Rotorua Walking Festival (2015)

Een Nieuw-Zeelandse tweedaagse: overal Nederlanders

IML staat voor International Marching League, een georganiseerde wandeltocht of meerdaagse die aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet. Goed gemarkeerd, verzorging onderweg, fraaie routes en heel gezellig. Elk land heeft wel een IML-wandeling en sommige wandelaars reizen ze allemaal af. Zo fanatiek ben ik dan net weer niet, maar af en toe geniet ik wel van de drukbezochte wandelfeesten. Dit keer was ik in Rototua, waar het tweedaagse Rotorua Walking Festival je langs de hoogtepunten van de Nieuw-Zeelandse natuur voert, prachtige bossen, bubbelende modder en het wildbreien  tot kunst verheven is. 

 

Dag 1: 42 km
Ik had het kunnen weten. Als er ergens gewandeld wordt, zijn daar Nederlanders verantwoordelijk voor. De start van de IML in Rotorua is in het verenigingshuis van de Nederlandse Sociëteit. Erg grappig om na twee weken Engels opeens weer Nederlands te kunnen spreken en een stroopwafel of kano te kunnen bestellen. Al moet de bardame toch even nadenken als ze haar moedertaal na tientallen jaren weer hoort spreken, tussen het Engels van haar collega door. Om half acht ’s ochtends is het gebouw nog akelig leeg. Buiten worden onder een party-tent houten bankjes klaargezet voor de verwachte menigte. Een van de vrijwilligers verteld dat ze hier vroeger wel 1.200 deelnemers hadden, maar tegenwoordig nog zo’n 300. Ik vermoed dat iedereen die deze IML echt wilde lopen, dat inmiddels wel heeft gedaan. En dit is geen tocht waar je als Nederlander jaarlijks naar afreist. Uiteindelijk zijn er zo’n 20 à 30 man, verzameld voor de veiligheidsbriefing en het startschot voor de 42 km om acht uur. Hopelijk komen er op de korte afstanden meer mensen af, anders wordt dit een van de vele wandeltochten waarvan elk jaar het einde wordt verwacht en voorspeld.

Het eerste stuk is niet bepijld, maar ik loop de veteranen achterna die hier soms al voor de 19e keer komen. We steken Tarawera Road  over en belanden meteen in het Whakarewarewa Forrest, ook wel liefkozend de Redwoods genoemd. In dit bos zijn in 1899 zo’n 170 boomsoorten uit de hele wereld geplant om te zien welke soorten geschikt waren voor de Nieuw-Zeelandse houtproductie. Veel soorten redden het niet, maar de Californische redwood floreerde. De boom groeide door de vele regenval en de vruchtbare vulkanische grond echter zo snel dat het hout minder stevig en betrouwbaar was, waardoor de montereyden uiteindelijk de boom werd die het meest commercieel wordt geteeld. Het pad tussen de bomen is breed en voelt als een kathedraal. De redwoods, een boom uit de sequoia-familie waarvan de hoogste in het bos 72 meter is, zijn indrukwekkend. Een klein groepje wandelaars speert er vandoor, maar ik doe het wat rustiger aan. Met stokken om mijn heupen te ontlasten ga ik sowieso wat langzamer en bovendien loop ik voormijn plezier. Dit is de eerste keer sinds lange tijd dat ik meer loop dan 30 km, maar ik ben hebberig. Dit is de eerste en waarschijnlijk enige keer dat ik in Nieuw-Zeeland ben en ik wil er geen kilometer van missen. Bij het bezoekerscentrum lopen we over een smal pad langs een hek en komen uit bij het Whakarewarewa thermal area. Stoom golft over het pad vanaf een klein meertje. Even lopen we door een woonwijk, een paar straten maar. Dan komen we uit op de weg langs Te Puia, het centrum dat gewijd is aan het behoud van de Maori-cultuur. Op een toegangshek bij de dienstingang staan enkele Maori-beelden, traditioneel roodgekleurd en met vergrote hoofden, omdat daar de kennis zetelt. Voorbij Te Puia dalen we af naar een pad langs de beek Puarenga, dat ik als toerist zelf nooit gevonden zou hebben. Het beekje bruist en borrelt tussen oevers vol brede varens terwijl aan onze rechterhand het geluid van de weg klinkt. Heel dichtbij, maar gelukkig ongezien.

Dan is er weer een ander bosgebied, waar we opnieuw worden verwelkomd door een Maori-masker dat met zijn typisch grote ogen boven het pad hangt. Hier hebben de mountainbikers de leukste paadjes tot hun beschikking. De paden zijn strikt gereguleerd, éénrichtingsverkeer en hebben verschillende moeilijkheidsgraden. Wij lopen op een brede gravelweg, het bos verleidelijk aan beide kanten lonkend. Het zonlicht stroomt in brede banen naar onze voeten, maar bereikt de grond niet. Alle boswegen hebben hier praktische namen, zoals Red Tank Road en her en der staat een waterkraan aangegeven. Voor ons staat er om de paar kilometer een postje met superzoete ranja en water. Eten krijgen we onderweg niet, maar bij de start hebben we wel een appel en een chocoladereep meegekregen. Veel wandelaars zie ik helaas ook niet meer onderweg. Ik probeer een gesprekje aan te knopen met een man die een tijdje in mijn buurt loopt, maar het blijkt een Tjech die nauwelijks Engels spreekt. 

Het duurt even, maar dan is er een pad dat de mountainbikers met ons moeten delen, al denk ik dat er niet veel gefietst wordt, gezien de trap met houten balken en vele boomwortels. Het is echter een heerlijk pad om te lopen en ik geniet. Langzaam komt het geluid van verkeer weer dichterbij, maar gelukkig blijft de weg verborgen achter een muur van groen. De route voert naar Blue Lake, waar we worden verwelkomd door het geluid van spelende kinderen en luide muziek. Blijkbaar is hier ook een of ander evenement aan de gang. We draaien echter weg van het rumoer en volgen een pad langs het diepblauwe water. Tot nu toe liepen we redelijk in de schaduw, maar eenmaal uit de koele bescherming van de bomen schijnt de zon ongenadig op ons neer. Het is best heet en ik drink veel. Aan de overkant van het meer maken de groene heuvels plaats voor kaalgegraasd bruin, dat weer zijn eigen schoonheid met zich meedraagt. Na het blauwe meer volgt er een met groen water, dat privéterrein is. Een bordje maant ons alleen van het uitzicht te genieten, zwemmen mag er niet.

Ik begin te vermoeden dat de afstanden op papier niet helemaal kloppen. Inmiddels is het bijna half één en volgens de kaart die we hebben gekregen zit ik nu op 19 km. Ik kan het natuurlijk aan mijn blessure wijten of bedenken dat mijn conditie niet meer is zoals die was, maar ik geef er de voorkeur aan dat de kaart niet klopt. Het maakt me wel onrustig en ik stap stevig door. Je moet om 16.00 uur binnen zijn en dat wil ik per sé halen, blessure of niet. Gelukkig kan ik nog wel genieten, want de route blijft prachtig. Na een tijdje is er leuk slingerend bospad. Hier zijn de Nieuw Zeelanders erg creatief geweest, want op verschillen de plekken ligt een enorme boom over het pad.  De eerste ligt vrij hoog over een laag pad en daar hebben ze aan de onderkant een vierkant stuk uitgezaagd, zodat je maar een klein beetje hoeft te bukken om er onderdoor te kunnen. De volgende ligt pal op het pad en dit keer hebben ze in de stam traptreden uitgezaagd zodat je er makkelijk overheen kunt stappen.

Op 35 km hou ik dan toch even rust. Bij deze post zit nog een groep Japanners in de schaduw van een boom en dat betekent dat ik niet meer de laatste op de route ben. Dat geeft me weer vertrouwen in een goede afloop. Het is nog vroeg in de middag en ik besluit dat ik het sowieso wel ga halen, maar ik dat niet wil doen zonder kalm mijn brood op te peuzelen. Na een korte pauze ga ik verder. Ik begin het bos te herkennen en om ons heen fietsen behelmde mountainbikers naar de verschillen de routes. Het laatste stuk is dan weer een beetje jammer. Gingen we op de heenweg nog door de Redwoods, de terugweg voert over de asfaltweg die leidt naar het bezoekerscentrum. Maar zo ben je natuurlijk wel snel weer terug bij de finish.

Dag 2: 20 km
Vandaag doe ik het rustig aan met de korte afstand, want de route voert grotendeels door de stad en dat is niet mijn favoriete omgeving om te lopen. Daarnaast loop ik vandaag samen met Coby en haar tempo is flink wat lager dan het mijne. Het is ook een stuk koeler dan gisteren met een lekker windje, zodat het prima wandelweer is. Wel mis ik voor het eerst deze vakantie mijn zonnebril, die in mijn grote trekkingrugzak zit. De zon is zo scherp dat het pijn aan mijn ogen doet en ik zowat de hele dag met mijn ogen loop te knijpen.

Eén voordeel van de korte afstand is dat er nu iets meer wandelaars zijn, al voelt deze IML nog steeds als een aflopende zaak. We beginnen met een paadje langs de rand van de Redwoods waarna we de weg volgen tot we bij een beekje komen. Dat volgen we langs de rand van de stad. De route is veel groener dan ik had verwacht en ik geniet. We komen weer bij een thermaal gebiedje, met rotsen die wit zijn van de afgezette kalk en gifgroene algen in het water. Even later herken ik het Whakarewarewa thermal area, waar we ook gisteren waren. Bij het houten hek ligt een oudere wandelaar plat op de grond, die blijkbaar gevallen is.  Er zijn al flink wat mensen die zich om hem bekommeren en ik heb geen EHBO-diploma, dus lopen Coby en ik door. Even delen we een paar straten met gisteren, maar gaan algauw een andere kant op. Hierna volgen de straten die de reden zijn dat ik vandaag voor de korte afstand koos. Ik weet dat het nodig is om ergens te komen, maar bleef liever in het groen. Toch zijn ook hier verrassingen, zoals een boom die nieuwe betekenis geeft aan het woord ‘wildbreien’. Ik heb wel eens een lantaarnpaal gezien met een kleedje en een gehaakt vachtje om een enkele tak, maar deze boom, met zijn vijf dikke stammen, is tot zeker twee meter hoog gehuld in de meest kleurrijke breisels. Erg mooi, maar ja, de boom staat dan ook pal voor een centrum voor kunstenaars. Uiteindelijk draaien we Kuirau park in, een thermaal gebied midden in het centrum van Rotorua. Er is een meer waarvan het water stoomt, putten vol borrelende modder, plassen vreemdgekleurd water, gifgroene en helgele algen. Dat er op de randen van zo’n put, in een vijandige omgeving, toch nog zoveel groeit, verbaast me. Bij een van de plassen staat een sierlijk gebouw waar je je voeten kunt baden in het warme mineraalwater. Eenmaal weer uit het park bestijgen we een heuvel vanwaar we een prachtig uitzicht hebben op lake Rotorua. Aan de andere kant dalen we weer af en lopen een tijdje langs het water. Aan een houten steiger ligt een watervliegtuig, terwijl op een platform een helikopter staat. Hiermee kun je, als je rijk bent, naar een vulkanisch eiland vliegen en daar even rondlopen. Lijkt me best bijzonder, maar dat is voor mij helaas niet weggelegd. In het water liggen talloze zwarte eendjes, terwijl even verderop een stel zwarte zwanen langs de stijger dobbert. We laten het meer achter ons en lopen naar de Government Gardens en het Rotorua Museum. Hier staan een aantal Maori-beelden, ten teken dat de Maori dit land hebben geschonken ten behoeve van het volk. Eén beeld is echter wit, in plaats van het meer traditionele rood en het effect is verbluffend. Het scherpe contrast tussen de witte en zwarte lijnen maakt veel meer indruk. Bij het museum strijken we even neer op een terras. Heerlijk, maar gezien de tijd niet zo heel handig. Als we uiteindelijk verder gaan, hebben we nog zo’n dik uur voor ongeveer zes kilometer. Dat moet te doen zijn, ware het niet dat het landschap zo mooi en intrigerend is, dat de verleiding om stil te staan voor een foto onweerstaanbaar is. We lopen langs de oever van lake Rotorua, waar aalscholvers op een rots hun vleugels drogen en talloze eendjes in het water dobberen. Vanwege de tijd stappen we wat steviger door dan we tot nu toe deden. Wel houden we even onze pas in om een soort strandloper te bekijken, met een sierlijk zwart-witte tekening en een  korte, rechte snavel. We komen nu door een gebied waar het water laag staat en plankieren ons weer door een thermaal gebied leiden. Uit kuilen en gaten langs het pad komt stoom, sommige gaten hebben een gele rand van de zwavel die uit de aarde opstijgt. We naderen de finish en de deadline van 14.00 uur indachtig, lopen we nog wat steviger door. Gelukkig is dit geen Nijmegen en als we net na twee uur over de finish komen, krijgen we gewoon onze stempels en medaille. Wat een heerlijke tweedaagse. Dat hij nog maar lang mag bestaan. 

 

Bekijk hier mijn foto's van deze tocht.