Schluchtensteig (2022)
Kloven en watervallen in in glooiend Duitsland

De Schluchtensteig is een van de Top Trails van Duitsland, een prachtige, 119 km lange  wandeling van Stühlingen naar Wehr, op de grens met Zwitserland. De route loopt door een aantal beroemde kloven, zoals de Wutachschlucht en verder door het bos en open veld. Vijf dagen wildkamperen en heerlijk genieten.

 

Dag 1: Stühlingen – Aselfingen,  24 km

Vanaf de camping net buiten het dorp loop ik naar de kerk, waar de Schluchtensteig officieel begint. Er staan wat wandelaars, kijkend naar het informatiepaneel of wachtend op hun wandelmaat. Na een korte fotostop loop ik het dorp uit, steek een toeristische spoorweg over en volg de weg een klein stukje voor de route een heerlijk smal bospad inslaat. Het pad loopt parallel aan de Wutach, maar de rivier blijft verborgen achter een dikke haag van struiken. Een eindje kom ik uit bij een pas aangelegde dijk. Andere wandelaars hebben hem al beklommen en ik volg hun voorbeeld, nieuwsgierig naar wat er te zien is. De Wutach stroomt breed over een ondiepe bedding, maar er is ook vrij recent een stuk bos onder water gezet. Verschillende bomen die met hun wortels in het water staan, hebben nog groene bladeren en de houtsnippers op de dijk zijn nog niet grijs verkleurd. Verderop is er een extra rivierarm aangelegd, zo te zien maakt ook Duitsland extra ruimte voor water.  

Ik steek de weg over en bij het station van een toeristische stoomtrein begint een smal bospad te klimmen. Het pad golft op en neer door een frisgroen loofbos en gezien de benauwde warmte is schaduw zeer welkom. Het pad gaat over in een breede bosweg dat langs de vallei golft. Dan daalt de weg af naar een café, waar het nog rustig is. Ik plof neer op het terras, ik heb geleerd van Portugal, geen dubbele etappes meer, maar een relaxte wandelvakantie. Meer wandelaars en een enkele wielrenner voegen zich bij ons. Terwijl we genieten komt de toerisstische stoomtrein langs, een aantal groene wagons trekkend. Naast het café is een klein pittoresk station, maar de trein rijdt er aan voorbij. Als ik even later verder ga, ben ik weer alleen in een groene tunnel, hoog boven het water. De Schluchtensteig is uitstekend gemarkeerd en ik volg de bordjes zonder problemen. Ik steek de Wutach over en loop onder het Wutachviaduct door, al valt het viaduct me nauwelijks op en lijkt dit deel van de spoorlijn ook niet meer in gebruik te zijn. Het smalle pad slingert langs de vallei, de bodem van het bos bezaaid met bloemen. Vooral tere witte, die naar uien ruiken en waarvan de bladeren lijken op salomonszegel. Bij een waterval die niet op de kaart staat, houd ik even rust om mijn haar nat te maken. Er zitten ook twee Duitsers, vader en zoon, die in de buurt wonen en een dagwandeling maken. De vader biedt me wat aardbeien en frambozen aan en dat is heerlijk. Net zo lekker is het om koele water over mijn verhitte hoofd te gieten, tot mijn haar doorweekt is. Ik kom langs twee uitzichtpunten, bij de eerste blijft de rivier verborgen onder het groen, bij de tweede zie ik een stukje water, waar golden retrievers lekker spelen. De route komt uit het bos en de hitte slaat als een deken op me neer. Daarbij mag ik ook nog een steile heuvel beklimmen, pal omhoog zonder zigzaggen. Het pad gaat langs de rand van een met bloemen bezaaid weiland en het fraaie uitzicht is een goed excuus om af en toe stil te staan en op adem te komen. Na een klein stukje bos leidt de markering me door het open veld naar de Kleiner Buchberg, al vind ik hem niet zo heel klein. Ik merk dat de hitte in rap tempo de kracht aan mijn spieren onttrekt. Vlak gaat nog wel, maar klimmen wordt moeilijker. Ik had genoeg water bij me, dacht ik, maar raak er snel doorheen. Toch sla ik de directe route naar Blumberg over en volg de officiële weg over de flanken van de Grosser Buchberg. En blij toe, want het is schitterend. Een tapijt van witte bloemen zover het oog rijkt. Ik kom bij een hut met uitzicht op het dal, waar ik een dorp kan zien liggen. Nog even volhouden. Vanaf de hut gaat de route tot mijn grote plezier omlaag en de huizen komen snel dichterbij. Aan de rand van het dorp kom ik langs een begraafplaats, waar een man en een vrouw een graf verzorgen. Met een aantal takjes veegt ze het graf schoon en aan zijn voeten staat een groene gieter om de planten te bewateren. Het duurt een paar seconden voor er een lampje gaat branden. Begraafplaats = water. Ik loop langs de graven naar de kraan waar vier gieters naast hangen. Nadat ik mijn fles heb gevuld, maak ik mijn haren goed nat. Ik houd niet van petjes, maar merk dat mijn hoofd te warm is geworden. Verfrist ga ik verder richting het centrum. Op Google maps zie ik dat het dorp verschillende supermarkten heeft en ik ben al een paar honderd meter van de route als ik de openingstijden erbij zoek en zie dat ze alle op zondag gesloten zijn. Tja, dat bestaat natuurlijk ook nog. Terug op de route loop ik naar een kruising met een pleintje waar een fontein staat met een cirkel van maskers. Beter nog, de fontein bevat drinkwater. Weer vul ik mijn flessen bij en rust even uit in de schaduw. Ik twijfel hoeveel verder ik nog zal lopen. Het plan was een camping bij Wutachmuhle, nog acht kilometer verder. Maar één kilometer terug heb ik overgegeven en dat is nooit een goed teken. Ik kijk of er een hostel in de buurt is, maar vind alleen dure hotels. Vooruit dan maar, acht kilometer kan er nog wel bij. Ik loop het dorp uit, waarbij ik de Duitse vader en zoon weer tegenkom. Die hebben een ommetje gemaakt naar de Schleifenbachwaterval en waar het asfalt ophoudt daal ik daar naar af. De waterval is een glad, wit lint over een hoge rots die in een ondiepe poel eindigt. Even kom ik in de verleiding om hier wild te kamperen en te gaan zwemmen, maar nee, zo dichtbij het dorp, dat valt teveel op. En het is een populaire zwemplek, bewijzen drie kinderen die snel hun kleren uittrekken en in het water springen. Om de Schleifenbach over te steken, moet ik een trap afdalen die meer weg heeft van een ladder. Aan de andere kant is het modderig en een vrouw zonder stokken worstelt zich voorzichtig naar beneden. Ben ik even blij met mijn trekking poles. De trappen omhoog zijn iets makkelijker en eenmaal boven kom ik op een brede bosweg. Ik kom uit in Archdorf, waar een weiland vol auto's staat. De brandweer houdt een feestje en het terras zit goed vol. Maar ik vertrouw mijn maag niet en wil door naar de camping. Als ik nu ga zitten, kom ik niet meer overeind. Aan de over zie ik een herberg van het Pelgrimspad en dat brengt me toch in de verleiding. Maar als ik aanbel, geeft de dame aan dat ze ermee is gestopt sinds haar man is overleden. Gelukkig heeft ook dit dorp een bron met drinkwater boven een grote trog. Het bordje 'verboden te vissen' moet natuurlijk op de foto. Ik dunk mijn hoofd weer in het water voor een paar kilometer verfrissing. In Aselfingen herhaal ik dat proces nog maar eens. Ik heb het nodig. Net buiten het dorp steek ik de Wutach weer over en beland op een halfverharde weg pal in de zon. Het is nog 2,5 km naar Wutachmuhle en ik weet dat ik het kan halen als ik doorzet. Maar waarom zou ik. Als ik langs het pad water hoor stromen en in de bosrand een vlak stukje grond zie waar mijn tent prima past, is de beslissing snel genomen. Wildkamperen. Officieel mag het niet, maar zolang je geen sporen achterlaat en geen wild verstoort, vind ik het als natuurliefhebber best. Ik leg mijn grondzeil neer en blaas mijn matje op en rust eerst een uurtje uit. In die tijd zie ik geen andere wandelaars en maar één mountainbiker. Wel stijgt er na een paar uur een luchtballon op van een naburig veld. Ik poedel wat in het beekje en bedenk pas achteraf dat ik dat van de beek weg had moeten doen vanwege de zonnebrandolie. Oeps! Ik besluit geen water te koken, maar maak een paar tortillas klaar voor het avondeten. En bestudeer de route van morgen, waar ik geen camping tegenkom en weer zal wildkamperen.

Dag 2: Aselfingen - Wutach/Rothenbach 21 km

Dit is gênant. Zit ik gisteren nog op te scheppen dat het pad zo belachelijk goed is gemarkeerd, loop ik verkeerd! En dat is helemaal mijn eigen schuld, ik ben de duidelijke bordjes hoog in een boom pardoes voorbij gelopen, de Rotenbachschlucht in. Een erg mooie route en ik genoot volop, tot ik bij een hut kwam en eens op de kaart ging kijken waar ik me eigenlijk bevond. Omdat ik er niet uit kwam de GPS erbij gepakt. Die gaf aan dat ik een heel eind van het pad af was, zelfs nadat ik de hem opnieuw had opgestart omdat ik het de eerste keer niet geloofde. 
En het begon zo goed vanmorgen. Nadat ik mijn tent had ingepakt ga ik vlot op pad. Ik kom geen andere beekjes tegen, dus waar ik heb gekampeerd was ook echt de laatste mogelijkheid. De weg stijgt licht en ik besef dat ik dit gisteren echt niet meer had gekund. Algauw ben ik bij Wutachmuhle, niet meer dan een kruispunt met een houtbedrijf en een kiosk. De kiosk is helaas nog gesloten en daarom loop ik door over het terrein van het houtbedrijf langs de Wutach. Het is erg rustig, maar het is dan ook maandag. Ik kan me voorstellen dat het hier in het weekend een stuk drukker is. Het brede pad slingert, klimt en daalt, maar ik heb nog niet het gevoel in een kloof te zijn. Voor een kleine slang met gele vlekken achter zijn kop sta ik even stil. Het is nog een jonkie, schat ik zo in en volgens Google is het een ringslang. Bijzonder! Zo af en toe loop ik pal langs over de rotsen, onder een hoge klif en met de rivier pal naast me. Zo hoort een kloof eruit te zien. Later wordt het pad lekker smal en modderig, beken stromen pal over het pad of komen zomaar vanonder een rotswand vandaan. Ik loop nu eens hoog boven de rivier en dan weer er pal langs. In de verte zie ik een donkere lucht aankomen en hoor ik gerommel. Ik ben net een grote hut voorbij als het begint te hozen. Ik schuil onder mijn paraplu en loop voorzichtig verder. Het valt niet mee over gladde rotsen af te dalen met in de ene hand twee stokken en in de andere een plu. Het pad verandert in een beek en ik geef het op de plassen te vermijden. Kan ik mooi oefenen voor Nieuw Zeeland, waar je voeten het grootste deel van de route nat zijn. Inmiddels begin ik uit te kijken naar Schattenmühle, maar dat duurt nog even. De kilometers gaan hier langzaam, er valt zoveel te zien en te genieten. Midden in het bos kom ik een kerkje tegen met een picknickplaats ervoor. De kerk is op de eerste verdieping, eronder zitten twee kelders. De een afgesloten met een hek, de andere open. Op de ruwe vloer wat ijzeren pijpen en een heuse pikhouweel. Ik loop verder en bereik eindelijk de Schattenmühle. Op het terras zitten al wat wandelaars en ik neem een lange pauze, ook om mijn camera weer op te laden. Ik bestel een pannenkoek en omdat die erg klein is ook nog een stuk appeltaart. De cola wordt in een bierpul geserveerd en dat is geen kleintje. Net wat ik nodig had. Na een uurtje ga ik verder. Het pad begint breed en makkelijk. Een familie met kinderen zoekt de kabouters in de bomen en vinden er genoeg. Ik loop ze voorbij naar de Rauberschlossle, een grote rots, hoog boven de rivier. Je kunt er omheen lopen, maar echt uitzicht heb je niet. Het pad slingert verder met talloze beekjes die er brutaal overheen stromen. Dan kom ik weer uit op een brede grindweg, die eindigt bij een dam. Een lekker smal pad gaat verder. Ik wil doorlopen naar Lenzkirch, waar een echte camping is. Ik voel me vandaag goed en sterk en het is nog maar zeven kilometer. En dat gaat goed, tot die rustplaats waar ik verkeerd loop. Achteraf heb ik er geen spijt van, want de Rothenbachschlucht was erg mooi, de brede beek met verschillende watervallen en een lekker uitdagend pad. Maar ja, het is wel de verkeerde route. Eenmaal terug bij de rustplaats houd ik het voor gezien. Een mooiere plek om wild te kamperen ga ik niet vinden en bovendien bevind ik me net aan de rand van Naturschutsgebiet. Wildkamperen in een gewoon bos is één ding, in een beschermd natuurgebied wil ik het niet eens overwegen.  

Dag 3: Wutach/Rothenbach - Pfaffenbrünnele, 26 km

Dit keer pak ik de goede afslag langs de Wutach en verbaas me dat ik de markering over het hoofd heb kunnen zien. Het pad loopt nu eens pal langs het water en dan weer hoog erboven. Ik ontdek een boom die in een punt is afgeknaagd. Bevers! Vrij recent ook, aan het lichtgele hout te zien. Wanneer ik weer omhoog slinger, is dat omdat een lager pad met een stevig houten hek is afgezet. Het zal onbegaanbaar geworden zijn. Even later sta ik bij de Rechenfelsen, twee hoge rotsen waar het water zich kalm tussendoor wurmt. Ik kom verschillende bivaks tegen, maar helemaal naar Lenzkirch had ik gisteren waarschijnlijk niet gered. Nu ben ik er tegen 10.30 en duik even een park in als ik een fontein ontdek. Het heet geen drinkwater te zijn, maar het water in de trog is zo helder dat ik het er toch op waag en mijn fles vul. Tegenover het dieproze stadhuis strijk ik kort neer op een terrasje en voor ik verder ga, stap ik nog even binnen bij de bakker ernaast. De handwijzer die naar verschillende dorpen in de omgeving wijst, is versierd met fraai houtsnijwerk. Het doet me aan Engeland denken, waar de plaatsnaamborden ook zo kleurrijk zijn. Uit Lenzkirch begint de weg te klimmen. Eerst nog subtiel en niet al te zwaar. Vanaf de fraaie St Cyruaks-kapel gaat een paar kilometer lang venijnig steil omhoog. Gelukkig heeft iemand bij het gehuchtje Schwende een trog gebouwd en ik drink dankbaar, voor ik mijn hoofd in een tweede bak in het water dunk. Het maakt het laatste stuk omhoog wat makkelijker, maar heel eenvoudig wordt het nooit. Eenmaal boven is er een hut met een speelplaats en een fontein. Het is ongeveer lunchtijd en nadat ik de lekkere koek van de bakker heb opgegeten, strek ik me uit op een bankje en sluit mijn ogen. Het is maar een half uurtje, maar erg verfrissend. Ik daal af naar Hirschen, waar nog een paasboom is opgetuigd. Na weer een korte klim, bereik ik een bos waar drinkwater wordt gewonnen. Een hoogzit staat pal langs de weg en gezien het aantal hoogzits dat ik al ben tegengekomen, verbaas ik me dat ik nog geen wild heb gezien.  Opnieuw daal ik af door het bos en zie voor het eerst de Schluchtsee, donkerblauw tussen de groene bergen. Ik daal af naar het water, waar talloze boten in een weiland klaarliggen om te gaan varen. De route loopt om de plas heen en belandt dan op een brede grindweg naar restaurant Unterkrummenhof. De weg voelt lang en saai. Er is amper zicht op het water en dan is drie kilometer opeens een heel eind. Wanneer het restaurant in beeld komt, zit het terras vol met wandelaars en fietsers. Ik plof neer en geniet van een gebakje en een cola. Na een lui uurtje begin ik aan de laatste drie kilometer naar de hut waar ik wil overnachten. Het gaat omhoog, natuurlijk. De weg naar de Krummenkreuz Hütte gaat door het bos, wat erg fijn is. Tegeonver de hut is een trog met een waterbron die vrolijk spuit, naast de hut een groot, houten kruis. De hut blijkt echter particulier te zijn en is met een hangslot afgesloten. Er is wel een overdekt zitgedeelte waar ik mijn matje zou kunnen leggen, maar ik besluit door te lopen naar de volgende bron, de Pfaffenbrünelle. Die is maar drie kilometer verder en ik voel me sterk genoeg. De weg slingert verder, langs oude houtstapels en weilanden. Ook deze bron spuit vrolijk in een trog. Er is een fraai stuk gras met picknickbankjes, maar ik ga iets verder weg staan, zodat ik het water niet constant hoor.

 

Dag 4: Pfaffenbrünnele – Todtmoos, 23 km

Ik ontwaak in het bos met een uitbundig vogelconcert. Zo rond zonsopgang begint alles te zingen en ik luister vol verwondering. Het hele bos leeft en zingt, het is oorverdovend en prachtig. Ik pak mijn tent in en volg de bosweg naar het gehuchtje Munchenland en later loop ik St. Blasien binnen. Net buiten het centrum zie ik een straat lager een benzinestation en ik daal af om even wat inkopen te doen. Het centrum wordt doorsneden door de Alb en gedomineerd door de enorme en indrukwekkende dom. Na de promenade loop ik langs een grijs klooster en begin dan te klimmen. Minder steil dan ik op basis van het hoogteprofiel had verwacht, maar het gaat gestaag en hard omhoog. Het is een smal pad langs de rand van de berg en naarmate ik hoger kom, heb ik telkens een ander uitzicht op St. Blasien. Uiteindelijk kom ik op een brede bosweg uit, die verder stijgt. Ik had gehoopt bij de Schwandbrünelle mijn hoofd even onder het water te kunnen steken, maar uit de pijp komen karige druppels. Het is genoeg om mijn hoofd lichtjes te bevochtigen, maar ik word er niet lekker kletsnat en koel van. Ik ga verder omhoog, weer een lekker smal pad, dat draait en swingt. Je zou verwachten dat je de uitkijktoren inmiddels al zou kunnen zien, maar ik heb geen idee waar ik hem moet zoeken. Ik bereik de top en de voet van de stevige, houten toren die meer weg heeft van een bunker dan een uitzichtpunt. Hoge houten muren met kleine ramen erin. Ik rust eerst wat uit in de schaduw, strek me uit in het gras. Dan beklim ik de toren, waar je ook prima zou kunnen overnachten. Elke verdieping heeft een stevige houten vloer. Eenmaal boven heb ik een weids uitzicht op de omringende groene bergen, met diepblauwe verten erachter. Ik kuier verder naar Klosterweiher, waar aan een klein meer het enige restaurant zit dat ik vandaag tegenkom. Ik claim een plekje onder een parasol en bestel iets lichts, want mijn maag geeft signalen dat hard werken op dit moment teveel gevraagd is. Over de balustrade hang ik mijn tent te drogen. Met moeite krijg ikde omelet naar binnen en ik heb weinig zin om verder te gaan. Maar ja, ik kan hier ook niet blijven. Uiteindelijk hijs ik mezelf overeind. Ik voel me langzaam naar worden. Misselijk. Ik geef over en duik het bos in voor de onderkant. Wat is hier aan de hand? Wanneer ik in de schaduw een bankje tegenkome, ga ik een uurtje liggen om mijn maag tot rust te laten komen. Wandelaars komen voorbij en ik zie ze verder lopen over een met gele bloemen bedekte heuvel, pal in de zon. Met frisse tegenzin ga ik verder en zolang ik niet hoef te klimmen, gaat het. Maar zodra ik de heuvel bereik en iets meer inspanning van mijn lijf vraag, komt de omelet er weer uit. Er is nog steeds geen water onderweg en dat is met deze hitte een probleem. Wanneer ik langs een weiland kom, zie ik uit een pijp helder water stromen. Normaal waag ik me niet in een weiland voor water, maar dit stoomt het weiland in en er niet uit. Ik stap over het lage hek en pik zorgvuldig mijn weg over de rotsen tot ik mijn hoofd onder het koele water kan steken. Dat doet me goed. Even later daal ik door het weiland af langs een kudde koeien die lui in het gras liggen. Aan de andere kant is er een paadje langs de weg en wanneer ik in de berm een grote boom zie die schaduw werpt op het gras, is de verleiding te groot. Ik gooi mijn spullen af en lig weer een uurtje voor pampus. Het enige voordeel is dat het wat koeler is wanneer ik eindelijk verder ga. Zo’n twee kilometer voor Todtmoos, aan het begin van de Hohwehrschlucht is er een bankje naast een beek. Ik besluit dat het mooi is geweest. Ik gebruik mijn tent als hoofdkussen en lig een paar uur op het bankje, voor ik uiteindelijk de tent opzet en een onrustige nacht doorbreng in het bos.

Dag 7: Todtmoos – Wehr, 25 km

De volgende ochtend loop ik naar Todtmoos en boek een hotel, waar ik twee dagen verblijf terwijl mijn lichaam de maagbacterie onschadelijk maak die ik blijkbaar heb opgelopen. De eerste dag eet ik wat yoghurt en de tweede dag probeer ik wat vast voedsel, al weet ik niet of je ingeblikte ananasschijven vast voedsel kunt noemen. Vandaag is mijn laatste vakantiedag en ik moet hoe dan ook naar Wehr, het liefst wandelend. Ik kan opnieuw niet veel eten, maar voel me sterk. Toch neem ik voor de zekerheid twee ibuprofen die ik in de dorpsapotheek heb gehaald.
Ik start vroeg, zodat het nog niet zo enorm heet is. Het is zelfs mistig en dat geeft fraaie uitzichten als ik uit het dorp omhoog klim. Na een stukje park beland ik op een brede bosweg die me naar het gehuchtje Schwarzenbach brengt. Een paar huizen, een hotel en een werkplaats waar iemand met wat schepraderen een ijzeren bloem heeft gemaakt. De route duikt het bos weer en en daar, aan de voet van een rode hoogzit, is een verkleurde poster die vraagt om uit te kijken naar Scarlett, een vrouw die sinds 2020 is vermist. Ze liep deze etappe van de Schluchtensteig en zo te zien heeft ze ook wildgekampeerd. Ze ziet er sterk en capabel uit en ik vraag me af wat er gebeurd kan zijn. Je kunt hier niet verdwalen en een ongeluk krijgen gaat hier ook bijna niet. Van alle etappes is dit zowat de makkelijkste. Duitsland is erg veilig, maar blijkbaar kun je overal de verkeerde tegenkomen.
Ik loop verder, terwijl ik alert om me heen kijk. Maar ongetwijfeld heeft haar familie dit pad al meerdere keren gelopen en ik verwacht niet dat ik meer zie dan zijn. Bij Au steek ik de Wehra over, een ondiepe, maar heldere rivier. Dit keer is er water genoeg op de route en ik kom meerdere watervallen tegen, waar ik mijn hoofd lekker nat maak. Het water is zo koud dat het bijt en ik er bijna hoofdpijn van krijg, maar dat weerhoudt me er niet van. Ik klom weer hoger en het pad wordt eenheerlijk smal bospad langs een zeer steile hellling, met hoge rotsen aan de andere kant. Er liggen aardig wat bomen over het pad en de eerste zijn laag genoeg om overheen te stappen. Later kom ik een echte woudreus tegen die al deels in stukken is gezaagd, maar ik moet er nog steeds omheen over de afgezaagde takken om weer terug te komen op het pad. Drie Duitse vrouwen lopen me tegemoet en vragen naar een bepaalde afslag, die me niet is opgevallen. Wanneer ik kniel bij een vuursalamander komen de dames weer terug en pletten hem bijna met hun trekkingstokken. Later slaan ze af naar een hut, terwijl ik de markering volg die nu definitief daalt. De route loopt nu parallel aan de weg naar Wehr en het is merkbaar zaterdag, veel toerrijders zijn op pad en verstoren de vrede in het bos met hun motorgeluid. Ook begin ik dagjesmensen en mensen met honden tegen te komen. Bij de Wehra Straussee zie ik Wehr liggen in de niet zo heel verre verte. Ik daal af naar het water en dan is er een trap naar de rand van het dorp. Gelukkig is dit niet meteen het eind. Een park brengt me bijna tot in het hart van het dorp, waar bij het oude slot het eindpunt van de Schluchtensteig is. Er is net een bruiloft aan de gang, dus ik rust even bij een café voor ik terugloop naar het slot om van het fraaie huis te  genieten. Wat mij betreft mocht de Schluchtensteig nog wel honderd kilometer langer zijn.

Bekijk mijn YouTube-video's van deze hike hier.