos weten dat ze er genoeg van hebben voor vandaag. Dan bereik ik de Vindelälven met zijn woeste stroomversnellingen. Net aan de andere kant van de brug zijn in het bos een aantal prachtige bivaks. Ik zet mijn tent op en bezoek de onbemande hut alleen voor de latrine en de handige slang waar heerlijk vers rivierwater uitkomt.
Dag 6, Rävfallsstugan bivak - Sjnuttjie shelter bivak, 26 km
Per ongeluk loop ik vandaag 26 km in plaats van de 21 die ik had gepland. Oeps!
De ochtend begint goed. Ik doe rekoefeningen voor mijn voeten en ga op pad. Langzaam klim ik omhoog door het bos. Het pad is hier en daar drassig en plankieren brengen me over de ergste moerassen heen. Ik klim gestaag hoger tot ik de boomgrens nader. Twee wandelaars die afdalen vertellen dat het op de vlakte erg winderig is, maar dat het bij de derde brug meevalt en je het best daar even kunt rusten. Ik loop de leegte van de heuvels in. Kilometers lang ben ik alleen, omringd door bergen en glooiende heuvels. Er is niemand om me heen, geen andere wandelaars tot zover mijn blik reikt. Wat een geluk, dit moment voelt persoonlijk, een cadeautje speciaal voor mij. Her en der zie ik rendieren in de verte. Hoog boven me krast een kraai en het geluid echoot over de bergen. Het besef dringt door hoe immens stil het is. Alleen mijn ademhaling, mijn voetstappen, het geluid van mijn trekking poles tegen een rots, de zuigende modder, kalm juichend water. Natuurlijke geluiden, zacht aan het oor en een weldaad voor de ziel. Twee bruggen over brede rivieren zijn nog bijna nieuw, het hout geel en nog niet verweerd. Bij de derde brug is de wind rustig en houd ik inderdaad even rust, eet iets en laat het landschap op me inwerken. Na een tijdje ga ik verder langs de Lisvuojávrrie, een langgerekt meer. Plankieren over moeras waar wolgras als kleine balletjes danst op de wind. Een uurtje later steek ik via stapstenen een brede rivier over en leg in de luwte van een heuvel mijn rugzak af. Terwijl ik het in Ammarnäs gekochte Mjukbrö belegd met cheddarkaas oppeuzel, kijk ik geamuseerd hoe andere wandelaars hun weg naar de overkant zoeken, sommige twijfelend en omzichtig, anderen dansend over de rotsen alsof het een effen stoep is. Morten en René de vrolijke Duitse wandelaar die ik in het hostel van Ammarnäs ontmoette, halen me in, maar als zij iets verderop rusten, loop ik ze weer voorbij. Dan rond ik een laatste heuvel en wordt verwend er een uitzicht dat me er aan herinnert waarom ik wandel. Een prachtig panorama van sierlijke meren. Ik daal af en blijf foto's nemen. René komt me voorbij en ik zie zijn gele regenhoes in de verte verdwijnen. Langs de bergen schuiven grijze miezerbuien voorbij en ik trek mijn jas aan. Het stuk langs het meer voelt lang. Op de kaart staat een plek aangegeven waar je kunt kamperen, Tsjiegnatisjávrrie, maar bij de wankele rode brug zie ik enkel hoge struiken en modder. Volgens René was het bivak bij een tweede brug en ik loop door. Bij een rendierhek zet ik mijn Garmin-horloge aan om de afstand bij te houden en na 1,5 km begin ik te vermoeden dat ik het bivak heb gemist. Morten heeft zich inmiddels bij me gevoegd en wanneer ons een wandelaarster tegemoet loopt, blijken we al vlakbij het noodshelter op 26 km te zitten. Daar treffen we opnieuw René, die we flink plagen met zijn tweede brug, Karoliena met haar hond Richard en de Franse Adrien. Ook zijn er drie Belgen die naar het zuiden gaan. In de shelter is het heerlijk warm en ik zet mijn schoenen op de ijzerplaat bij de houtkachel. Even later ga ik water halen in het meer. Tot ongeveer 500 meter van de oever is er een pad, daarna is het moeras waarin ik tot aan mijn knieën wegzak en baan ik me al soppend een weg naar het water, dat heerlijk en helder is. Mijn tent zet ik achter de shelter op. De aarde is zacht en vochtig, maar ik verzamel wat platte stenen die ik in de voortent leg, zodat mijn rugzak droog blijft.
Dag 7, Sjnuttjie shelter bivak - Rahpajagati River bivak, 24 km
Voor het eerst in een paar dagen word ik wakker met zon en blauwe lucht. Maar er waait een kille wind en de zon geeft geen warmte. Ik ga op pad en na een bosje is er open land met glooiende bergen in de verte. Het pad is drassig en ik steek verschillende beekjes over. Een klein groepje rendieren, waaronder een witte, maakt zich uit de voeten. René en Adrien halen me in en ik loop een tijdje op met Morten, tot hij stopt bij Leif, de Duitser, die ik in Servestugan ontmoette. Leif heeft een prachtig bivak gevonden op een heuvel die uitkijkt op een meer waarin een berg zich spiegelt, maar voelt zich blijkbaar niet lekker en Morten helpt hem zijn ultralichte tent af te breken. De route is afwisseling van stukjes bos en open, boomloze vlakten met lage begroeiing en rendieren in de verte. De wind waait nog steeds, maar al lopend blijf ik warm. Bij een beekje rust ik even uit, tegen de wind beschermd door een lage glooiing in het landschap. Leif en Morten komen erbij zitten en het blijkt dat Leif zich zo slecht voelt dat hij denkt aan opgeven. Iets van voedselvergiftiging, denkt hij. We herinneren hem eraan dat je niet moet opgeven op een slechte dag en slepen hem mee verder de trail op tot we over de rand van de heuvel een meer zien liggen. Daar moet Bäverholmen zijn, een gehuchtje aan de oever van de Iraft vanwaar je een boot naar Adolfsström kunt nemen. We dalen in een rustig tempo af door een berkenbos. Dan komen we bij de Bárasjuhka, een prachtige rivier vol stroomversnellingen. Het pad weeft zich langs de oever, nu eens pal langs het water, dan weer iets verder het bos in waar het geluid van de rivier een uniform geruis wordt, zonder dat je het water rond elke rots apart hoort bubbelen. Wanneer we de rivier voor een tweede keer oversteken, staat erop een handwijzer dat het nog één kilometer is naar Bäverholmen. Maar op een een of andere manier zijn Zweedse kilometers een stuk langer dan Nederlandse. Plankieren, modder, boomwortels. Het duurt maar en duurt maar. Eindelijk komen we uit op gemaaid gras en zien voor ons een bruine tipi en het Värdhus, een restaurant dat vanwege het seizoen gesloten blijkt. Gelukkig is de eigenaar er en gooit de deur even voor ons open. De cola met suiker is al opgeslagen en ik pik het laatste pakje appelsap in. Nog voor ik het op heb, trekt de man zijn jas aan en springt in de boot die Morten en Leif naar Adolfsström brengt. Ik ben hebberig, ik ben gekomen om te lopen en lopen zal ik. Het is tenslotte nog maar acht kilometer naar Adolfsström. Maar opnieuw blijken Zweedse kilometers lang. Boomwortels, rotsen, beekjes. Alleen op de plankieren kan ik even mijn benen strekken en lekker uitlopen. Ter motivatie zet ik mijn smartwatch aan en terwijl mijn Garmin de kilometers optelt, tel ik ze af. Halverwege is er een paadje naar de oever van het meer, waar ik een geweldige bivak aantref. Hier zou ik best willen staan. De gedachte aan Morten die in Adolfström op me wacht en de door hem beloofde cola motiveren me om door te gaan. Meer bos, meer stenen. Het wordt nooit makkelijk, maar de wetenschap dat ik hier zelf bewust voor heb gekozen, maakt het lopen lichter. Dan zie ik een betonnen kade met kleine bootjes. Een asfaltweg. Ik loop wandelaars voorbij die op een camping aan het begin van het dorp hun tent op zetten. Morten wacht op me bij de Handelsbod, een legendarisch winkeltje dat inmiddels gesloten is. Maar de cola smaakt heerlijk. Na een half uurtje gaan we op zoek naar Johanssons Fjällstugor, maar we treffen niemand bij de receptie. Een camping aan het andere eind van het dorp staat vol caravans met een houten schuurtje om het oppervlak wat te vergroten. Tenten zijn er niet welkom en daarom gaan we terug de Kungsleden op, waar 1,5 km in het bos een noodshelter moet zijn. We volgen het karrenspoor het bos in, maar een shelter treffen we niet aan. Wel komen we bij brug over een riviertje bij een vuurplaats met lage bankjes de drie dicht opeen gepakte tenten van René, Adrien en Karoliena tegen. Er is nog net plek voor mijn Hubba NX en omdat Morten een paar uur rust heeft gehad en zich beter voelt, sturen we hem het pad weer op om even verderop een plekje te zoeken, wat hij met tegenzin doet. Er is geen latrine in de buurt. Dit voelt dan toch echt als wildkamperen.
Dag 8, Rahpajagati River bivak - Jäkkvik 19 km
De ochtend begint koud en ik blijf lang liggen in mijn knusse slaapzak. Wanneer de zon begint door te komen en ook de anderen zich roeren, sta ik dan toch op. Tegen de tijd dat ik ben ingepakt is het ongebruikelijk laat, bijna 09.00 uur. Morten is al op stap en René schiet me snel voorbij. Ik volg nog even de winterroute over het karrenspoor en trekken dan het bos in. En daar blijft de route. Lang. Dat is geen straf, want het bos is mooi en de zon is doorgebroken. Voor eerst in week is er een strakblauwe wolkenloze lucht. In bos klinken amper vogels, een soort vink vlucht uit de struiken voor mijn zware voetstappen. Af en toe zijn er rotsen, sommige grijs, andere zwart. Ik klim en daal, maak soms even tempo op de plankieren. Bij een uitzichtpunt tref ik Karoliena en René en houd ook ik kort rust. Weer zijn er prachtige bivaks en er is zelfs een latrine. Wat een zorg en aandacht is er aan dit pad besteed. We worden verwend, als wandelaars. Ik steek een rivier over en de achtbaan gaat verder. Tussen de bomen door vang ik een glimp op van bergen. De elf kilometer naar de Pieljekaisestugan duren erg lang. Af en toe ligt er een boom over het pad en zelfs al zijn de blaadjes nog groen, toch is er al een halve cirkel zichtbaar waar wandelaars door de bosbesstruiken een nieuw paadje hebben uitgesleten. In tegenstelling tot de andere hutten staat deze stuga niet op een open plek in het bos, maar ingeklemd tussen de bomen waar de twee huisjes zich een plek hebben veroverd. Op de veranda hang ik mijn tent te drogen, naast die van Karoliena en René. Karoliena valt in slaap en Morten praat in de zon met twee Zweedse dagwandelaars. Na half uur rust gaan Morten en ik verder. We komen eindelijk boven de boomgrens in een landschap waar je alleen maar gelukkig van kunt worden. Ik ben omringd door bergen. Markante pieken, talloze tinten groen, het rood van beginnende herfst, blauw water en gele vlekken van zon tussen de schaduwwolken die over de bossen glijden. Het pad wordt er ook makkelijker, vlak en zonder al te veel rotsen. Toch blijft er ook veel modder. Als ik niet oplet, zak ik tot bijna mijn knie weg. Ik lach er vrolijk om, vandaag kan niets mijn goede humeur verpesten. Dit is waarom ik wandel. Dit is genieten. De weg naar beneden is weer rotsachtig en lang. Morten moppert en ik blijf positief. Na een grindweg langs een authentieke schuur en een al even authentiek huis steken we een weg over en komen bij Kyrkans Fjällgard hostel. Na een heerlijke warme douche die de modder van mijn benen spoelt, loop ik naar de supermarkt om leukotape voor mijn tenen te kopen. Blaren heb ik niet, maar doordat mijn sokken en schoenen vrijwel voortdurend nat zijn, heb ik zowat op al mijn tenen schuurplekken, zelfs met de speciale teensokken die ik deze tocht voor het eerst draag. Ik heb tape bij me, maar niet genoeg voor een maand. Morgen wordt het slecht weer. Een goed moment voor een rustdag om mijn voeten de tijd te geven zich wat te herstellen. Daarna moeten ze er toch echt weer aan geloven.
Dag 10, Jäkkvik - Bartek rivier bivak, 19 km
Na een heerlijke rustdag in het hostel, mét sauna!, plak ik mijn tenen af met leukotape en hijs mijn rugzak weer om. Morten, de Duitse Zwantje en ik lopen het gehuchtje uit langs prachtige houten huizen en een schuur met een bleek elandgewei. Het stuk van Jäkkvik naar Kvikkjokk schijnt het minst populaire deel van de Kungsleden te zijn. Geen bemande hutten, lastig bereikbaar en liefst drie meren om over te steken. Ik verheug me op de rust. Even proeven van de wildernis, zonder de luxe van hutten. Na een sluisje lopen we het bos in. Het is een makkelijk bospad, zonder al teveel wortels en stenen. De aarde voelt zacht onder mijn voeten. We volgen de contouren van de Jäggávrre, soms pal aan de oever en soms meer het bos in. Het is een aardig stuk, maar na een kort kanaaltje en een stukje grindweg leggen we het laatste stuk door het bos af naar de eerste oversteek over de Tjårvekallegiehtje. Bij een houten hokje staat een zestal rugzakken. Twee roeiboten varen net naar de overkant, één ligt er nog omgekeerd op houten liggers. Wanneer we de boot inspecteren, zien we dat een van de houders voor de roeispanen ontbreekt. We wachten daarom tot de andere roeiboten terugkomen en laden de rugzakken in. Daarna stappen wij in een van de boten. Ik roei naar de overkant en het gaat moeizamer dan ik dacht. Telkens wijk ik af naar rechts en moet ik compenseren. Dit is de kortste oversteek, hooguit 400 meter. Na een wobbelig traject bereiken we de andere over, waar twee Zweede vrouwen net hun rugzak omhijsen. Ik stap uit en Morten en Zwantje pakken een tweede boot om mee terug te nemen naar de andere kant, waar René en Adrien, die later zijn gestart, al wachten. De afspraak is namelijk dat er aan elke oever altijd minstens één boot moet liggen, zodat er geen wandelaar vast komt te zitten met alle boten aan de overkant. Wanneer Morten en Zwantje terug zijn, wil ik snel op pad, van het wachten heb ik het koud gekregen. Zwantje blijft achter, ze loopt langzamer dan wij en kiest voor rust. Morten en ik maken goed tempo. Ook hier is het bospad niet heel zwaar, maar wel af en toe flink modderig. Beekjes stromen pal over het pad en plassen hebben zich in de ondieptes verzameld. We komen een rendierhek tegen en blijkbaar zijn de roze plastic buizen hangend in een poort genoeg om de rendieren buiten de deur te houden. Rond 12.30 uur houden we pauze op een rots, en dan komen ons de wandelaars tegemoet die vanmorgen door de motorboot over de Riebnes zijn afgezet. Het zijn er behoorlijk wat, tenminste een paar gaan straks drie keer moeten roeien. Opeens lijken die motorboten zo verkeerd nog niet. We gaan door en na een stukje laag struikgewas onder een hoogspanningsleiding beginnen we te klimmen. Steil te klimmen. Recht omhoog. Af en toe stroomt er een beek over het pad, of beter gezegd, de beek is het pad. Ik heb mijn waterdichte stokken aan, maar Morten klaagt steen en been en kreunt voortdurend hoe zwaar hij het wel niet heeft. En hij wil de Pacific Crest Trail van 4.000 kilometer gaan lopen? Dit is zijn eerste trektocht, maar het klinkt niet alsof hij er veel plezier in heeft. Ik moedig hem aan, zoals een goede wandelmaatje dat doet. Ja, het is zwaar en nat en steil, maar dat hoort er nu eenmaal bij. Wie ongemak niet kan verdragen, kan beter thuisblijven. Ik zou dit voor niets ter wereld willen missen.
Het duurt lang voor we de boomgrens bereiken en dan begint het ook nog eens te regenen. Maar in de verte zie ik blauwe luchten en als even later de miezert ophoudt, brengt de wind frisse blosjes op mijn wangen. Omkijkend is het uitzicht prachtig, grijze bergen en meren waar sluiers van buien door de dalen schuiven. Vooruitkijken heb ik de top nog niet bereikt, het pad is een slingerend lint in een geweldig landschap dat langzaam herfstkleuren begint aan te nemen. Rechts steekt een imposante berg, de 884 meter hoge Vällåjvve, boven me uit. Eenmaal op het hoogste punt zie ik Lake Riebnes verschijnen in de diepte, terwijl op het plateau verschillende meren het landschap sieren. Ik daal langzaam af tussen twee meren en het hoogste meer overstroomt naar het lagere. Weer zoek ik met stenen en graspollen een weg naar de overkant van het water. Dit is leuk! De afdaling is redelijk steil, Morten, die vooruit gelopen was, wacht tussen de bomen op me. We gaan snel naar beneden, waar we 1,5 uur te vroeg zijn voor de middagboot. Langs het water staan wat huisjes en we schuilen op de verandas voor de regen. Maar aan de wind, de vanaf het water blaast, is niets te doen. Het is koud. Uiteindelijk duurt het meer dan twee uur voor de boot komt en het zijn de twee miserabelste uren die ik tot nu toe op de Kungsleden heb doorgebracht. De boot legt aan op een steenstrandje en via een laddertje bereiken we de voorplecht. Eén voor één klimmen we aan boord, wandelaars met zware rugzakken en trekking poles, jagers met ontladen geweren en slanke jachthonden. In de kajuit kunnen een flink aantal mensen terecht en het is er warm. Een aantal mensen maakt het zich gemakkelijk op de voorplecht bij de bagage. Hoewel het onbelemmerde uitzicht op de bergen buiten ongetwijfeld mooier is, heb ik nu vooral behoefte aan warmte. Wanneer het trappetje is opgehaald, vaart de schipper in rap tempo naar de overkant van Riebnes Lake. Daar is zowaar een aanlegsteiger en een gehuchtje, Vuonatjviken, met vakantiehuizen en een klein winkeltje. Zwantje en twee Slovenen boeken een overnachting. Misschien had ik dat ook wel gedaan als er niet iets heel wonderlijks was gebeurd: op deze oever is het windstil en de zon schijnt. Het is er heerlijk. Samen met René, Adrien en Morten ga ik op pad voor nog een paar kilometer wandelplezier. René en Adrien verdwijnen al snel voor ons uit. Zeker Adrien verwacht ik niet meer terug te zien met zijn moordend tempo. Morten en ik lopen nog door tot bijna 19.30 uur, als we langs de oevers van de Bartek rivier een prachtig bivak ontdekken. Ik sta pal aan het water, Morten iets hoger. Ik heb fantastisch uitzicht op de meren. Wel wordt het snel flink kouder en ik kruip snel in mijn slaapzak.
Dag 11, Bartek rivier bivak - Sálvojåhkå rivier bivak, 28 km
Vandaag loop ik alleen, zonder Morten. Het is geen onaardige vent, maar hij klaagt zoveel dat ik me afvraag waarom hij hier eigenlijk is. Ik heb de tijd van mijn leven in een prachtig landschap en het enige waar hij het over heeft is de pijn in zijn voeten en hoe zwaar het wel niet is. Die negatieve energie wil ik niet om me heen. Ik vertrek als Morten nog aan het inpakken is en loop meteen tegen een obstakel aan. Een brug over een fikse beek ligt half in het water en haalt de andere oever niet. Met stapstenen ben ik alsnog snel aan de overkant met nog redelijk droge voeten. Dit is tenslotte niet mijn eerste rivieroversteek. Het pad gaat door het bos omhoog langs de kolkende rivier, die ik even later oversteek. Het pad blijft rotsachtig, maar is nooit heel zwaar. Talloze meren komen langs, de ene nog mooier dan de andere. Ik ben alleen met mijn gedachten en dat bevalt goed. Ergens in dit berkenbos kruis ik de poolcirkel. Er zou een bordje hangen, maar ik zie het niet. Als ik even rust, haalt Morten me in, maar loopt verder als ik geen aanstalten maak me weer bij hem te voegen. Langzaam nader ik de boomgrens. Een fikse berg, de Båråktjåkkå van 953 meter, domineert de horizon, maar de Kungsleden loopt links van de top en ik hoef niet helemaal omhoog. Op een kam wacht Morten op me. Hij heeft foto's van me gemaakt die hij me toe wil mailen. Hij probeert vriendelijk te zijn en ik voel me licht schuldig als ik hem voorbij loop met een 'Sure, will do', maar houd mezelf voor dat zijn geluk niet mijn verantwoordelijkheid is en ik niet aardig hoef te zijn ten koste van mezelf. Ik ga door en klim verder, zeker een tweehonderd meter hoogteverschil. De beloning is overal om mij heen, hoe hoger ik kom, hoe meer bergen en meren ik kan zien. Het is een heerlijk landschap, rotsen als grijze pukkeltjes op de rood kleurende berg. De route blijft hoog, kilometers lang en telkens is er een nieuwe aanblik, een nieuwe combinatie van bergen en meren en stenen om van te genieten. Rendieren zijn er, alweer aardig ver weg. Hoewel de dag fraai begon, is het bewolkt en waait er een fris windje. Besneeuwde bergen worden gesluierd en het landschap is donkerder dan ik zou willen. Uiteindelijk houd ik rust omdat het moet. Morten komt me weer voorbij. Dit keer laat ik hem de mogelijke bivaks zien op de kaart, maar houdt in het midden welke ik zelf op het oog heb. Tot mijn grote vreugde en plezier breekt de zon door en dat geeft het toch al fraaie landschap extra glans. In het dal zie ik iets van een tent en ik vermoed jagers. Even later klinken een aantal knallen. Een vogel schrikt op en ik zie dat het een Fjälllripa is, een alpensneeuwhoen. Met zijn schutkleur valt hij amper op tussen de rotsen, als hij niet had bewogen, had ik hem zeker niet gezien. Ik sta stil om een foto te maken en een jager maant me ongeduldig om door te lopen, geattendeerd op de plaats waar zijn prooi zich bevindt. De route slingert weg van de Båråktjåkkå. Over een kam verschijnen besneeuwde pieken in volle glorie, talloze meertjes nestelen zich tussen de rotsen en wilde beekjes wurmen zich tussen hun nauwe oevers naar beneden. Er maakt zich een ongekende vreugde van me meester, plezier in de schoonheid van dit landschap. Ik voel me bevoorrecht dat ik hier ben, vandaag, in dit landschap. Ik voel voor de mensen die om wat voor reden dan ook, nooit dit prachtige Zweedse natuur zullen aanschouwen.
Halverwege de berg is er een kåta, een traditionele shelter van de Sami. Een geraamte van takken, bekleed met mos en een aarden vloer. De gaten in het dak, bedoeld om de rook van een vuur te laten ontsnappen, zijn bedekt met plastic. Het doet me denken aan de plaggenhutten van turf in Drenthe. Donker en onaantrekkelijk. Alleen in uiterste nood zou ik hier overnachten. Ik loop verder en het landschap blijft schitterend. Meren, rotsen, herfstkleuren. Dit is een landschap waarvan ik zo blij word. Her en der zie ik wandelaars een bivak zoeken en hun tent opzetten, maar ik loop nog iets verder door. Het liefst sta ik bij een rivier of beek en hier zijn alleen meertjes. Wanneer ik afdaal door een berkenbos, verras ik een rendier, dat zich snel uit de voeten maakt. Weer is de grond erg nat, de route gaat dwars door een moeras. Het veen veert onder mijn voeten en wandelaars hebben brede sporen getrokken, alsof er een kudde rendieren een dansfeest heeft gehouden. Ik begin uit te kijken naar een bivak, maar kilometers lang is het bos te drassig om aan kamperen te denken. Door een dunne strook bos zie ik het water van een meer, maar langs de oever zijn er grote rotsen en de grond loopt af. Mijn voeten zijn moe en ik heb nog maar weinig oog voor de schoonheid om me heen. Pas bij de bruggen over de Pite Rivier ontdek ik twee bivaks. Ik zet snel mijn tent op en maak pasta klaar, met de vis die ik als lekkernij voor zware dagen heb meegenomen. Morten verbaast me door langs te komen, ik had verwacht dat hij al eerder was gestopt. Hij klaagt hoe moe hij is en loopt nog even door.
Dag 12, Sálvojåhkå rivier bivak - Tsielekjåhkå rivier bivak, 22 km
Ochtendmist hangt laag boven de rivier, rijp zit op mijn buitentent en op de sokken die ik in een boom te drogen heb gehangen. Ik draai me nog eens om in mijn knusse slaapzak. En nog eens. Uiteindelijk ga ik pas rond 09.30 op stap, ongehoord laat voor mijn doen. Ik kom algauw bij een bivak met een latrine, waarin iemand twee Italiaanse slippers heeft achtergelaten. Ik moet meteen denken aan Leif, wiens goedkope teenslippers in Jäkkvik stuk gingen. Zou hij nog verder zijn gegaan?
Morten is ook nog bezig in te pakken. Hij klaagt dat het laatste stuk door het bos niet goed onderhouden was en had er meer plankieren verwacht. Ik geef hem een uitbrander. Dat we dwars door een moeras mogen lopen is uniek en natuur is niet altijd schoon en netjes. Dat is juist het avontuur. Had hij soms een stoep verwacht? Ik begrijp dat een trektocht als deze niet voor iedereen is weggelegd, maar leg de schuld niet bij de trail. Er is niets mis met de Kungsleden.
Ik ga verder, langs meren waar de boomrand grijs uit de mist tevoorschijn komt. De mist heeft zijn eigen schoonheid en ik sta regelmatig stil om foto's te maken. Toch ben ik blij dat ik laat ben vertrokken, want stukjes blauw nemen meer en meer van de hemel in. De route slingert door het bos, langzaam klim ik hoger, al bereik ik de boomgrens nog niet. Ik begin het warm te krijgen in mijn outdoorjas. Door de bomen heen krijg ik zicht op bergen. Een enorme bult en een rij besneeuwde pieken daarachter. Ik loop een Duitse vrouw achterop en samen rusten we bij een beek, waar we onze tenten te drogen hangen in de struiken. De zon is inmiddels doorgekomen en ik vul mijn waterfles in de kabbelende beek. De vrouw vertelt dat haar vanuit Ammarnäs verstuurde resupply box pas na tien dagen aankwam in Jäkkvik. Ze heeft nog een dag gewacht, maar kreeg vandaag pas de bevestiging. Ook van andere wandelaars hoorde ze dat hun via Bussgods verstuurde pakket niet is aangekomen. Van mijn pakketten heb ik inmiddels de bevestiging dat ze in Kvikkjokk en Saltoluokta op me wachten. Na een tijdje ga ik alleen verder en bereik de boomgrens. Een snelstromende rivier krult weg van intimiderende berg, de 1266 meter hoge Goabddábákte. De route loopt er recht op af en de berg wordt met elke bocht en kronkel van het pad indrukwekkender. Pas pal onder de vrij steile rotswand slaat de Kungsleden rechtsaf. Ik maak een kort klimmetje naar zadel tussen de twee bergen, de Goabddábákte links en de iets lagere Sjpietjamválle rechts. Het pad is vlak en makkelijk, even kan ik lekker tempo maken en heerlijk mijn benen strekken. Aan voet van de Sjpietjamválle daal ik af en in de donkere schaduw van de Goabddábákte is het koel. De route wordt modderig, wat weer fijn zacht is aan mijn voeten. Toch ben ik blij de zonbeschenen hellingen weer te bereiken. Besneeuwde pieken zijn nu dichterbij en prijken als een parelketting aan de horizon. Het landschap golft omlaag naar de Tsielekjåhkå rivier, waar aan de voet van een ijzeren brug niet alleen Morten, maar ook de Nederlandse Jasper en de twee Slovenen hun bivak hebben gemaakt. Gelukkig past mijn tent er nog tussen.
Dag 13, Tsielekjåhkå rivier bivak - Kvikkjokk, 12 km
Dankbaar maken we gebruik van de ochtendzon en hangen onze tenten op de brug te drogen. Tegen de tijd dat ik heb ontbeten en klaar ben voor een nieuwe wandeldag, zijn zowel de buitentent als het grondzeil droog. Ik ga als eerste op pad door laag bos. Het pad is erg makkelijk, zonder rotsen en wortels en ik kom snel vooruit. De route voert me een aantal heuvels over, die als kreukels in het landschap tussen mij en het water liggen. Zo af en toe is er een meertje en zijn er plankieren, maar het is nooit zwaar. Ik kom diverse fraaie bivaks tegen en uit een ervan verschijnt Niels, een Nederlander die ik blijkbaar al in Jäkkvik heb ontmoet, al kan ik me dat zo niet herinneren. Hij is sneller dan ik, maar houdt na een uurtje rustpauze in de zon. Ik heb last van get-there-itis en loop door. Pas bij de laatste afdaling naar Sakkat, het meer dat we moeten oversteken, wordt het pad iets uitdagender. Gelukkig is dat vooral voor sobo's het geval, die moeten flink en steil klimmen. Voor mij is het even steil, maar ik ga tenminste naar beneden. Een eerste beekje steek ik over via stapstenen. Een tweede ligt niet direct op de route, maar de waterval klinkt zo indrukwekkend dat ik er graag even naar toeloop door het struikgewas. Wanneer ik naast het bulderende water sta, belemmert een groene tak vrij uitzicht op de waterval. Gelukkig liggen er genoeg stenen en voorzichtig klauter ik de beek in voor een betere foto. Dan krab ik me nog eens achter de oren. Terug naar waar ik vandaan ben gekomen, is niet de meest verstandige optie over die natte en gladde rotsen. Ik klim nog een stukje hoger en stap weer veilig de oever op. Door dan, steeds verder dalend en mijn ongeduld neemt toe. De winterroute, die ik al een tijdje had gemist, komt er weer bij. Nog wat laatste plankieren en ik zie Mallenjarka, de onbemande hut aan de oever van Sakkat. Ik loop door tot het water en heb een fantastisch uitzicht op het meer, de houten pier en de bergen erachter. Het kan zó op een ansichtkaart. Het is nog bijna twee uur wachten op de boot en ik gebruik de tijd om mijn broek te wassen, die na twee dagen wandelen alweer tot aan de knieën onder de modder zit. Ook laat ik mijn voeten een tijdje in het ijskoude water bungelen voor ze weer mogen opwarmen in de zon. Niels en Morten komen erbij en we praten over onze plannen de komende dagen. Morten houdt het in Kvikkjokk voor gezien. Hij is er nog steeds overtuigd dat hij makkelijk de PCT zou kunnen lopen, maar heeft zijn prioriteiten bijgesteld. Daarnaast vindt hij dat Zweden zich zou moeten schamen over een zo slecht onderhouden pad als de Kungsleden. Daar heb ik uiteraard zo mijn eigen gedachten over, maar ik denk dat hij er inderdaad verstandig doet om te stoppen. Dit is een pad voor liefhebbers, mensen die van wandelen houden en voor wie de liefde voor de natuur groter is dan hun verlangen naar comfort en droge voeten. Wie constant klaagt, kan beter thuisblijven.
Tegen de tijd dat we de boot kunnen verwachten, is mijn broek zo goed als droog en zijn mijn voeten lekker opgefrist. Niet veel later komt er een flinke sloep aan die twee mountainbikers afzet. Dan pakken we al onze rugzakken en trekking poles in de voorplecht en nemen plaats voor een prachtige vaartocht van twintig minuten naar Kvikkjokk. Via een slingerende route over ondiep water bereiken we een zijriviertje, een camping met die vreemde houten huisjes aan de caravans en tenslotte de aanlegsteiger. Het is maar een kort stukje heuvelopwaarts naar Kvikkjokk Fjällstation, waar het drukker is dan ik tot nu toe ergens op de Kungsleden heb meegemaakt. De Padjelantjaleden begint hier, er zijn dagjesmensen en veel wandelaars starten of eindigen hun tocht hier, waar eens per dag een bus vertrekt naar de rest van de wereld. Het hostel zit stampvol en zelfs een plekje in het restaurant is niet zeker. Ik haal mijn resupply box op en daal af naar het tentenveld. Nadat ik twee blikjes cola in hoog tempo achterover heb geslagen, loop ik naar het dorp, waar de kerk een prachtig juweel is. Houten ruiten zijn als leien over elkaar heen bevestigd op de muren en binnen staat een opmerkelijk grote houtkachel. De fraaie klokkenstoel heeft ruimte voor twee kerkklokken, maar bevat er slechts één. Omdat er een lelijke bus op de achtergrond staat, loop ik er later nog eens naar terug en neem Niels mee. Alles bij elkaar een heerlijk luie dag. c
Dag 14, Kvikkjokk - bivak Suobbatjåkhå rivier 30 km
Het plan was 21 km. Ergens kamperen halverwege de bergkam met uitzicht op de meren tussen de Tjahkelij en de Suobbatjåhkkå. Een mooi plan, maar halverwege de dag gaat het pardoes overboord.
De dag begint zonnig. Ik ruim mijn tent op en haal water in de bulderende Gamájåhkå rivier die zich net achter het Fjällstation door nauwe doorgangen in de rotsen perst. Ik loop naar de receptie en doe op de trap mijn rekoefeningen. Daar zal ik later dankbaar voor zijn. De Kungsleden gaat dwars door het Fjällstation heen, een gang tussen twee bijgebouwen door. Ik volg een breed grindpad met her en der bivaks met nog stille tenten. Mijn rugzak voelt zwaar van het extra eten dat ik nu bij me draag, maar het gewicht is vertrouwd. Mijn rugzak is een verlengstuk van mijn lichaam geworden en het gewicht de warme hand van een vriend. Ik mis mijn linker gamache, die ik gisteren vanwege de talloze scheuren heb weggemikt. Nog voor ik de eerste plankier heb bereikt, moet ik stoppen om mijn schoen te legen. Gelukkig zijn de keien in het bos te groot om de sprong naar mijn schoen te maken. Het zijn er ook veel, ontzettend veel. De hele dag wisselen plankieren, rotsen en boomwortels elkaar af. Normaal lopen is niet mogelijk, elke stap is een zet in een schaakspel en moet worden bedacht en overwogen. Heel vervelend is het niet, maar op den duur ben ik er wel zat van. Ik kom Jasper en Niels tegen, haal hun namen door elkaar. Er is een prachtig meer, waarop twee fuut-achtigen voor me wegduiken Vooral langs de oever is het hoppen van steen naar steen. Soms loopt er voor de afwisseling een beek over pad. De zon is lekker warm en ondanks de stenen geniet ik. Dan passeer ik kort na elkaar twee keer een rendierhek, die de dieren naar een kraal leiden waar wordt bepaald welke dieren worden geslacht. Het eerste hek heeft houten balken die je opzij kunt schuiven, het tweede een poort met ijzeren knip. Kort daarop bereik ik de Pårtestugan, dat zich op een klein schiereiland in het meer Sjábttjakjávrre bevindt. Hier ga ik even naar latrine, want een kuiltje graven is in deze grond zelfs met een ijzeren schepje een haast onmogelijke opgave. Opgelucht loop ik verder, ik heb er tenslotte nog maar 15 km opzitten. Even later kom ik de stugvärd tegen, de hutwaard, en verandert alles. Hij vertelt namelijk dat het weer gaat omslaan. Overmorgen wordt het bewolkt en gaat het waaien. Ik was van plan morgen de middagboot naar Aktse te nemen, maar als ik vandaag een beetje verder doorloop, kan ik de ochtendboot halen en meteen dezelfde dag Skierfe op. Dat wil ik niet missen, ik kijk al dagen uit naar de berg die het mooiste uitzicht van Zweden zou hebben. Met dit nieuwe plan in mijn achterhoofd ga ik door. Het pad wordt nooit makkelijk, hoe ironisch dat ik zo graag in de bergen wandel en tegelijkertijd een hekel aan stenen heb. Pas rond 17.00 uur bereik ik de boomgrens. Ik stijg nog wat verder tussen twee bergen, de Favnoajvve van 1117 meter en de lagere Huomnásj van 884 meter. Het uitzicht op de meren is alles waarop ik had gehoopt. Een stukje groen steekt het water in, het sierlijk krullend uiteinde van een beek omsluitend. De bergkam is vlak en het lopen gaat iets makkelijker. Toch ben ik zo gefocust op mijn voeten en het water in de diepte, dat ik de rendieren pas zie als ik hun hoeven op de rotsen hoor wanneer ze zich uit de voeten maken. De heuvels hullen zich in herfstkleuren, bijzonder mooi. De Jakkejagasi rivier steek ik over via een erg hoge, metalen brug die ik met een soort ladder bereik. Stroomafwaarts staat een tent en iemand zwaait. Ik zie niet of het Niels of Jasper is, maar zwaai vrolijk terug. Mijn voeten beginnen pijn te doen en nog stop ik niet. Ik voel me onstuitbaar, doelgericht en mijn GPS telt de afstand naar Aktse af tot iets wat 's ochtends haalbaar is. Door, alsmaar verder. Ik ben omringd door bergen en geniet, maar hoewel ik probeer in het moment te zijn, kijk ik nu vooral vooruit. Ik daal een stukje af naar een berkenbos voor noodshelter Jågge, die er verlaten bij ligt in een open veld vol bloemen. Dan verder over de bergkam, tot de grond zich onmiskenbaar omlaag buigt naar het dal. Het duurt nog best lang voor ik geschikt bivak vind en ook al is het niet helemaal vlak, ik doe het ermee. Ik voel me niet moe, maar voor koken heb ik geen energie meer. Alles wat niet direct te maken heeft met eten in mijn bakkes schuiven is teveel moeite. Gelukkig zat er in mijn resupply box drop en M&M’s. Het is niet gezond, maar wel erg lekker.
Dag 15, Suobbatjåkhå rivier bivak - bivak kruising Kungsleden/Skierfe bivak 6 km + Skierfe, 14 km
Mijn wekker gaat al vroeg en om 06.00 uur ben ik aan de wandel. Ik steek de rivier over en volg het pad over zachte aarde en plankieren. Algauw kom ik bij een meertje waar rondom, half verscholen om het bos, een flink aantal tenten staat. De meeste wandelaars rusten nog, een enkeling ontbijt of ruimt zijn spullen in. Het pad is vrij makkelijk en al snel ben ik bij de noodshelter. Daar tref ik de Israëlische Anet, die al net zo wandelverslaafd is als ik. Een man roeit weg over het stille meer, een laatste boot achterlatend. Ik hijs de witte vlag en wacht op de motorboot. Die komt onverwacht vroeg en zet de eerste wandelaars af. Dan neemt hij ons mee over Lajtávvre. Het meer ligt er rimpelloos bij en spiegelt de omringende bergen op een prachtige manier. Het is een schilderij, een kunstwerk. Bijna jammer dat het maar drie kilometer is naar de overkant, waar een grote groep wandelaars op hun beurt wacht om te worden overgezet. De laatste kilometer naar Aktse is helemaal over plankieren, omringd door grashalmen met rode pluimen. Er staan nog wat andere huisjes, maar de Fjällstuga is meteen herkenbaar aan de tentjes er omheen en de wandelaars die hun rugzakken omhijsen of nog gauw even wat water halen bij een bron. Ik koop twee blikjes cola en begin aan de klim omhoog. Oorspronkelijk wilde ik bij Aktse mijn tent opzetten, maar toen ik vanaf de boot de bergwand zag, besloot ik het op de afslag naar Skierfe te doen, zodat ik de klim maar één keer hoef te maken. Het is een vrij steile klim, maar na een half uurtje ben ik boven de boomgrens en bij de afslag. Er zijn volop bivaks en ik kies een mooi plekje met uitzicht op het water in de buurt van een zeegroene tent die me vaag bekend voorkomt.
Met een lichte dagrugzak ga ik op pad. Het gebrek aan gewicht op mijn rug voelt onwennig, het klopt niet en even ben ik bang dat ik iets vergeten ben. Het pad begint vriendelijk, maar ook hier ontkom je niet aan de modder. Ik spring en stap van steen naar steen, over wortels en door struiken. Dan kom ik hoger en wordt het droger. Ik schiet niet snel op, want het uitzicht op het dal Rapadalen wordt met de minuut mooier. In Sami heet het dal Ráhpavágge en het is een uitgestrekte delta van meanderende stroompjes die uitkomen in de Lajtávrre, ingeklemd tussen indrukwekkend hoge bergen. Ik kom René tegen, die op de terugweg is van Skierfe en we kletsen bij over de mensen die we hebben leren kennen. Voor me torent Skierfe de hoogte in tot zijn 1.179 meter, maar ik zie al dat ik eerst mindere bergen over moet, die zich als plooien in een oude jas voor Skierfe hebben neergelegd. Dit is puur rotslandschap. Het pad is niet gemarkeerd, er zijn talloze paadjes en soms kies ik een verkeerde die eindigt in een enorm keienveld. Her en der staan kleine cairns om de weg te wijzen, maar ook die zijn soms verwarrend. Skierfe is een trekpleister en andere wandelaars helpen me oriënteren. Zoals in de bergen gebruikelijk begin ik aan de beklimming van Skierfe met een omweg, aan de verre kant van de berg. Op Skierfe zelf blijft het pad aanvankelijk lastig te vinden, maar makkelijker dan in het keienveld. Dan komen de vele paden samen tot één duidelijk pad naar de top. Eenmaal boven gooi ik mijn trekking poles neer, eerst foto's. Ik lig op mijn buik en steek de camera over de rand van de rots, die bijna verticaal naar beneden gaat. De vallei Rapadalen is ongewoon sierlijk en verdient de eretitel van het mooiste uitzicht van Zweden. Het uitzicht maakt me nederig, zoveel schoonheid, dan voel je je klein. Wat bof ik dat ik hier mag zijn, dit mag zien. Wat een voorrecht. Het is helder en af en toe breekt de zon door. Ik heb gisteren niet voor niets zo ver gelopen. Dit uitzicht was elk pijntje waard. Nadat mijn honger naar foto's is gestild, knort mijn maag. Het blikje cola en de M&M’s uit mijn resupply box zijn nu erg welkom. Ondanks de zon die regelmatig van achter de wolken tevoorschijn komt, waait er een stevige, frisse wind. Na een kwartiertje ga ik alweer naar beneden. Het pad vinden is nu makkelijker. Het lijkt alsof al die keuzemogelijkheden zijn verdwenen en er is nog maar één , duidelijk pad. Mijn rechtervoet doet pijn. Het blijkt geen blaar, maar een flinke drukplek die al rood is en op het punt staat een bloedblaar te worden. Zolang ik mijn voorvoet niet rechtstreeks op een rotspunt zet, moet het wel gaan. Hoop ik.
Dag 16, kruising Kungsleden/Skierfe bivak – Avtsusjvágge noodshelter, 18 km
Er hangt een donkere lucht en een enorme regenboog boven Skierfe. De regen die op mijn tentdoek tikt en de bui die door Rapadalen schuift, bewijzen dat ik er goed aan heb gedaan mijn planning te versnellen en gisteren al Skierfe te beklimmen. Ik draai me nog eens lekker om in mijn warme slaapzak. Tegen tien uur laat ik de lucht uit mijn matje lopen en begin ik dan echt met inpakken. Een half uurtje later hijs ik mijn rugzak om en begin aan de klim over de flank van de Doaresoajvve. Het pad is vrij stenig en ik zet mijn voeten zorgvuldig neer om mijn voorvoet zoveel mogelijk te ontzien. Wanneer ik omkijk, zie ik een ver meer schitteren in het zonlicht. Vooruit is een berg vol rotsen, het rood van de beginnende herfst en een regenboog. Wat bof ik toch, dat ik hier mag loen. En gelukkig wordt het pad makkelijker en kan ik lekker doorlopen. Bij het bord 'laatste kans om de boot te bellen' heb ik geen signaal. Gelukkig heeft Anet gisteren al de middagboot geboekt en ik maak me niet veel zorgen. De afdaling is steil, maar het uitzicht op het meer Gåbddåjávvre en de omringend bergen is geweldig. Ik daal af naar een berkenbos waar de plankieren af en toe best spannend zijn en nog maar met een paar spijkers aan elkaar lijken te hangen. Iets sneller dan verwacht, bereik ik het boothuis, waar René en Anet al met een Duits stel om de ijzeren tafel zitten. Ik graaf mijn M&Ms op, maar heb er nog amper een paar naar binnen gewerkt, als een Frans stel aankondigt dat de boot er is. Ze hebben hem buiten de gebruikelijke vaartijden besteld en ook wij betalen de hogere prijs om al meteen te worden overgezet. Zo hoeven we geen vier uur te wachten en dat is wel 100 kronen extra waard. De overtocht is spannend, de schipper vaart snel langs de rode boeien en houdt een soort slalomkoers aan om verborgen rotsen heen. Aan de overkant rekenen we af en bestellen meteen een cola bij de schippersvrouw die in een prachtig blauw huis woont met bloemen op de veranda. Na een korte pauze gaan we verder. René loopt al snel op ons uit. Het pad is breed en makkelijk, eerder een karrenspoor dan een wandelpad. Op het plateau zijn er ontzettend veel rendieren, lui grazend in groepjes, een gekleurde band met nummers om hun nek. Wanneer ze me aan zien komen rennen ze al even lui weg, niet hard en niet ver. De route loopt langs een diepe kloof met een rivier erin en het is schitterend. Ik blijf foto's maken en vraag me af hoe zoiets bijzonders kan ontstaan. Na 11 km bereiken we de noodshelter, die met stevige ijzere kabels is vastgesjord. De wind waait hard en ik twijfel niet aan de noodzaak van de kabels. De hut is knus en we besluiten het niet te wagen in deze wind onze tenten op te zetten. Op de houten banken onder het schuine dak rollen we onze matten en slaapzakken uit.
Dag 17, Avtsusjvágge noodshelter- Saltoluokta Fjällstation, 9 km
De wind huilt de hele nacht om de noodshelter heen. Uiteindelijk is het nog aardig warm en we hebben geen van alle zin om naar buiten te gaan. Maar de natuur dwingt me tot opstaan. Mijn toiletpapier is op en in Aktse verkochten ze geen losse rollen. Het stuk toiletpapier dat ik meenam uit de latrine is op. Een paar pagina's met advertenties uit mijn wandelgids bieden een noodoplossing. Het voelt een beetje als heiligschennis, paginas uit een boek scheuren, maar het moet. Nadat we zijn ingepakt gaan we op pad. René speert al snel weg en omdat ik vaak stil blijf staan om te fotograferen, raakt ook Anet uit beeld. Ik heb de wind tegen en mijn vingers worden al snel koud. Maar het landschap blijft fantastisch, de bergen indrukwekkend en de rendieren overvloedig. Langzaam bereik ik de rand van het plateau en zie Langas Lake in de diepte. De bergen hebben een grimmige blauwe kleur en de verten zijn prachtig, zeker nu het landschap herfstkleuren begint te krijgen. Dan daal ik af in een berkenbos dat overgaat in een dennenbos. Ik zie meerdere andere wandelroutes en markeringen van dagwandelingen en moet me inhouden. Ik zou tenslotte rust houden. Ik loop door naar de Fjällstation, waar ik mijn tweede resupply box ophaal, vol lekkers én een kilo Goudse kaas. Daarna wacht ik met René en Anet bij het haardvuur tot ik kan inchecken.
Dag 18, Saltoluokta Fjällstation - Vakkotavare - bivak, 3 km
Vandaag is een reisdag. Hoewel het gezellig is om te praten met René, de Nederlandse Laura en de andere Nederlandse en Duitse wandelaars in het Fjällstation, is het na het uitchecken 's ochtends vroeg toch vooral duimen draaien en wachten op de boot van 15.10. Weer heb ik mijn rust-/reisdag goed getimed. De hele dag miezert en regent het en het ziet er niet naar uit dat het snel opklaart. Wanneer het dan eindelijk tijd is om in de boot te stappen, staan we met zijn allen te trappelen. De bus komt niet veel later en ik laad nog even snel mijn camera op, die ik was vergeten. De bus rijdt langzaam over de smalle weg langs de Suorvájávrre, maar vanachter de grote voorruit boven de chauffeur zien we dat het langzaam lichter wordt. Wanneer we in Vakkotavare uitstappen, is het droog. Mijn voeten jeuken om weer te wandelen. We beginnen met een steile klim omhoog langs een spectaculaire waterval die al kronkelend over de stenen dondert. Laura en René pakken het eerste bivak in het bos, maar ik klim hoger, tot boven de boomgrens. Daar is het verrassend genoeg bijna windstil en na drie kilometer zet ik mijn tent op langs een kabbelend riviertje. Ik heb uitzicht op een besneeuwde top, een andere bergtop blijft verborgen onder een grijs wolkendek.
Dag 19, bivak Vakkotavare - Kaitumjåkka rivier bivak, 18 km
De zon probeert door te breken, maar de wind maakt het nog steeds koud. Toch begin ik vol goede moed te lopen. Het landschap om me heen is schitterend en ik geniet van de besneeuwde toppen. Er zijn rotsen en plankieren en ook de rendieren laten zich weer goed zien. Op een pas zie ik ook de hutjes van de rendierherders die in de gids beschreven staan. De route maakt een slinger naar een nieuwe brug en ik begin af te dalen naar het meer Teusajaure. Wanneer wandelaars me in groepjes van twee en vier tegemoetkomen, weet ik dat de ochtendboot is geweest. Een van de laatsten die ik tegenkom is de stugvärd, die van de uitgedunde naseizoensdienstregeling gebruik maakt om te wandelen. Ze adviseert me niet te roeien, de wind is aardig hard en juist aan de overkant van het meer staat een flinke stroming. Ik wil eerst met René overleggen voor ik me er bij neerleg vijf uur te moeten wachten op de middagboot. Ik daal af door een groter stuk bos dan ik had verwacht en kom bij het water. Aan de overkant, verleidelijk dichtbij, zie ik de houten gebouwtjes van Teusajaurestugorna aan de voet van een immense waterval. De eerste helft van de kilometer lange oversteek ligt het water er kalm bij, maar aan de andere kant zie ik schuimkoppen. Ik haal wat snacks uit mijn rugzak en bereid een vroege lunch terwijl ik op René wacht. Die komt niet veel later en samen besluiten we het erop te wagen. René roeit en doet dat veel slimmer dan ik gedaan zou hebben. Ik was recht op mijn doel afgegaan, maar René vaart met een boog tegende golven in en mikt op een stuk kust een eindje boven de stugan. Tegen de tijd dat we bij de andere oever zijn, duwt de stroming ons naar de stugan toe. Vlak voor de plaats waar we de boot moeten achterlaten, is het ondiep, maar ongeduldig als ik ben, spring ik zo het water in. Mijn schoenen lopen vol en dat deert me niet. We zijn er. We trekken de boot het strandje op en lopen naar de stugan, waar het heerlijk warm is. Ik zet mijn schoenen bij de kachel te drogen en wring mijn sokken uit. Die komen naast de kachel op een waslijntje. Ik trek mijn waterdichte sokken aan en na een rust van een uurtje trekken we verder. René is algauw weer uit het zicht, maar dat geeft niet. We lopen niet samen, maar komen elkaar wel continu tegen en dat voelt vertrouwd. De route voert steil omhoog door het bos, rechts van de waterval die voorlopig nog voor me verborgen blijft. Dan zie ik een zijpaadje en een luierende wandelaar bevestigt dat het naar de waterval voert. Die is inderdaad indrukwekkend zo van dichtbij. Ik klim verder omhoog, weer boven de boomgrens. Over rand van de pas verschijnen fraaie hoeveelheid witte pieken. Een korte sneeuwbui bewijst dat het kouder wordt. Ik daal af naar vallei waar de Kaitumjåkka stroomt. Overal om me heen zie ik witte pieken en bergen die sierlijk in elkaar overlopen. Parallel aan het water loopt een rendierhek met aan beide kanten rendieren. Meertjes met wolgras vleien zich om de plankieren. Volgens de gids zou het pad makkelijk moeten zijn, maar de hoeveelheid stenen en rotsen spreken dat tegen. Een donkere lucht belooft meer sneeuw. Bij een ijzeren brug over de rivier roept René me. Ik zet mijn tent op naast de zijne, maar een buff van de Balkan Trail die ik onderweg vond, is niet van hem.
Dag 20, Kaitumjåkka rivier bivak- Salkastugorna bivak, 25 km
Het moeilijkste deel van de dag is 's ochtends je knusse slaapzak uitkomen om je tent op te breken in de koude morgenlucht. Ik laat mijn dikke slaapmat met een plof leeglopen, waardoor de slaapzak opeens een stuk minder aantrekkelijk wordt en dwing mezelf tot de ochtendklusjes die nu eenmaal bij kamperen horen. De zon probeert door te komen, maar er staat nog steeds een flinke wind en het is behoorlijk fris. Niet veel later stamp ik over de ijzeren wiebelbrug het bos in naar Kaitumjaurestugorna. De stuga is prachtig gelegen op een heuvel die uitkijkt over Padje Kaitumjaure lake. De stugvärd, een oudere vrouw, is blij met een bezoeker zo in het naseizoen. Ze vertelt dat er ongebruikelijk veel wandelaars nog op pad zijn, zo in september. Ook vertelt ze dat het morgen gaat regenen en waaien. Dat belooft wat voor de Tjaktja pas.
Ik verlaat de stuga en wijk even van de Kungsleden af om het 'bad' te bekijken, waarvan een andere wandelaar me gisteren vertelde dat het de moeite waard is. Het blijkt de Tjäktjajåkka rivier die zich tussen de rotsen doorperst. Een piepklein zandstrandje moet het bad voorstellen. Terug de Kungsleden op. Ik wandel door een vallei omringd door prachtige bergen en raak niet uitgekeken. Het landschap golft op en neer en soms zijn er meren of rivieren die het beeld nog verder verfraaien. Zo nu en dan zijn er stukken met rotsen, maar ook stukken waar je bijna normaal kunt lopen. De plankieren zijn af en toe wel spannend, half verrot of nog maar met een paar flinke spijkers op hun plaats gehouden. Het blijft fris en voor het eerst trek ik mijn wollen handschoenen aan, over de vingerloze handschoenen die mijn handpalmen beschermen tegen wrijving met de trekking poles. De kou heeft ook effect op de batterij van mijn camera en om toch foto's te kunnen maken, berg ik de batterij op een warm plekje op. Dat maakt het wel een gedoe om foto's te maken, eerst de batterij te voorschijn halen, foto maken en weer opbergen. Maar ik heb het ervoor over. René passeert me en houdt even later rust bij Singistugorna. De zon is doorgekomen en uit de wind is het best lekker. Hier zegt de stugvärd dat de regen en wind wel meevallen. We twijfelen over wat te doen, maar lopen in ieder geval door naar Salkastugorna. De route voelt lang, maar is erg mooi. Ik blijf omringd door bergen met witte toppen. Ook kom ik nu meer wandelaars tegen, dit is het populairste deel van de Kungsleden: goed bereikbaar en vrijwel alle hutten hebben een winkeltje. De meesten mensen lopen het traject Abisko - Nikkoluokta en slaan bij Singi af. De Fjällraven Classic, een groot evenement met zo'n 2.000 wandelaars, legt de route in omgekeerde richting af. Ik kom langs een noodshelter waar meerdere wandelaars uit de wind rusten. Eigenlijk zou ik mijn lichaam ook wat rust moeten gunnen, maar ik wil door. Het steekt toch een beetje als je wordt ingehaald door een jonge meid om gympies. Bij twee bruggen kijk ik uit naar René, maar zie zijn olijfgroene tarptent niet staan. Is hij dan toch doorgelopen naar de stugan? Als ik er aankom, staan er meerdere tenten om de stugan heen, inclusief een bekende groene. Ik zet mijn tent op naast die van René en geniet van de cola die ik in het winkeltje koop. Meerdere rendieren knabbelen van de struiken, nog geen zes meter achter mijn tent. Het koelt snel af en ik duik mijn slaapzak in.
Dag 22, Salkastugorna bivak – Alesjaurestugorna bivak, 25 km
Na een onverwachte en erg luie rustdag vanwege de slechte weersvoorspelling, kan ik vandaag niet wachten om te wandelen. Al om 06.00 uur begin ik mijn spullen te pakken en een half uurtje later ga ik op stap. Ik volg de vallei Tjäktjavagge naar zijn eind en onderweg verras ik een aantal rendieren. Twee lopen zenuwachtig langs de rand van een diepe rivier voor ze een plek vinden om over te steken en zich weer bij hun roedel te voegen. Verderop staan Niels, Eva en Rogier met hun tenten naast elkaar en maken aanstalten om op pad te gaan. Ik loop door, langzaam genietend van een rimpelloos meer dat de bergen weerspiegelt, een verre waterval. Wanneer ik aan de voet van de pas sta, houd ik een korte pauze en eet wat M&M's. Even wat brandstof voor ik ga klimmen. Maar de weg omhoog is veel minder lang en veel minder steil dan ik verwachtte. Een stukje van hooguit tien meter is even uitdagend, verder is het een geleidelijk steigend bergpad. Op de bergen om me heen ligt sneeuw, maar het pad is sneeuwvrij. Voor ik de pas overtrek kijk ik nog eens achterom, naar de vallei waar ik nu al twee dagen doorheen trek. Ik kan niet tot het einde ervan zien, maar de verre bergen zijn schitterend. Het zijn geen scherpe, getande pieken zoals in de Alpen, maar afgeronde bulten in grijs en groen. Vooruit dan en ik bereik de noodshelter op de pas. Vanhier heb ik een fraai uitzicht over de zadel naar de andere vallei. Een verrassend groot aantal wandelaars komt omhoog. Ik daal af over steen en water. Er zijn veel plankieren, ook waar dat eigenlijk helemaal niet nodig is. Net voor de vallei ga ik even van route af naar Tjäktjastugan, een van de weinige hutten zonder winkeltje, zoals een bordje bij de afslag waarschuwt. Maar het is de moeite waard, want de rivier, die als Čeavččanjire op de kaart in de wandelgids staat, stroomt met een krachtige waterval de vallei in. Vanaf de hut is een smal pad naar het water en nog voor ik de waterval van dichtbij kan bekijken, word ik verrast door een aantal fjällripa, alpensneeuwhoenders. Een hele familie, ontzettend goed gecamoufleerd tussen de rotsen. Het lukt me een aantal goede foto’s te maken en ik ben blij. Wat een cadeautje. Terwijl de stugvärd hout splijt om aanmaakhoutjes van te maken, strijk ik neer op een bankje met een schitterend uitzicht op de vallei en het water dat zich uitstrekt naar de horizon. De rivier stroomt in een diepe kloof en aan de overkant zie ik wandelaars als kleine stipjes over de Kungsleden lopen. Na een tijdje keer ik terug naar het pad en loop ik er zelf. Het pad is weer makkelijk, weinig rotsen, veel plankieren en vaak ook gladde aarde. De fjällstugan, Alesjaure zie ik lang van tevoren, maar het pad kronkelt er tergend langzaam naar toe. In een wijde boog draait het pad om de hut heen. Over heuvels en bergjes. De hut komt amper dichterbij en ik voel me moe worden. Uiteindelijk bereik ik een plateau waar tenten verborgen zijn tussen lage struiken. René staat er en we kletsen even voor ik op zoek ga naar mijn eigen plekje. Ik vind het langs de rivier, achter een plek met bankjes en een barbecue van een halve oliedrum. Zittend op de bankjes koken René en ik ons avondmaal. Erg gezellig.
Dag 23, Alesjaurestugorna bivak - Siellajokha River, 18 km
Regen tikt zachtjes tegen het tentdoek. Mijn Thermarest slaapmat is 's nachts deels gedelamineerd, waardoor er bij het voeteneind een enorme luchtbel zit. Gelukkig is het grootste deel nog bruikbaar en samen met mijn opblaasbare hoofdkussen kan ik toch fatsoenlijk liggen. Ik draai me nog eens om. Wanneer de regen wat minder lijkt te worden, dwing ik mezelf op te staan. Ik pak mijn spullen en steek de rivier over, over de ijzeren wiebelbrug die met elke stap zingt. Het pad naar de fjällstuga is steil, maar kort. Vanaf het plateau heb ik uitzicht op het langgerekte meer, Alisjávri, en het Sami-dorpje aan de overkant. Ik daal af naar een modderig pad langs de oever, met hier en daar plankieren. Ik haal Laura in, die aan het meer heeft gekampeerd en nu met stijve voet langzaam op gang komt. Er is laag struikgewas, dat mijn broek verzadigd, die tot dan toe droog was gebleven. René loopt ons voorbij en verdwijnt in de verte. Het begint weer te miezeren. Vanaf de bergen komen beken en rivieren naar beneden. Soms is er een brug, maar we mogen ook van steen naar steen naar de overkant hoppen. Na vijf km is er een boothuis, een overdekte shelter waar in het hoogseizoen wandelaars die een paar kilometer willen overslaan de boot naar Alesjaurestugorna kunnen nemen. Wij schuilen er voor de regen, die niet intenser wordt, maar wel aanhoudt. We snacken en gebruiken een lunch en Laura buswackt naar de scheve latrine zonder deur even verderop, maar kiest uiteindelijk toch voor de struiken. Daarna gaan we weer op pad. Ik draag vrijwel alle kleren behalve mijn slaapoutfit en doe voor het eerst mijn regenbroek aan. Knus ingepakt ga ik verder, de regen deert me niet zoveel meer op deze manier. Via een smalle doorgang stroomt de Alisjávri in de Rádujávri. De bergen op de achtergrond zijn mistig, maar daarom niet minder spectaculair. Nog steeds komen ons wandelaars tegemoet, al zijn het er niet zoveel als gisteren. Langzaam draait de route weg van het water. Er is een rendierhek, dat we met een stevige trap bedwingen. Dan trekken we de vallei Gárddenvággi in, tussen de 1154 meter hoge Gárddenvárri en de 1461 meter hoge Šiellanjunni, waarvan de top in wolken is gehuld. Er is een flink stuk met stenen en rotsen en ik kom maar langzaam vooruit. Over een smalle bergkam daal ik af naar het water van de Siellajokha, die ik in de diepte al kan horen bulderen. Net aan de andere kant van de rivier is er een aantal bivaks, de laatste plaats voor Abisko National Park waar wildkamperen is toegestaan. Er staan niet veel tenten, maar de latrine is stinkt een uur in de wind en ligt vol afval en ook langs een zijpaadje liggen talloze toiletpapiertjes te ontbinden. Ik ontdek zelfs een luier onder een steen! Jakkes. Ik zet mijn tent naast die van René en we maken plannen voor onze laatste wandeldag. Laura loopt door naar Abiskojaurestugorna, omdat ze rond het middaguur in Abisko wil aankomen. Met nog 16 km te gaan, zal mij dat niet lukken, maar dat ik er morgen kom, is zeker.
Dag 24, Šiellajokha River bivak - Abisko, 16 km
Weer word ik wakker met regen, maar het weerhoud me niet om vroeg op te staan. Voor de laatste keer pak ik mijn rugzak in en ga op stap. De route voert iets omhoog langs berken die ver uiteenstaan. Dan daal ik af naar het bord dat Abisko National Park aankondigt met strenge regels voor kamperen en het plukken van bessen en paddestoelen. Er zijn plankieren, sierlijk kronkelend naar de volgende heuvel. Van diepgroene, met wolken bedekte bergen stromen waterval naar beneden. De Abiskojaurestugan is iets van deroute af en ik loop hem voorbij, beginnend aan de laatste 12 km naar Abisko. De route loopt langs het langgerekte meer, Ábeskojávri. Nijdige schuimkoppen stuiven over het water. Halverwege het meer is een Sami-dorp en dat betekent dat er dubbele plankieren zijn voor de atv’s waarmee ze zich verplaatsen van hun zomer- naar hun winterdorpen. Het pad is makkelijk en er zijn vrijwel geen rotsen meer. Af en toe loop ik in een regenbui, maar boven de bergen aan de overkant van het water zie ik blauwe lucht en dat stemt me hoopvol en blij. De zomerroute blijft een eindje weg van het Sami-dorp, maar als ik wat gebouwtjes zie, steek ik nieuwsgierig door een bosje naar de winterroute, die er pal langs loopt. Er staan twee kata's, traditionele huisjes van hout en turf, nog echt in gebruik zijn, met ramen en een kachelpijp. Het dorp ligt er nu stil en verlaten bij, de kata’s goed afgesloten. Het zou niet in me opkomen door de ramen naar binnen te gluren. Dit is een levend dorp, geen toeristische attractie en als bezoeker heb ik respect voor de mensen die hier wonen, ook al zijn ze er nu niet. Er zijn ook houten huisjes en schuren, een mix van oud en nieuw. Over de zomerroute zie ik René met zijn gele regenhoes voorbij komen. Zoals gewoonlijk loopt hij behoorlijk snel, maar over de atv-weg haal ik hem toch in. Even later stop ik bij een latrine en ben ik hem weer kwijt. Hoewel de weg makkelijk loopt, voelt het toch jammer om zo de Kungsleden af te sluiten. Af en toe is er een klein ommetje door het veld, maar de afstand over de weg is groter dan ik zou willen. Dan verlaat de zomerroute de weg eindelijk en mag ik definitief het bos in. Het meer gaat over in een rivier en het gebulder van een waterval klinkt door de bomen. De eerste paar keer kan ik de verleiding nog weerstaan, maar wanneer het geluid toeneemt, moet ik even kijken. De stroomversnelling waar het water zich tussen rotsen doorperst is erg mooi. Het is fijn om weer in bos te zijn, bomen te zien na zo lange tijd over boomloze vlakten. Er zijn diverse kleine bruggetjes over beken en het valt me op dat deze zijn gemaakt van een smalspoor. Volgens de wandelgids was hier ergens een steengroeve, maar die is me niet opgevallen. Het pad draait en loopt pal langs het water, dat zich door een nauwe kloof vol zware rotsen perst. Gaaf! Dan kijk ik vooruit en zie ik een gele auto op een brug. Het einde nadert. Ik kom dagjesmensen tegen en voor het eerst een bankje. En dan zet ik mijn voet op het asfalt, moet ik onder een spoorweg en een snelweg door. De tunnel is beschilderd met gestileerde rendieren en uit luidsprekers klinkt traditioneel gezang. Erg mooi. Aan de andere kant van de tunnel is het parkachtig. Een Grensmuseum, grindpad, handwijzer naar een parkeerplaats even verderop. En dan is daar de houten poort, met aan de ene kant alle stugor en aan de andere kant alle bergen en meren langs de trail. Het is klaar. En zoals steeds voel ik een mix van blijheid en verdriet. Blij dat ik weer een droom heb verwezenlijkt, een doel heb gehaald. En verdriet omdat het voorbij is. Ik zou nog wel een maand door willen lopen. Wat is Zweden toch een prachtig land. En de Kungsleden een geweldig pad.
Bekijk hier mijn foto's van deze tocht.
Bekijk hier mijn YouTube video's van de Kungsleden.