Fanie Botha Trail (2017)
Avontuur in Mpumalanga: brand en bavianen

Sommige websites roemen de Fanie Botha Trail als een van de mooiste wandelpaden van Zuid-Afrika. Ik heb nog niet genoeg van dit prachtige land gezien om te weten of ze gelijk hebben of niet, maar het pad is zeker avontuurlijk en spectaculair. Hoe vaak kom je nu apen tegen tijdens een wandeltocht?

Dag 1: Ceylon hut - Maritzboshut, 9 km
Net buiten het toeristische dorp Sabie, na de houtfabriek en nog voor de Breidal Veil Waterval ligt de Ceylon Hut, het begin- of eindpunt van de Fanie Botha Trail. Het pad zou oorspronkelijk onderdeel uit gaan maken van een heel netwerk van trails, maar dat National Hiking Way System is er nooit van gekomen. Fanie Botha was een minister van waterwerken en bosbouw, over wie ik niets anders kan vinden dan dat er een pad naar hem is genoemd. Vanaf de hut volgen David en ik de witte voetjes waarmee de trail is gemarkeerd het bos in. Een brede gravelweg leidt ons tussen de slanke dennenbomen door. Het is geen natuurlijk bos, maar een houtplantage. Gelukkig betekent dat allerminst dat de route saai is. Er is genoeg te zien voor wie er oog voor heeft. Er zijn prachtige, diepblauwe vlinders die niet lang genoeg stilzitten om te fotograferen. Sprinkhanen storten zich blind in het riet als we naderen met onze stampende voeten. Op de weg liggen de uitwerpselen van een baviaan en even later de zwarte, uiteengevallen hoop van een jakhals waarin we veren en vogelbotten ontdekken. Wanneer we langs een ravijn lopen, horen we iets groots door de struiken bewegen. De begroeiing is echter zo dicht, dat ik niet veel meer opvang dan een glimp van een bruine kont. Beslist een hertachtige, misschien een kudu. In het zand zien we ook sporen van een bok en een katachtige, die David, als ervaren Zuid-Afrikaanse natuurliefhebber, moeiteloos herkent. We volgen de slingerende bosweg omhoog en omlaag, terwijl aan de horizon de groene en bruine bergen voorbij schuiven, uitlopers van de Drakensbergen. Omdat de eerste dag zo kort is, zijn we pas rond 12.00 uur vertrokken. En ondanks de ruime lunchpauze op een stapel boomstammen bereiken we de Maritzboshut al rond 14.30 uur. Het is een idyllische plek met een redelijk groen grasveld en het geluid van een snelstromende beek op de achtergrond. Wanneer de nacht valt, is de sterrenhemel fantastisch, al zien we over de heuvels nog het oranje licht van Sabie.

Dag 2: Maritzboshut – Stableshut, 14 km
Nadat de eerste zonnestralen ons wat hebben opgewarmd, steken we de beek over en volgen de markering het loofbos in. Dit is tenminste een echt wandelpad, smal en kronkelend, zachte aarde onder mijn voeten. Ik voel me opgetogen, dit is het soort wandelen waar ik van houd. Vanaf een afstandje volgen we het water stroomopwaarts, tot het pad ons naar een brug brengt. Het is de eerste van vele, om de paar honderd meter wisselen we van oever. In het begin bestaan de bruggen uit twee boomstammen met houten planken erover. De meeste liggen aardig recht en hebben maar een paar rotte planken, al veren ze allemaal lekker door. Naarmate we verder komen, worden de bruggen schaarser en steken we het water over via stenen, soms ondersteund door een ijzeren kabel. Langzaam worden we ingesloten door hoge rotsen, tot we ons in een kloof bevinden. Als we plotseling om een hoek verschijnen, vluchten twee bruine ibissen luid taterend van ons weg. Het is een geluid dat ik met Zuid-Afrika ben gaan associëren, want de ibissen zijn er net zo talrijk als onze duiven. Een flink aantal bochten en klimmetjes later komen we bij de Cathedral Falls, die vanaf grote hoogte over een rotswand in een poel stort. Na een korte pauze en wat drop steken we een houten brug over en beginnen aan een gemene klim. In korte tijd stijgen we flink en voor mijn gevoel sta ik zowat elke 10 minuten stil om uit te hijgen. Regelmatig liggen er grote stenen op het pad en het is puzzelen waar ik mijn voeten zet. Met mijn gebroken linkerpols nog in een sling is mijn balans niet zo betrouwbaar als ik gewend ben en ik heb alleen mijn rechter trekkingpole ter ondersteuning. Af en toe ligt er een boom over het pad en als ik over een bijzonder fors exemplaar klim en kort mijn evenwicht verlies, voel ik mijn linkerarm protesteren. We komen bij nog een waterval, aan de voet een poel vol helder water. Hoog erboven een rotsblok ingeklemd tussen de wanden van de kloof. Nu begrijp ik waarom dit Chokestone Falls heet. De rots is zelfs begroeid en niet alleen met gras en mos. Een complete boom heeft op de steen een thuis gevonden, maar waar die zijn voedingsstoffen vandaan haalt, is mij een raadsel. Verder gaan we, omlaag en omhoog. Ondanks de verkoelende schaduw van de kloof heb ik het erg warm. En dan zie ik plotseling een boom heftiger bewegen dan wind kan veroorzaken en laat de warmte me verder koud. Een bruine vacht schiet omlaag. Apen! Terwijl de kleintjes vluchten, blijft er één dichtbij, een alarmroep klinkt als een diepe oerkreet. We speuren de dichte begroeiing af, maar het geluid is moeilijk te lokaliseren. Uiteindelijk ontdek ik veel verder dan gedacht achter een tak de gestalte van een aap met een lange, donkere staart. Hij staat rechtop en houdt zich met één arm vast aan een tak. Maar juist als ik hem heb gespot, besluit het dier dat het gevaar is geweken en voegt zich bij de rest van de troep, diep in het bos onder ons, verborgen door het groen. Een Zuid-Afrikaanse groene meerkat, oftewel blauwaap, volgens David, want bavianen hebben geen staart. Wat een geluk. Wanneer kom je nu ooit apen tegen op een wandeltocht?

We stijgen verder tot het lichter wordt en we de zon instappen. Nog een paar meter verder en we naderen de boomgrens, met alleen we dwergdennen lager op de helling. Een cairn geeft de top aan, een trots uitroepteken, al vind ik de champagnefles tussen de stenen dan weer jammer. We zijn omringd door golvende bruine bergen. In de verte zien we Sabie liggen, een dorp met 9.000 inwoners dat ontstond toen er in het gebied goud werd gevonden. Van de cairn lopen we naar een grindweg die over de heuvels slingert. Algauw komen we bij een splitsing die niet op de kaart staat aangegeven. Via de weg kun je rechtstreeks naar de Stableshut, maar wij kiezen voor de variant langs nog een laatste waterval. We klimmen een stukje, maar het is niet zwaar meer. Een smal pad loopt door het gele, dorre gras om heuvels met rotsen heen. We zien geen wild, maar wel uitwerpselen. Dan kijken we uit over een kloof met boomvarens en twee waterbokken vluchten elk een andere kant op. Waar de kloof begint is een kleine waterval, niet meer dan een stroompje dat langs mos in een heldere poel druppelt. Talloze torretjes glijden over het water, waarin ik kikkervisjes op verdronken rotsen zie zitten. Een heerlijk plekje om te zwemmen, ware het niet dat mijn verband niet nat mag worden. Misschien even pootje baden, stelt David voor. Maar als hij zelf op een gladde rots onderuit gaat, weet ik dat ik er goed aan deed om aan de kant te blijven. Na een late lunch gaan we verder. Nog een stukje grasland, wat bos en een grindweg naar de hut, waar een hertachtige snel vlucht. De hut is omringd door houtplantages en kijkt uit op bergen in de verte, die naarmate de middag vordert een dieppaarse kleur aannemen. Algauw krijgen we gezelschap van een Zuid-Afrikaanse familie. De vader is fotograaf en maakt ’s avonds een spectaculaire foto van de melkweg die zó in National Geographic kan.

Dag 3: Stableshut – Mac Machut, 16 km
De eerste vrachtwagens zijn al voorbijgekomen om een lading hout op te halen als we afscheid nemen van onze hutgenoten en weer op pad gaan. We gaan niet naar beneden door het grasland dat zich voor de hut uitstrekt, zoals ik verwachtte. In plaats daarvan nemen we de gravelweg en lopen in rap tempo vier km weg. Onderwijl genieten we van de blauwe bergen, een schier eindeloze mozaïek van in elkaar grijpende uitlopers. Waar de gravelweg afbuigt richting Sabie klimmen wij nog even verder. We komen op een heuvel vol goudgeel gras en rotsen. Hoewel ik een duidelijk paadje volgde, ontdekken we algauw dat we verkeerd zitten. Gelukkig zien we het juiste pad iets lager op de helling en voorzichtig dalen we af. Met ons oog volgen we de route over de bruine bergrug. Veel beter dan een saaie gravelweg. Soms is het even opletten, maar over het algemeen is het pad niet zwaar. Rechts van ons strekt Sabie zich uit in de vallei, veel groter dan we dachten. De lucht is er wazig. Links van ons is het helder en liggen houtplantages te midden van een spinnenweb aan bruine gravelwegen met op de achtergrond die prachtige blauwe bergen. Een adelaar vliegt langs, niet heel dichtbij. Even later lopen we op de bergrug die we eerder van bovenaf bewonderden. Ik dacht dat we daar zowat de hele dag zouden blijven, maar in een aantal kloven groeien bomen en in één van die bossen daalt het pad af. Al van verre hoor ik vogels zingen, een welkom geluid na de saaie stilte van de plantages. Hoewel de dorre dennenaalden glad zijn onder onze voeten, is de schaduw erg welkom. Diep in het bos vinden we een murmelende waterval, een dun stroompje dat een heldere poel voedt. Het is een vredig geluid, precies zacht genoeg om in een anti-stressfilmpje op YouTube te worden gezet. We rusten er even, maar gaan verder als we het fris krijgen. De klim uit het bos is veel steiler dan de afdaling. Het duurt even, maar dan staan we weer in het grasland en in de zon. Onze aandacht wordt getrokken door een boom met prachtige rode bloemen, die heel terecht Flamboyant heet. Juist als ik de bloemen aan het fotograferen ben, komt er een vogel aan, die me vanwege zijn prachtige kleuren en gebogen snavel aan een kolibrie doet denken. Maar deze is veel groter en bereikt de nectar met zijn lange snavel gewoon vanaf de tak, zonder te hoeven zweven. Hoewel ik het niet zeker weet, zou het wel eens een oranjeborssuikerbekkie kunnen zijn. En zelfs als het niet zo is, vind ik die naam gewoon te fantastisch om niet stiekem in mijn verslag te verwerken. Ik dacht dat de Belgen fraai uit de hoek konden komen met hun afwijzing van Engelse termen, maar die Zuid-Afrikaners kunnen er ook wat van! (Uiteindelijk weet Google alles: het is een kleine kraaghoningzuiger).

We slingeren verder, om en over heuvels. Langs het pad verschijnen nieuwe bomen, ook met rode bloemen maar anders dan de Flamboyant. David weet de naam niet, maar wel dat hun zaad alleen ontkiemt na brand. Sommige bomen hebben zwartgeblakerde stammen die fraai contrasteren met hun rode bloemen. Dat brand hier regelmatig voorkomt, is overal in het landschap terug te zien. Er verschijnt een heuvel waarvan de linkerhelft groen is en de rechterhelft bruin. Een gecontroleerde brand, gestopt bij een brandgang precies over de top van de heuvel. De meeste branden ontstaan natuurlijk, door blikseminslag, maar gecontroleerde branden maken de weg vrij voor nieuw, groen gras. Terwijl we over de vreemde heuvel uitkijken, horen we een soort blaf die David herkent als de waarschuwingsroep van een baviaan. Even zien we niets, dan ontdek ik een grijze gestalte, rennend langs de rand van het bos. Door mijn zoomlens zie ik er meer. Ze bevinden zich op de grens van wat de camera aankan. Omdat het pad ons dichterbij brengt, lopen we door. Als we boven het punt zijn waar we de bavianen zagen, lijken ze verdwenen. Toch zijn we blij. We hebben ze wel mooi gezien. We lopen door, horen weer een blaf en nu verschijnt er een hele troep. Drie maken het zich gemakkelijk op een rots en door mijn zoomlens zie ik hoe ze elkaar vlooien. Een fors mannetje bestijgt een veel kleiner vrouwtje en komt aan zijn gerief. Op hun armen en benen lopen ze door het gras, tot ze achter een heuvel verdwijnen. Ik heb geen zin om door te lopen, wil meer zien en vooral: van dichterbij. Ondanks dat ik heb genoten, heb ik geen goede foto kunnen maken. In de schaduw van een groep dennen lunchen we, een schuin oog op de rotsen waar we de bavianen weer hopen te zien. Maar nadat de wachter nog één keer blaft, wordt het stil en zien we niets meer. Met nog een halve liter water in mijn camelback lopen we door. Het pad slingert zo dat ik het opgeef te raden waar we heengaan. We dalen af naar groene heuvels en zie nog net twee oribi’s wegrennen, slanke hertachtigen met bescheiden hoorns. In de smalle vallei geniet ik van de omgeving. Geen kunst kan deze natuur evenaren. Het golft als een verstilde zee en op de top van een heuvel staat één perfect gevormde boom. Dat verbaast ons, want meestal worden zulke bomen vervormd door de wind. Als we dichterbij komen zien we dat er wat lager op de helling meer bomen staan, die totaal niet opvielen omdat ze niet afstaken tegen de lucht. Op de een of andere manier doen ze afbreuk aan het perfecte plaatje van zo-even. Aan het eind van de vallei opnieuw boomvarens en het geluid van stromend water. De begroeiing is zo dicht dat het bij horen blijft. Even later gaan we het bos in, dat een veel minder vredig karaker heeft dan het eerste. Bomen liggen ontworteld kriskras door elkaar en een kleine aardverschuiving heeft kale rots ontbloot. We kunnen er nét langs, maar verderop wordt het niet vrolijker. Houten bruggetjes overspannen droge beken en een derde beek steken we over zonder ons te bekommeren om de rotsen die in betere tijden als stapstenen dienen. Eenmaal uit het bos verwachten we de hut snel te zien, maar het duurt nog een paar slingers en klimmetjes voor we onze rugzakken kunnen afdoen in de Mac Machut. Deze kijkt uit op plantages en ligt zo in de heuvels dat de stevige wind vrij spel heeft. Maar de matrassen van de stapelbedden zijn zacht en zonnepanelen zorgen voor licht als de zon om 17.39 onder gaat.

Dag 4: Mac Machut – Graskophut, 12 km
Vanaf de hut klimmen we naar een gravelweg die ons de plantage invoert. Dit dennenbos is oud en voelt nog enigszins natuurlijk aan, al horen we amper vogels. Langs de weg groeien varens en sommige bomen zijn geringd. Uiteindelijk loopt de weg dood op een smal bospad dat na een kort klimmetje uitkomt onderaan een kale heuvel. Hier is een aantal jaren geleden brand geweest, want langs het pad omhoog staan her en der zwartgeblakerde stammen terwijl het nieuwe groen zijn kans grijpt in de vrijgekomen ruimte. Na een felle klim verspert een hek van drie balken ons de weg. De bovenste balk hangt losjes in een lus ijzerdraad en over de resterende twee kan ik makkelijk heenstappen. We komen uit op een gravelweg die algauw overgaat in een pad door een tunnel van aangenaam duister loofbos. Daarna wordt het weer open, een gravelweg die langs de heuvels slingert. Rechts in de diepte dringt de beschaving zich weer op. Hoogspanningslijnen doorsnijden het landschap en in de verte zien we de eerste huizen van Graskop liggen, dat rond 1880 begon als kamp voor een nabijgelegen goudmijn. Nee, dan is het uitzicht links toch vele malen aangenamer. Groen en grijs, gras en rotsen, met een markante piek die The Bonnet heet. Zo af en toe komen we op de weg koeienvlaaien tegen en later zien we een stel roodbruine vleeskoeien gemoedelijk liggen herkauwen. Dan spot David rechts van ons een adelaar boven een bos en vanuit het gebladerte slaat een aap alarm. Even later cirkelen er twee op de thermiek, prachtig! We verruilen de gravelweg voor een zigzaggend pad dat ons haastig naar een picknickplaats aan een asfaltweg voert. We volgen de markeringen van witte voetjes en in die paar honderd meter langs het asfalt zie ik meer zwerfafval dan de afgelopen vier dagen. We steken een rustig kruispunt over en dalen langs een steile heuvel af naar een volgende plantage. Daar volgen we de brede zandpaden tussen strak in het gelid staande bomen, hoewel er één is die zich niet aan het script heeft gehouden en als een kandelaar vier stammen draagt. In het zand zien we talloze kleurrijke rupsen en hun sporen. Tussen de bomen lopen mensen die geneeskrachtige planten of dennenappels verzamelen. Na een aantal bochten komen we bij de hut. Eén deur staat open en geeft toegang tot een klein kamertje met zes stapelbeden zonder matras. Een andere deur is afgesloten met een hangslot. Een briefje geeft aan dat de spullen kunnen worden afgehaald in Sabie. Huh? Als David het museum belt dat het pad beheert, blijkt dat er gisteren wandelaars zonder vergunning in de hut hebben overnacht. Dat wordt hier niet op prijs gesteld. Na een poosje komt er een voorman van een groep bosarbeiders met de sleutel, die we morgen onder een decoratieve rots voor hem zullen achterlaten. Nadat we onze rugzakken hebben gedumpt, geeft hij ons een lift naar Graskop achterin zijn ‘bakkie’, tussen het gereedschap en rustende arbeiders. Heb ik tenminste één keer als een echte Zuid-Afrikaan gereisd.

Graskop is klein, amper 4.000 inwoners, en erg toeristisch. ‘Authentieke’ Afrikaanse kunst in volgepropte winkels en straatverkopers die noten, fruit of houten giraffes en vogels verkopen. Er zijn ook prima pannenkoekenrestaurants en we genieten van een heerlijke lunch. Daarna begin ik, hoe kan het ook anders, weer aan wandelen te denken. Vandaag was een korte en nauwelijks inspannende dag en de middag doemt lang en saai voor ons op. Er is toch vast wel een korte wandeling om de tijd mee te vullen? Die is er en hij is zelfs mooier dan deze etappe van de Fanie Botha Trail. 

Jock of the Bushveld Trail, 8 km
De wandeling begint bij het kantoortje van een recreatiepark, waar we 15 rand betalen voor een vaag kaartje waarop de route is ingetekend. Een vriendelijke medewerker loopt met ons mee langs de grimmige huisjes en het vervallen zwembad naar het begin van de trail, dat we zelf beslist nooit hadden gevonden. Markeringen in de vorm van een gele ibis en een wit schaap wijzen ons de weg door een goudgeel grasland. Zo nu en dan staat er een paaltje met een tegel langs het pad, waarin naast een voetafdruk een nummer is gekrast dat overeenkomt met onze kaart. Ik voel me hier veel meer op mijn gemak dan in het dorp, een duidelijk pad om te volgen en natuur om me heen. Langzaam verschijnen er meer rotsen en tegen de blauwe bergen op de achtergrond is het prachtig. De rotsen zijn grillig gevormd en bestaan volgens David uit Table Mountain Sandstone. Even verderop, bij een splitsing waar één paadje tussen de rotsen verdwijnt en een ander eromheen loopt, raken we de weg kwijt. We volgen eerst het paadje tussen de rotsen door, maar dat verdwijnt algauw. Het pad om de rotsen heen is duidelijker en we volgen het tot we uitkijken op een spectaculaire, diepe kloof. Geweldig mooi en dan staan we nog niet eens dicht genoeg bij de rand om de bodem te kunnen zien. Maar de kloof verspert ons wel de weg, de lus die we verwachtten te maken gaat hier niet rondkomen. Met frisse tegenzin keren we terug op onze schreden en komen half verweerde witte voetjes tegen van het Fanie Botha Trail tegen, waar dit pad vroeger onderdeel van was. Net voor tegel 4 steken we linksaf dwars door het hoge gras en komen het juiste pad weer tegen, waar tegel 5 en een wit schaap bevestigt dat we goed zitten. Als ik goed kijk, zie ik dat het schaap eigenlijk een soort bok had moeten zijn, maar daar lijkt het in de verste verte niet op. Er volgt meer grasland, meer rotsen en voor het eerst zien we iets anders dan een strakblauwe lucht. Donkere wolken die regen beloven en de combinatie met het gele gras is prachtig. We raken de route nog een keer kwijt, maar zijn dan dicht genoeg bij het vervallen zwembad om de weg terug te vinden. Dat is nog eens een welbestede middag en die 8 km extra was zeker de moeite waard.

Dag 5: Mac Machut – President Burgerhut, 21 km
De laatste dag is meteen ook de langste en, volgens de kaart, de zwaarste. Vanaf de hut volgen we de zandweg door de plantage. De gele voeten van een dagwandeling gaan gelijk met ons op. We steken een kloofje met een beek, waterlelies en boomvarens over en aan de andere kant wacht ons een paadje door de bomen. Uiteindelijk komen we op een gravelweg, die we moeiteloos volgen. We bereiken een heuvel vol goudgeel gras met een fraai uitzicht op de bergen. Achter ons zien we Graskop liggen en voor ons strekt Sabie zich alweer uit. Als we verder lopen verschijnen er meer en meer verweerde grijze rotsen. Het pad voert zelfs door een smalle passage tussen de rotsen en aan de krassen in het zachte zandsteen ziet David dat iemand deze weg met een motor heeft afgelegd. Vol verbazing kijken we naar de bomen die op de rotsen een thuis hebben gemaakt en met lange wortels naar de grond reiken. Verder is er een leuk slingerpaadje door een plantage vol boomstoppels en dood hout van de vorige oogst. We blijven over een gravelweg langs de rand van het dal lopen, maar het is geen moment saai. Een zee van heuvels en dalen, de verte in het Krügerpark. Dichterbij zien we hoe de vegetatie zich heeft hersteld na een kleine aardverschuiving, een lichtgroene plek op een verder donkergroene helling. Een roofvogel verschijnt in de lucht en dit keer is het geen zwarte adelaar. De vleugels zijn rond en ik zie bruin en wit. Maar welke vogel het is, daar komen we niet achter. Dan gaan we omlaag, de kloof en koele schaduw in. Meteen merken we aan de vogelzang dat dit natuurlijk loofbos is. We horen en zien zelfs een groene specht, druk op zoek naar insecten. We dalen verder af, kort en niet heel steil, tot we bij een hangbrug over de Mac Mac Rivier komen. Als leuning is er een ijzeren ketting gespannen. Het voelt niet helemaal veilig, maar dat weerhoudt me er niet van midden boven het water een paar foto’s te maken. Aan de andere kant beginnen we te klimmen, niet heel steil, maar wel een paar uur lang. Het zweet breekt me uit. Omdat we geen geschikt rustplekje vinden, houden we een korte pauze op een steen langs het pad. De drop die ik gisteren in Graskop kocht, gaat er in rap tempo doorheen. Verfrist gaan we door, het pad golft langs de wand van de kloof en klimt gestaag verder. Langs het pad zien we lianen met scherpe stekels, zo groot als mijn duim. Dus daarom schreeuwde Tarzan zo als hij door de jungle slingerde! Langzaam wordt het zonlicht prominenter. Na nog een laatste klim zijn we boven, met weer dat mooie uitzicht op de heuvels. Verder is er geen beloning, geen spectaculaire rots om onze inspanning mee te vieren. Het brede graspad ziet er vrij gewoontjes uit en rechts van ons verschijnt de weg naar Sabie die we ergens vandaag over zullen steken. Maar eerst koersen we op de Mac Mac Pools af. Toen in 1873 goud werd gevonden op de Geelhoutboom-boerderij noemde president Burgers het gebied de Nieuw Caledonische Goudvelden, maar vanwege de vele Schotse goudzoekers raakte de naam Mac-Mac al snel ingeburgerd.

Wanneer we links van ons een gebouwtje zien, slaan we een zijpad in. Het is niet helemaal wat ik ervan had verwacht. Het gebouwtje bevat toiletten die je je schoonmoeder nog niet toewenst, picknickbanken zijn omgeven door onkruid en de poel is een ondiepe plas water achter een betonnen dam. Als er geen bord had gestaan dat je hier op eigen risico zwemt, had ik niet geloofd dat dit de op de kaart vermelde zwemplas was. Jaren geleden was dit misschien een populaire plek, maar nu vast niet meer. We lunchen bij een bankje en omdat het voor het eerst tijdens mijn verblijf in Zuid-Afrika bewolkt is, doe ik zelfs een jas aan. Terug naar het pad en verder. We steken een beek over via de stenen bedding. Gelukkig is het winter en staat het water laag. Pas vanaf september worden de regens verwacht en verandert het dorre landschap in een groene oase. Aan de andere kant van het water prijkt het deel van de Mac Mac Pools dat wel in ere wordt gehouden. Een parkeerplaats, overdekte picknickbanken en schone, werkende toiletten. Maar het belangrijkste is wel de poel. Ik volg de rivier iets omlaag, waar het water over een aantrekkelijk dammetje in een ondiepe poel stroomt. Glashelder water tussen de prachtige rotsen. Een Zuid-Afrikaan die in Sabie op bezoek is voor de reünie van zijn school, vertelt zijn vrouw hoe hij hier als klein jongetje al ging zwemmen. Stroomafwaarts is de rivier nog mooier. Het water wringt zich langs een stormbaan van grillig gevormde rotsen. Voorzichtig balanceer ik op een halfronde steen midden in de beek voor de beste foto. Genieten toch? We volgen het water verder stroomafwaarts, waarbij we de beek opnieuw oversteken. Daarbij word ik afgeleid door de rotsen, waarvan het steen is weggesleten en randjes ijzer in fascinerende patronen zijn achtergebleven. Even later verdwijnt de beek in de diepte en opeens lopen we langs de rand van een gigantische kloof. We hebben een U-bocht gemaakt en aan de overzijde zien we het gras waar we voor de lunch liepen, zonder enig vermoeden dat deze kloof bestond. Aan onze voeten ligt een compleet bos dat de bodem van de kloof aan het zicht onttrekt. Het is niet ver naar het volgende hoogtepunt van vandaag, de Mac Mac Falls, een toeristische trekpleister van formaat. Van een zandpad stappen we door een hek de tegels op. Een volle parkeerplaats en Zuid-Afrikanen die niet-opdringerig beschilderde doeken en houten beeldjes proberen te verkopen. Het is druk, wat vreemd aanvoelt na al die dagen met zijn tweeën. Ik loop snel door naar het uitzichtpunt en deze waterval is uniek. Waar je meestal aan de voet ervan staat, kijken we er nu op neer. Fantastisch. We zien de waterval over de hele lengte, in volle glorie. Alleen jammer van dat manshoge hek met scherpe ijzeren punten die de toeristen beschermen als ze een selfie maken. Gelukkig past mijn camera tussen de spijlen door, zodat ik een onbelemmerd uitzicht heb op de waterval. Na een tijdje maken we plaats voor andere toeristen en via een trap komen we uit op een weg die we tussen de met boomstammen beladen vrachtwagens oversteken. We gaan weer een plantage is, maar deze is anders dan andere. Een nauwelijks herkenbaar pad zigzagt tussen de bomen. Geholpen door talrijke markeringen vinden we onze weg. We eindigen op een pad dat kalmpjes klimt naar een vervallen spoorlijn. De meeste bielzen zijn verdwenen en zullen nu dienen als meubelstukken. Alleen de verrotte en betonnen exemplaren liggen er nog, zij het soms naast de rails in plaats van eronder. We lopen een stukje over de stenen, maar daarna is er gelukkig een oude onderhoudsweg langs het spoor. Aan de rand van het bos vinden we de schedel van een bok, compleet wit met indrukwekkende hoorns er nog aan. We steken de spoorlijn over en lopen nog een eindje door de plantage voor we een paar huisjes tegenkomen. Het derde is de President Burger hut, de meest verwaarloosde hut tot nu toe. Maar wel met één bonus, elektriciteit. Kan ik na vijf dagen eindelijk een warme douche nemen. Het is ook het eind van deze trail. Morgen krijgen we een lift terug naar Sabie. Of dit nu het mooiste pad van Zuid-Afrika is, weet ik nog steeds niet. Maar het is zeker wel de moeite waard.