Nationale Wandeldag Ieper (2014)
Een bijzonder emotionele wandeling door de Vlaamse Velden
Vandaag ben ik meer toerist dan wandelaar. Hoe kan dat ook anders in Ieper, waar zoveel geschiedenis je omringt? Ik heb me ingelezen, voor het eerst het spoor gevolgd van die eerste moord in Belgrado tot het zwijgen van de mitrailleurs in 1918. Gisteren bezocht ik het In Flanders Fields museum. Stond ik onder de Menenpoort waar nog altijd elke dag, élke dag, het Reveille en de Last Post worden geblazen voor een publiek van oorlogsveteranen, nakomelingen en vele, vele toeristen. En vandaag loop ik. Honderd jaar na het begin van de Grote Oorlog organiseert België zijn nationale wandeldag in Ieper.
De start is in een school, net buiten de binnenstad. Hoewel het nog vroeg is, zijn de eerste wandelaars al op pad. Ik meld me aan, kijk verlekkerd naar een flyer van een nieuwe 100 km die ik niet zal kunnen lopen dit jaar vanwege een blessure die lange afstanden onmogelijk maakt, en ga op pad. Langs het water van de gracht lopen we naar een brug. Daar staat het eerste kunstwerk, een in ijzer uitgesneden silhouet van twee kinderen die militairen een bloem aanbieden. Het verbeeldt de van de bevrijde Ieperse bevolking. Een dankbaarheid die ik ken en deel, ook in Nederland staan de Amerikaanse, Canadese, Britse en Poolse bevrijders in hoog aanzien. Door een tunneltje doorsteken we de aarden vestingwal, waarmee Ieper sinds de vroege Middeleeuwen is omringd. Langs de route hangen informatiebordjes met wetenswaardigheden, maar er staat teveel tekst op om te blijven staan. We komen langs een prachtig houten huis, dat een reconstructie is van de typische houten woningen uit 1575 die in de Eerste Wereldoorlog zijn vernield. Bij de Rijselpoort slaan we rechtsaf. Deze poort uit de 14e eeuw was in de oorlog één van de belangrijkste doorgangen naar het front en is de enige stadspoort die bewaard is gebleven. Nog dragen de zwarte stenen tekenen van oorlog: borden die naar de vele begraafplaatsen in de omgeving wijzen. Ik tel er dertien. We beklimmen de stadswal en komen bij de eerste, het Ramparts Cemetery. Het is maar een klein kerkhof en ademt een vredige sfeer. Hier kun je aan mannen denken als individu, als mens. En niet slechts kanonnevoer in slecht uitgevoerde manoeuvres. De Eerste Wereldoorlog was de eerste oorlog waar het doden was geïndustrialiseerd. In de eerste maanden van de oorlog gingen de soldaten nog in één lijn naast elkaar op de vijand af, bajonet op het geweer. Er was maar één mitrailleur nodig om ze te laten sneuvelen. Oorlogvoering veranderde voorgoed, iets wat sommige generaals pas laat begrepen.
De zon komt nu goed op en door het park dat de gerestaureerde vestingwal nu is, naderen we de Menenpoort. Het is een enorm bouwwerk, met sierlijke pilaren, wit marmer en rood baksteen. De muren dragen de namen van soldaten die geen graf hebben gekregen. 54.896 namen en nóg is de poort te klein. In Passendale is een tweede monument, voor hen die vanaf 16 augustus 1917 werden vermist. De marmeren panelen met namen torenen boven ons uit en ik voel met klein. Zo hier en daar is een papieren klaproos in de naden gestoken. Op een stellage liggen kransen. Even ben ik alleen met de doden. Geen wandelaars voor of na mij. Het raakt me diep.
Door een smalle straat lopen we naar de Grote Markt, waar de herbouwde Lakenhal het museum herbergt. Na de oorlog wilden de Geallieerden de ruïne van Ieper bewaren, als monument ter nagedachtenis aan alle omgekomen soldaten. De bewoners gingen hiermee niet akkoord en Ieper werd zorgvuldig herbouwd zoals ze het kenden. De lakenhal is schitterend, een bewijs van de rijkdom die de lakennijverheid Ieper in de 13e eeuw opleverde. Zelf schepen konden er binnenvaren op de inmiddels overkluisde Ieper. Aan de gevel herdenkingsplaten voor de bevrijders. Poolse, Canadese en Amerikaanse militairen. Om naast het indrukwekkende gebouw is een groot monument voor omgekomen Iepernaren. De lijst met mensen die in de Eerste Wereldoorlog zijn gesneuveld is lang. Eronder nog een kleine plaquette met namen uit de Tweede Wereldoorlog, bijna als een terzijde. In Nederland, neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog en bezet door de Duitsers tijdens de Tweede, zijn er amper monumenten over de Eerste Wereldoorlog. Om de impact te kunnen voelen, moeten we buiten onze grenzen zoeken.
Er volgt een splitsing, de korte afstanden buigen af. Ik heb me voorgenomen vandaag 20 km te lopen, voor het eerst sinds ik 7 december besloot echt rust te nemen. Het gaat niet geweldig, maar het gaat. Ik heb geen last meer van mijn lies en ook niet van mijn bil en toch zit er iets nog niet goed. Mijn rechterheup draait niet lekker, is moe en zwak. We lopen naar het station en als daar na 3.5 km een rust is, ben ik daar ook echt aan toe.
Na de rust lopen we langs een beekje en bereiken de randen van Ieper. De 10 en later ook de 15 km zwaaien af. Zomaar midden in een woonwijk, is er weer een oorlogsbegraafplaats. Ook deze is niet zo heel groot en toch is hij door de uniformiteit van de grafstenen indrukwekkend. Aan de rand van de begraafplaats doorbreken 29 stenen het patroon en staan in een halve cirkel. Het zijn 29 soldaten uit het British Empire die oorspronkelijk tussen 1917 en 1918 werden begraven in Fusulier Wood Cemetery, dat bij latere veldslagen werd verwoest.
Langs een grote weg lopen we Ieper helemaal uit. Normaal gesproken zou ik me ergeren aan het verkeersgeluid en verlangen naar de stilte van het bos. Maar vandaag ben ik hier als toerist, als student. En de weg voert me naar nieuwe kennis. Weer een begraafplaats, vol witte stenen stram in het gelid. Voor het eerst zie ik hier ook een zerk voor iemand die wel is teruggevonden, maar niet geïdentificeerd. Toch is ook hij in zijn rust met liefde toegedekt. In plaats van een naam staat er ‘known unto God’. Ik denk aan zijn familie, voor altijd onzeker over zijn lot en laatste rustplaats. Op deze begraafplaats ook een monument voor John McCrae, de Canadees-Britse legerarts die met zijn gedicht ‘In Flanders Fields’ zoveel losmaakte bij zowel soldaten als het thuisfront. Hier bevond zich de verpleegpost waar McCrae dagelijks honderden gewonden verzorgde en hun hand vasthield terwijl ze stierven. Van de verpleegpost rest nog een bunker met een rij smalle kamertjes.
Hier buigen de 25 en 30 km af naar Boezinge, een dorpje verderop met ongetwijfeld nog meer historie. Even kom ik in de verleiding om met ze mee te gaan, ik voel me immers best goed. Maar nee, laat ik nou eindelijk eens verstandig wezen. Langs het kanaal loop ik terug naar Ieper. Ergens langs dit kanaal is ook de Yorkshire Trench, een bij het aanleggen van een bedrijventerrein teruggevonden loopgravenstelsel. Geen van de routes komt er, maar ik neem me voor niet uit Ieper weg te gaan eer ik het heb gezien.
Vlak voor Ieper komen de kortere afstanden er weer bij en door de buitenwijken lopen we naar de andere kant van de stad. De volgende rust is op 11 km en ik begin er zo langzaamaan naar uit te kijken. Voor we de rust bereiken, passeren we nog een begraafplaats. Hoeveel hebben we er nu gehad? Ik ben de tel kwijt. Het zijn er veel te veel. In de rust neem ik een soep, omdat ik anders niet lang genoeg blijf zitten om echt uit te rusten. Daarna ga ik weer op pad. Dit deel van de stad is aardig heuvelachtig. Vlak voor het dorpje Sint-Jan laten we de straten achter ons en trekken de plattelandswegen op. Pal op een heuvel staat een enorme pilaar, ter nagedachtenis aan de 50th Northumbrian Division. Ik wijk even van de route af om het monument van dichtbij te bekijken en een automobilist steekt waarderend zijn duim op. Wanneer we de heuvel afdalen, komen we weer bij een begraafplaats. Maar deze is anders dan de andere. In plaats van de gebruikelijke grafzerken, staat hier een zee van lage kruizen, met daartussen halfronde vormen voor Islamitische of Joodse soldaten. Nooit geweten dat een indrukwekkende 30.000 Marokkanse soldaten in de Vlaamse velden vocht, en niet één monument gedenkt hun specifieke inzet. In plaats daarvan zijn ze verborgen tussen de grafstenen, verspreid over de vele begraafplaatsen in België. In deze, Saint-Charles-de-Potyze, worden 4.200 doden herdacht, waarvan ruim 1.300 niet geïdentificeerd. Je ontkomt hier nergens aan de Grote Oorlog. Even verderop, aan de rand van een braakliggend akker, twee monumentjes naast elkaar. We steken de grote weg over en dalen af naar een dorpje, waar alweer een oorlogsbegraafplaats ligt. Het zijn er zoveel. In de sporthal is een laatste rust ingericht. Van hier is het nog amper 3 km naar de finish. Normaal gesproken zou ik de hele afstand in één keer lopen zonder rust. Nu ben ik blij dat ik even kan zitten om energie te verzamelen voor het laatste stuk. Er zijn nu geen begraafplaatsen meer, even niets. Langs de sportvelden naderen we Ieper. Tot ver buiten de stad staan auto’s in de berm geparkeerd. De wandelgekke Belgen zijn massaal gekomen. En een paar nog gekkere buitenlanders zoals ik. Mijn heup geeft nog steeds last, maar ik negeer mijn lichaam. Deze wandeling was elk ongemak waard. Ieper is een tastbaar monument voor de vrijheid, een permanent eerbetoon aan de gevallenen die het grootste offer brachten, zodat wij in vrijheid kunnen leven.
In de Vlaamse Velden
In Vlaamse velden klappen rozen open
Tussen witte kruisjes, rij op rij,
Die onze plaats hier merken, wijl in ’t zwerk
De leeuweriken fluitend werken, onverhoord
Verstomd door het gebulder op de grond.
Wij zijn de Doden. Zo–even leefden wij.
Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken.
Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij
In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust.
Toe: trekt gij u ons krakeel aan met de vijand.
Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel.
Houdt hem hoog. Weest gíj de helden. Laten de Doden
Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch
Vrede – ook al klappen zoveel rozen open
In zovele Vlaamse velden.