Fjordruta (2024)
Prachtige uitzichten en veel natte voeten op de Fjordruta

Na een hele dag wandelen door bergen en moeras ’s avonds aankomen in een knusse hut en een vuurtje bouwen in de kachel of open haard. Je zet je schoenen te drogen en zoekt in de voorraadkast naar iets lekkers. Solbeartoddy, chocolademelk of thee. En koekjes natuurlijk. De 154 km lange Fjordruta begint pal bij het vliegveld in Kristiansund en eindigt in Halsa, vanwaar je weer de bus neemt terug naar het begin. Prachtige natuur, geweldige uitzichten en knusse hutten. Een bijzondere ervaring en Noorwegen op zijn mooist.

Dag 1: Kristiansund – Trollstua, 9 km
Nadat we de sleutel van de DNT-hutten hebben gekocht bij de Tourist Information Office in het centrum van Kristiansund, nemen Ingrid en ik de bus terug naar het vliegveld, waar de Fjordruta officieel begint. Omringd door verleidelijke groene bergen, ligt het vliegveld een eindje buiten de stad en zodra je begint te lopen, zit je in de natuur. Vanaf de eerste markering bij de ingang van het vliegveld is het maar een paar honderd meter lopen , langs de parkeerplaats voor langparkeerders en een kleine steengroeve, voor we een grindweg inslaan die een heuvel opdraait. De grindweg houdt op, de heuvel niet. Houten paaltjes met een rode kop wijzen de route aan, dwars door de struiken heen. Blijkbaar is dit geen heel populair pad, want er is geen platgelopen pad te bekennen en de struiken schrapen langs onze volle rugzakken. Ingrid slaapt in de hutten, maar ik wil mijn uitrusting voor Nieuw-Zeeland testen en ga kamperen. Bovendien heb ik voor minstens tien dagen eten bij me, het langste stuk dat ik op het Zuidereiland in één ruk ga moeten afleggen. Mijn rugzak is zwaar, maar ik kan het gewicht hebben en vind het heerlijk weer in de natuur te zijn. De klim is kort, maar niet al te heftig, de heuvel slechts 111 meter hoog. Dan lopen we een dennenbos in en beginnen aan een afdaling die veel langer is dan de klim. Deze eerste etappe heet niet moeilijk te zijn en ondanks dat het technisch niet heel ingewikkeld is, moet je wel goed op je voeten letten. Terwijl achter ons een vliegtuig opstijgt, volgens we het pad korte stukjes omhoog en vooral omlaag. Het is aardig warm en ook windstil, waardoor het al snel zweetdruppels regent op mijn bril. Even later zien we een gele romp van het vliegtuig boven de bomen uitstijgen, de neus naar de schaarse wolken gericht. Gelukkig is Kristiansund geen Schiphol en blijft het bij een enkel vliegtuig.
Zo af en toe is er een stukje moeras waar het pad verdwijnt en alleen paaltjes de richting aangeven. We mogen zelf de beste weg zoeken om natte voeten te vermijden. Onder mijn voeten zie ik zelfs zonnedauw, de vleesetende plant, waarvan twee soorten in Nederland plaatselijk vrij algemeen zijn, maar toch nog op de rode lijst staat. De afdaling eindigt op een grindweg waar een dame haar hond uitlaat. We volgen de weg een beste heuvel op en stappen dan over een bruggetje een rotslandschap in. Over de kale, grijze steen met hoe steenmannetjes lopen we weer naar het bos toe, tot we het brede water van de Talgsjoen zien. Langs de rand van de fjord slingeren we op en neer. Bij sommige rotsen hangt een touw om wandelaars te helpen afdalen, maar ik glijd gewoon op mijn kont naar beneden. Zo onderhand begint er aan mijn voet iets te schuren en we pauzeren even om mijn achillespees af te plakken. De ongeplande pauze is eigenlijk best lekker en we genieten van de zon op onze huid, de stilte, de zware geur van bos. Na nog een laatste stukje bos stappen we het strakke gras van een golfbaan op, waar sjieke mannen juist aanstalten maken om hun bal een mep te geven. Aan de andere kant leidt een kort paadje naar de veerstoep, waar de vorige boot net weg is. Gelukkig vaart de veerboot elke 20 minuten, dus lang hoeven we niet te wachten. Al snel komt de boot eraan en achter zijn geheven boeg komt een lange rij auto’s tevoorschijn. Het zijn er een stuk meer dan er in het schip lijken te passen, waar komen die nu allemaal vandaan? Als de laatste wagen dan aan wal is, lopen wij het schip op. Er is geen buitendek, maar dat vinden we niet erg, afgeleid als we zijn door de koffiehoek met frisdrank en allerlei lekkers. Maar eerst willen we betalen. We schieten een bemanningslid aan, die ons verbaasd aankijkt: voor wandelaars is de overtocht gratis. We maken het ons gemakkelijk, laden nog snel even onze powerbanks op bij een van de vele stopcontacten en kijken door de vuile ramen naar de voorbijglijdende rotsen van de andere oever. Een paar huizen, een boothuis, meer rotsen. Al gauw zijn we in Tommervag en pakken de route verder op. Veel verkeer is er niet en langs de weg lopen we door het slaperige dorpje. Niet veel verder duiken we het bos weer in, heerlijke smalle paadjes die niet zijn platgelopen door duizenden zware voeten. Het is niet al te zwaar en dit keer komen we al snel uit op een bosweg die we volgen tot de handwijzer die naar de hut wijst, een stuk hoger in het bos. Na een laatste klimmetje staan we naast het grote, houten gebouw dat door bomen wordt ingesloten. Er zijn niet veel vlakke plekken, dus ik zet mijn tent op pal achter de buitendouche. Ingrid verheugt zich erop, maar helaas, er is geen water. Nadat we de hut hebben bekeken, lopen we met lege jerrycans in de hand omlaag naar het meer Bornavatnet om water te halen. Ingrid wast zich nog even, maar daar vind ik het water te fris voor. Eenmaal terug filter ik het water en daarna koken we ons avondeten. We maken het niet laat.

Dag 2: Trollstua – Gullsteinvollen, 9 km
Na een luie ochtend beginnen we om 09.15 uur te wandelen. De lucht is zacht en het is niet zo warm als gisteren. We lopen achter de hut langs naar de latrine en buigen dan af naar wat verse balken die ons over de drassige grond heendragen. Er is zelfs iets van een plankier gemaakt, al heeft het meer weg van een platte trap dan echt een vlonder. De route loopt langs de oever van Bornavatnet, waar we enkele vakantiehuisjes ontdekken. Een stuk bos later komen we uit op een gravelweg, die eerst langs een arm van de Jorenvagvanet loopt en later langs het grote meer. In het water liggen kleine eilandjes begroeid met mos en slanke dennen. Aan de andere overkant van het meer torenen rotsen hoog boven het water uit. En in het bos naast de weg borrelt een lage waterval langs zwarte rotsen omlaag. Ondanks dat het een gravelweg is, vervelen we ons niet. Het loopt makkelijk, er is genoeg te zien en onze oren zijn nog niet zo gewend aan de stilte dat het niet meer opvalt. We volgen de weg een flink eind, tot we uitkomen bij een parkeerplaatsje. Ongetwijfeld ligt ergens verderop weer een vakantiehuis verscholen, wij zien alleen een bootje langs de oever liggen, wachtend op speelse  kinderen of misschien serieuze vissers met hengels en netten. Ons pad gaat verder het bos in, een groen karrenspoor dat heel geleidelijk stijgt. Het pad wordt smaller, bos en varens wisselen elkaar af. Langs het pad borrelt water in een goot. Dan duikt de route pardoes een dennenbos in, de rode markeringen een fraai contrast met de bruine bast en dode naalden op de grond. Zo af en toe golft de route op en naar, maar de trend is toch steeds omhoog. Het laatste stuk naar de boomgrens is wat rotsachtig en we moeten goed opletten. Dan komen we boven de boomtoppen uit en hebben een prachtig uitzicht op de fjord achter ons. Een donkere lucht boven donkere bergen en donkerblauw water. Het begint te miezeren en we draaien ons weer om naar de pas. De paaltjes met een rode kop wijzen ons een weg dwars door een moeras, waar we ons best doen de zonnedauw niet te pletten met onze lompe voeten. Gras, modder en tere bloemen wisselen elkaar af. Ingrid stopt even om haar regenkleding aan te trekken en ik loop door naar de pas tussen de 857 meter hoge Jorensvagsaken en de 896 meter hoge Skalen. De route gaat steeds heel geleidelijk omhoog, maar het valt me amper op. Na de Tour du Mont Blanc en de GR20 ben ik van een tamme klim als deze niet meer onder de indruk. Op de pas waait het behoorlijk en we dralen niet lang. Aan de andere kant beginnen we aan de afdaling, die niet heel steil of heel technisch is, maar toch de nodige tijd en concentratie vergt. We hebben een prachtig uitzicht op het dal dat zich voor ons uitstrekt. Een grijze lucht belooft regen, maar voorlopen is het droog en windstil. Water stroomt van de een rots bedekt met slijmerig mos in tientallen kleine stroompjes. Langzaam komen we steeds lager, in een landschap van rotsen en modder. Bij de boomgrens is er lang gras en moeras, waar we dwars doorheen mogen banjeren. Gelukkig heb ik mijn hoge schoenen aan en blijven mijn voeten droog. Nog tot vlak voor de hut is er moerasgebied en slingeren we van modderpoel naar graspol met af en toe een beekje om overheen te springen. Uiteindelijk komen we op een karrenspoor terecht en dat volgen we in een rechte lijn naar de hut. Een afslag brengt ons naar Gullsteinvollen, waar net ook een mountainbiker is aangekomen en nadenkt of hij blijft of nog weer verder gaat. Buiten de hut zet ik mijn tentje weer op. Daarbij word ik lekgeprikt door kleine midges, zodat mijn gezicht de eerstvolgende dagen op een speldenkussen lijkt.

Dag 3: Gullsteinvolllen – Imarbu 14 km
Voor vandaag is er slecht weer voorspeld, maar afgezien van een heftige wind valt het mee. Een grijze wolkenlucht hangt dreigend boven het bos, maar voorlopig is het droog. Net na 09.00 uur gaan Ingrid en ik op stap. We volgen een onverhard karrenspoor en na zo'n 2,5 km mogen we de natuur in. We volgen de rode markeringen door een aaneenschakeling van zacht moeras, rotsen en veel bos, maar heel zwaar is het niet. Uiteindelijk komen we op de weg uit, bij het gehuchtje Gullstein. Een kruising met een kerk, een begraafplaats en een paar huizen, veel meer is het niet. Daar zien we even geen markeringen meer, maar de route wijst zichzelf, want er is maar één brug over het water naar Stabblandet. Uit uitzicht vanaf de brug op de Salasundet is fantastisch al worden we er bijna afgeblazen, zo hard waait het. Langs de oever van het eiland zien we arenden vliegen met hun karakteristieke witte kop. Na de brug maken we een doorsteek naar een rustige grindweg langs enkele boerderijen waarna we weer het bos in mogen. Er zijn smalle bospaden door open dennenbos met een tapijt van bosbessen, maar ook stukken moeras, waar hopen wit mos zich om de voet van jonge bomen hebben gevleid. Er zijn wat kleine bultjes en we steken twee wegen over, voor we echt mogen gaan klimmen naar de Nauthattan. De is maar 170  meter hoog, maar na een paar normale klimmetjes komen we langs een imponerende rotswand een paar heuse klauterrotsen tegen waar we ons met handen en knieën omhoog hijsen. Juist dan begint het even stevig te regenen en terwijl Ingrid haar regenjas, aantrekt, loop ik vast door. Op het hoogste punt jaagt de wind met een noodgang door de pas, maar gelukkig zit ik dan al in het bos, waar het minder heftig is. De afdaling is ook minder steil dan de andere kant van de berg, al blijft het opletten. Ik zoek een windstil plekje op en wacht op Ingrid, die verrassend dicht achter me zit. Na een korte pauze gaan we verder. Op een punt raken we even van de route af, maar met gps weten we waar we moeten kijken en ontdekken de volgende markering. Uiteindelijk komen we weer op de weg en is er een brug het eiland weer af. Na nog weer een tweede brug slaan we een grindweg in die na een kilometer of twee naar een hut Imarbu ligt, die prachtig is gelegen aan de fjord Imarsundet. Iets voorbij het lage boothuis is een kampvuurplaats met bankjes er omheen dat uitzicht geeft op de fjord en de rotsen met hun oranje zeewier er overheen. Het is schitterend. Het waait enorm, dus ik kies ervoor vandaag in de hut te overnachten, omdat de tent ongetwijfeld te lawaaierig zal zijn. In de hut heb ik een hele slaapzaal voor mezelf alleen. Hoewel de hut aan een weg ligt, zijn er niet heel veel mensen. Gisteren was er een groep van 20 Duitsers, maar nu zijn er hooguit twee stellen en wij. In de slaapzaal maak ik het mezelf gemakkelijk. De gordijnen houden het daglicht amper buiten, dus ik hang twee dekbedden over de gordijnrails, zodat het heerlijk schemerig wordt, en kies het bed in het donkerste hoekje. Ik slaap heerlijk en wordt uitgerust wakker.

Dag 4: Imarbu - Nersetra 13 km
De wind is gaan liggen en het is heerlijk zacht weer. Ingrid plakt mijn hielen af met sporttape, want daar heb ik al een paar dagen last van en het wordt niet beter. Vrij laat om 09.30 uur, gaan we op stap. We volgen de grindweg een eindje omhoog, waar we uitzicht hebben op de fjord. We passeren enkele huizen en mogen dan het bos in, waar zich een nauwelijks zichtbaar pad voor ons uitstrekt. Houten paaltjes met een rode kop wijzen ons de weg door het bos, de stukken veen waar we er niet aan ontkomen op zonnedauw te stappen en door stukken lang gras. Hoewel de route idiootproof is gemarkeerd, lukt het me toch om de route kwijt te raken. Ik zie geen markeringen meer, maar wel een duidelijk pad en zo hier in de wildernis zullen er toch geen twee paden zijn? Als het pad doodloopt in een veld hoge varens besluiten we terug te gaan naar de laatste markering en inderdaad, hier hadden we rechtsaf gemoeten, terug naar de grindweg. Die volgen we een tijdje tot we een asfaltweg oversteken en opnieuw de natuur in gaan. Dit keer zijn er meertjes en beekjes tussen de moerasgebieden in, een bruggetje van ronde houten palen en stapstenen. De route golft op en naar langs een meer en duikt dan weer het bos in, heuvels over. Op een dode boomstronk houden we een half uurtje pauze en dat doet ons goed. De stilte is opvallend luid en het verbaast ons dat we geen andere wandelaars tegenkomen. Daarna gaan we verder en mijn voeten voelen nu ook beter. Grond is zacht en dat helpt. De afdaling naar de weg is behoorlijk steil en we kruipen naar beneden. We horen geitenbellen, maar ik kan niet ontdekken waar het geluid vandaan komt. Eenmaal op de weg kijken we uit op de kop van de fjord, een klein eilandje in het water. Vanhier is het nog zo'n drie kilometer naar hut. Ik doe mijn slippers aan, want mijn bergschoenen, die vorig jaar nog prima zaten, zijn nu een halve maat te klein en dat laten mijn tenen me weten. In de slippers heeft mijn voet weer alle ruimte en dat is heerlijk, al is de pees van mijn voetboog ook wat overbelast. Maar daar kan ik nu niets aan doen. We volgen de weg om de punt van de Foldfjorden heen, de wanden van de fjord opgesierd door een handvol weides en boerderijen. Bij een ervan vermoeden we een boerderijwinkeltje, maar als we het erf oplopen, blijkt het gesloten. Juist als we weer terug naar de weg lopen, komt er een truck aan. De eigenaresse of een behulpzame buurvrouw? Ze vist de sleutel uit de melkbus en we kopen wat lekkers. Heerlijk. Daarna volgen we de weg nog een heel eind, tot we afslaan en een heuvel mogen beklimmen. De hut blijkt oud woonhuis te zijn, met zwartwitte foto's aan de muur en een bank met sierlijke kussens. Het is toch echt een DNT-hut, met hutschoenen naast de voordeur en een voorraadkast met die lekkere zwarte bessensap die je warm drinkt. En met elektriciteit. Al gauw snort de kachel weer met vrolijke vlammen. Ik zet mijn tent op voor de hut en heb prachtig uitzicht op de fjord. 's Avond lopen er hinden door het veld, maar ze vluchten weer snel het bos in als ze ons zien.

Dag 5: Nersetra - Aure 7 km

Vrij relaxed gaan we weer op pad en meteen vanaf de hut beginnen we al te klimmen. Niet heel steil, maar rustig door een breed grasveld in het bos. Het is zonnig en warm en ik hoop dat ik genoeg water mee heb. Ingrid stopt even om haar teen af te plakken en de ongeplande pauze is heerlijk ontspannend. Er is geen enkel geluid, geen auto, geen vliegtuigen. Alleen de vogels en onze eigen ademhaling. Na de korte stop gaan we verder, steeds omhoog over zachte grond, moeras en turf. De rode paaltjes wijzen ons onveranderlijk de weg. Voor ons torent een groene berg de hoogte in, maar we slaan ervoor af naar een pad. Langzaam naderen we de boomgrens en worden de grijze rotsen talrijker. We passeren een laatste den en dan is er de bergkam. Vandaar hebben we een geweldig uitzicht op de fjord met zijn talloze eilanden en aan de rechterkant zien we Aure tegen de heuvels genesteld. We doen onze rugzakken af en genieten van de prachtige wereld om ons heen verkoeld door een zacht briesje. Ik loop naar een rotspunt vanwaar ik nog beter uitzicht heb op Aure dat aan een fraaie fjord ligt. We zien de sierlijke brug die we straks over moeten. Twee schapen komen op een verre heuvel staan en bekijken ons nieuwsgierig. We dalen af eerst nog zachtjes en geleidelijk door een moerassig gebied vol fraaie meertjes. Daarna gaan we steiler omlaag over een oud karrenspoor, al kan ik geen reden bedenken waarom iemand hier ooit met de auto omhoog zou gaan. Voor het eerst komen ons wandelaars tegemoet, een vader, moeder en zoon, dagwandelaars die ongehinderd door zware rugzakken omhoog zweven. Ingrid verbaast zich, tot ik opmerk dat het zaterdag is. Natuurlijk zijn de mensen buiten in een landschap zo fraai als dit. Onderweg naar beneden zie ik nog net een dikke slang wegschieten in het hoge gras. Die moet Ingrid pal voorbij gelopen zijn. Gebaseerd op het bruine ruitenpatroon denk ik dat het een adder was. Mijn tenen beginnen weer flink zeer te doen en ik ben blij als we eindelijk de asfaltweg bereiken. Hier smokkelen we en bellen een taxi naar Aure, die blijkbaar al in de buurt was, want hij is er binnen 5 minuten. Volgens de wandelgids zou de 5,5 km naar Aure te gevaarlijk zijn, met niet alleen bruggen, maar ook tunnels onderweg. Achteraf denk ik dat het wel meevalt, al is er op de weg niet altijd een berm of vluchtstrook. De tunnels hebben stoepen en daar kun je als wandelaar wel goed doorheen. Maar het lange stuk asfalt zou afbreuk doen aan het plezier van deze fraaie dag. Nu kunnen we gewoon ontspannen genieten van onze mooie herinneringen. In Aure checken we in bij het guesthouse en maken meteen gebruik van de heerlijk warme douche om het vuil en zweet van de afgelopen dagen van ons af te spoelen. We draaien een was, zodat we ook weer heerlijk schone kleren hebben. Daarna gaan we op zoek naar een outdoor of schoenwinkel. Helaas heb ik de grootte van Aure overschat. Er is wel een winkelcentrumpje, maar dat bestaat uit een kledingwinkel, een pizzeria en een kleine supermakrt. Ik moet het dus de rest van deze vakantie met mijn krappe meindels doen. Gelukkig is er ook een grotere supermarkt en daar hebben ze meer dan genoeg sporttape. We luieren de middag weg op het terras met uitzicht op de fjord en genieten van een heerlijke maaltijd in het hotel. Wat een verwennerij.

Dag 6: Aure - Rolvangen 10  km
We beginnen de ochtend heerlijk lui want tijdens het ontbijt regent het behoorlijk. Pas rond 10.30 gaan we op stap. Ingrid heeft mijn rechtervoet weer afgeplakt zodat ik hopelijk wat minder last heb van de peesplaat en ik heb alleen mijn ondersokken aan om mijn tenen iets meer ruimte te geven. Het voelt goed en ik ga opgewekter op stap dan de afgelopen dagen. We lopen door het dorp en stoppen alleen bij de school om onze jas uit te doen, want het is warmer dan we dachten. Ik maak nog even een foto van de fraaie muurschildering, een abstract portret misschien, en slaan een straat in die eindigt bij een smal bospad. Het bosgebied is omheind en vanuit mijn ooghoeken zie ik iets bewegen. Die ronde snoet, een eland! Het is een vrouwtje en ze maakt zich snel uit de voeten. Even verderop pikken we de Fjordruta weer op bij een overstap over het gaas heen. Aan de andere kant zijn er planken, want de grond is behoorlijk omgewoeld. Het loopt makkelijk en al snel zijn we bij het tweede overstapje, het omheinde gebied weer uit. We duiken het bos is en het pad slingert lichtjes op en neer, maar stijgt niet noemenswaardig. Langs de route hangen ook rode linten die aan een ultramarathon doen denken. Het begint te druppelen, maar omdat we op dat moment net in een dicht dennenbos lopen, merken we er aanvankelijk niet veel van. Als de bui doorzet, trek ik toch mijn regenkilt aan en wikkel mijn camera in een plastic zak. Die kunnen amper tien minuten later alweer uit, wanneer we uit het bos komen en een prachtig uitzicht hebben op enkele huizen die op de tegenoverliggende berghelling zijn geplakt. Voor we er komen, draaien we af naar een karrenspoor vol stenen. Hogerop is het pad verstevigd met boomstammen en die zijn superglad. En ja, ik ga onderuit, gelukkig zonder dat er iets breekt of stuk gaat. Het pad slingert verder, steeds omhoog en nooit saai. Zo af en toe zijn er met mos begroeide stenen, maar natuurlijk ook de stukjes moeras waar we moeten kiezen op welk plekje onze voeten het minst risico lopen nat te worden. Wanneer we hoger stijgen, wordt het gebied opener en terugkijkend zien we de fjord met zijn eilandjes en de sierlijke brug. Nog hoger wordt het mistig, of zijn het wolken, en steken de bomen grimmig af tegen de grijze achtergrond.

We houden even kort pauze, maar het weer nodigt niet uit om lang te zitten. We lopen verder richting een hut waar wat schapen grazen. Rechts van het pad hoor ik ook iets, maar ik herken het geluid niet. Ik zie een bruine vlek door de heide rennen, een reekalf dat zich bij zijn moeder voegt. Wow. Nu beginnen we aan de tweede klim van vandaag, die en stuk langer is, maar niet heel erg steil of zwaar. Hoe hoger we komen hoe meer rotsen er op het pad verschijnen, waar beekjes pardoes overheen stromen. De wolken hangen steeds lager tot we in een grijze wereld lopen waar de wind streng waait. Vervelend is het niet, het is droog en dat is het belangrijkst. Veel uitzicht is er niet en we lopen van steenmannetje naar steenmannetje. Het spel van grijze stenen, voortjagende wolken en het groene gras en mos is prachtig. Het pad slingert over de flanken van de berg Rostolen, behoorlijk lang, tot we beginnen af te dalen. Opeens komen we onder de wolken en krijgt het landschap zijn helderheid terug. In de diepte zien we het meer liggen net daaraan de hut, in de verte de fjord. Prachtig. We hebben de hut weer helemaal voor onszelf en ik denk er niet eens aan om de tent op te zetten. Ingrid maakt de kachel aan en ik hak wat hout in kleinere stukken zodat het beter brand. Daarna weer heerlijk ontspannen en luie avond in de hut.

Dag 7: Rovangen - Storfyskhutta 12 km
Wat een prachtige dag om een wandelaar te zijn. Een van die dagen waarop ik me oprecht bevoorrecht voel om dit te kunnen, hier te zijn. Elke kilometer genieten. De ochtend begint mild en windstil. Vanaf de hut klimmen we omhoog over de flanken van de Pikfjellet. Een groen landschap zonder bomen en struiken, maar wel met schapen in de verte. We lopen iets te ver door,  raken weer van de route af en moeten een stukje terug. Wanneer ik vooruit loop, slaat de route plots rechtsaf en moet ik een stukje hoger verder. “Hier kun je makkelijk verkeerd lopen”,  denk ik nog. Even later zie ik Ingrid een stuk onder mij gedachteloos rechtdoor lopen over een rots. Oeps! Oversteken lukt niet in dit drassige landschap, maar gelukkig hoeft ze niet heel ver terug. We steken de zadel over en aan de andere kant mogen we weer klimmen. Gebaseerd op de kaart dacht ik dat we het schiereiland op zouden draaien en geen fjorden meer zouden zien, maar voor ons strekt zich toch weer een langgerekt water uit met een sierlijke boogbrug. We komen hoger, rotsen, gras en water vormen samen een prachtig kustwerk tegen de achtergrond van in elkaar overlopende bergen. Op een ervan ligt zelfs nog een restje sneeuw. Om ons heen horen we plevieren roepen en als er een dicht genoeg bijkomt zie ik dat het een goudplevier is. Een paar moerasjes verder schrikt Ingrid een sneeuwhoen op. Het vrouwtje rent voor ons uit en vliegt af en toe een stukje op, wat bijzonder. We stijgen en dalen, maar niet heel bijzonder gekke hoogteverschillen. Dan komen we bij een tweede berg op een prachtig zadel vol meertjes ingeklemd tussen de grijze rotsen. Het is adembenemend mooi. We volgen het water over de rotsen. Ingrid glijdt uit op een natte rots, een zwart, slijmerig stuk dat ik bewust had gemeden. Dan dalen we weer af door lage struiken. De grond is erg nat en we hebben behoefte aan pauze, maar lopen nog even door tot we bij een dennenbossen droge grond tegenkomen. Een stel Duitsers komt ons tegemoet, met zware rugzakken en zonder trekkingstokken. Onverwacht snel verdwijnen ze weer uit het zicht. Uitgerust gaan we verder, stijgen en dalen over de heuvels. Na een smal pad vol gebogen berken komen we uit bij een rivier die we via stapstenen voorzichtig oversteken. Verder dan. We zien een hut, hopen dat het de onze is, maar daarvoor moeten we nog een kilometer verder. Mijn voeten beginnen zeer te doen, ondanks de extra tape van Ingrid. Een laatste randje dan, een laatste stuk langs een meertje en de hut is opeens erg dichtbij. Heerlijk.

 

Dag 8: Storfyskhutta - Sollia 10 km
Een stralend blauwe hemel en een zon die weerkaatst op een rimpelloos meer. Vandaag wordt een prachtige en vooral erg warme dag. Ingrid plakt vandaag mijn beide voeten af en iets na 09.00 uur gaan we op stap. We volgen de paaltjes met rode kop over de flanken van de berg. Het is erg drassig en we zoeken ons een weg door het veen en van steen naar steen. Het pad slingert iets op en neer, maar niet dramatisch. Als ik iets vooruit loop, stap ik bijna op een kleine adder, zo dik als mijn vinger en hooguit 30 cm lang. Hij maakt wat aanvalsbewegingen met zijn kopje en verdwijnt dan in het gras. In de diepte verschijnt een meer met twee houten hutjes eraan, aan elke oever een. We lopen ze voorbij door het lage struikgewas en komen dan bij de afslag naar Sollia. Hier kun je namelijk kiezen, een korte route of een lange. De lange en zwaardere route gaat rechtstreeks naar Vinjeora en de volgende hut, Sorelisetra. De korte en makkelijker route gaat eerst nog naar Sollia, een hut die, gebaseerd op de kaart, prachtig is gelegen op de rand van een fjord. Juist dat gehoopte uitzicht is de reden dat wij voor Sollia kiezen. We volgen de markering omhoog langs een naamloos riviertje dat over roestbruine rotsen tuimelt. Op een gegeven moment steken we het water over via stapstenen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om wat water te filteren en mijn hoofd nat te maken. Heerlijk koel. We volgen het riviertje nog een tijd stroomopwaarts tot we afslaan en de Raudbekken volgen, van waterval naar waterval. En dat gaat omhoog. Redelijk lang en sterk, hoewel niet heel erg steil. Hoger en hoger klimmen we, tot het struikgewas plaatsmaakt voor gras en mos en de rotsen de overhand nemen. Het is warm, ik zweet en drink en zwoeg omhoog. Gelukkig is het ook weer niet te lang of te zwaar. We bereiken de top van de Snofjellet en dalen iets af naar een plekje uit de wind. Daar doen we onze rugzakken af en eten lunch, voor mij wrap met salami. We strekken ons uit op het mos en doen een heerlijk dutje in de zon, die af en toe wordt gedempt door een sluierwolk. Na zo een heerlijk uur te hebben geluierd, hijsen we onszelf omhoog voor het laatste stuk naar de hut. Voor ons strekt zich een landschap uit van meertjes, moeras en rotsen. Er is niet altijd een pad, door het soppende veen lopen we van steen naar steen, markering naar markering. Daarna begint de afdaling, die veel minder steil is dan ik op basis van de kaart had vermoed. Het hele landschap ziet er anders uit dan verwacht. Veel groener en we komen veel lager dan ik dacht. We zien groene weiden en huizen, maar dat blijkt aan de overkant van de Vinjefjorden. Door een berkenbosje dalen we verder af, tot om de bocht opeens de hut verschijnt. Prachtig gelegen, op de rand van de berghelling en met uitzicht op het diepblauwe water van de fjord, de groene velden en de huizen aan de overkant. Er is zelfs een buitendouche vol lauw water, waar we gretig gebruik van maken. De hut is wel donker, met maar weinig ramen en een grote, stenen haard, die we aansteken om onze kleren en schoenen te drogen. We hebben de hut weer helemaal voor onszelf, fantastisch.

Dag 9: Sollia - Storlisetra 13 km
De fjord zit potdicht en het regent zachtjes. Zo rond tien uur moet het droog worden geeft de app aan, dus we draaien ons nog eens lekker om en slapen heerlijk uit. Nadat we de hut weer netjes hebben opgeruimd, hijsen we onze rugzakken om en gaan op pad. Zo af en toe is de fjord weer te zien, door gaten in de wolken zien we het water. De route begint met een makkelijk graspad, maar al na tien meter wordt het smaller en klimmen we omhoog door een berkenbos. Zo af en toe is er een stuk open moeras waar onze voetstappen een kleine vloedgolf veroorzaken als we het water uit het mos drukken. We klimmen een flink eind, door dennenbos en over open vlakten. We komen in een gebied waar rotsen en moeras elkaar afwisselen, maar in ieder geval is het er vlakker en schieten we aardig op, al halen we niet de 2,5 uur die op de kaart voor dit stuk staat vermeld. We passeren stille meren met sierlijke waterplanten en steken enkele beekjes over met stapstenen. Zo af en toe is het zoeken naar de route, maar steeds vinden we de volgende markering. Ik krijg het aardig warm en trek mijn jas al snel uit.
Bij een heuvel is met stenen een bankje gemaakt en houden we even rust. Verfrist gaan we verder. Over de heuvel is een groot meer waarin een groep kinderen zwemt. Het geluid van hun gelach en gegil draagt ver. We laten het kinderfeest achter ons en dalen steil af door het bos. Zo het en der in de struiken komen we papieren tegen met de vragen van een natuurquiz voor de kinderen. Na een laatste stuk gras stappen we onwennig het asfalt van Vinjeøra  op. We wisten al dat er hier geen café of restaurant is, maar vragen het voor de zekerheid toch even na. De Noorse vrouw reageert enthousiast en nodigt ons uit voor een kop koffie of wat fris. Nooit gedacht dat ik nog eens vrijwillig Pepsi Max zou drinken, maar met deze hitte let  ik meer op de koolzuur dan de smaak. Na een klein uurtje babbelen gaan we met frisse tegenzin verder naar beneden, we moeten even op gang komen en het gekreun is niet van de lucht. Maar wanneer we de fjord zien die zich voor ons uitstrekt, het blauwe water en de in elkaar overlopende bergen, is elk ongemak vergeten. Hiervoor zijn we naar Noorwegen gekomen. Jotunheimen mag dan populair zijn, juist doordat wij als wandelaars hier alleen zijn, maakt dit voor ons extra speciaal. Alsof we een verborgen juweel helemaal zelf hebben ontdekt. Bij een parkeerplaats naast het gesloten restaurant gaan we even naar toilet en ik smeer me nog eens in met zonnebrandolie. We steken de weg over en nemen een grindweg die om een boerderij heen de bergen in slingert. Het loopt makkelijk, maar heel snel gast het niet meer. De weg wordt smaller en groener. Talloze bordjes wijzen op andere, onbekende bestemmingen, hutten of meren. Wij volgen trouw de rode T. Steil omhoog door bos gaat het laatste stukje en algauw zien we de vierkante vormen van een hut en een bijgebouw. De hut is klein en knus en ligt midden in het bos, maar vangt toch genoeg zon om heerlijk op de veranda te zitten. Daar worden we lekker lui van. Er staan veel bosbessen en ik pluk een handjevol rijpe bessen om ons eten mee op te vrolijken. Water halen we met emmers uit een watertank die in een stroompje is gebouwd even verderop. Het wat er zit vol blaadjes en stukjes, maar dat filteren we er wel uit. Hebben de hut knusse weer voor onszelf, wat een geluk.

Dag 10 Storlisetra - Grytbakksetra 11 km
Vandaag dreigt het 26 graden te worden en daarom gaan we een half uur eerder dan gewoonlijk op pad. De zon doet de schaarse wolken snel verdwijnen en brandt er lustig op los. Meteen vanaf de hut beginnen we te klimmen, door een dennenbos vol bosbessen. Steeds hoger en hoger gaan we, terwijl de bomen kleiner worden tot ze niet meer zijn dan kniehoge struiken en later takken die plat op de grond groeien. Als we boven de boomgrens uit zijn zien we de fjord liggen met in de diepte Vinjeøra. We kijken of we Sollia zien op de tegenoverliggende bergwand, maar dat is onbegonnen werk. Ik zweet enorm en sta regelmatig even stil om uit te hijgen. Ik drink veel, nog voor we het hoogste punt hebben bereikt, heb ik al bijna een halve liter op. Gelukkig hoeven we dit keer geen echte toppen te beklimmen. De route schampt de Knuppelfjellet van 8770 meter een gaat verder over de flanken van de iets lagere Fossdalsfjellet. Bij een klein dalletje stroomt een beek. Ik gooi mijn rugtas af en ga plat op een steen liggen om mijn hoofd in het water te steken. Heerlijk koel. Dan is het nog een stukje verder klimmen. Het is een landschap van rotsen, mos en gras, een prachtige omgeving. Wanneer Ingrid wil pauzeren stel ik voor om dat bij een beekje te doen. Ik filter eerst heerlijk koel water om mijn dorst te lessen en duik dan met kleren en al het water in. Alleen mijn schoenen en sokken doe ik uit. Het is heerlijk koel. Dit heb ik eerder in Costa Rica ook gedaan en omdat wandelkleding niet schuurt, kan ik prima met kletsnatte kleren. Zeker in deze hitte is dat erg verfrissend. We gaan verder over een helling met een heel smal en schuin pad, maar het uitzicht op een meer is de moeite waard. Dan volgt lange vallei met moeras, er is geen platgetreden pad en de route vinden is af en toe best moeilijk. Bij een volgende beek willen we lunchpauze houden, maar de vliegen die om onze hoofd blijven zoemen, jagen ons weer weg. Even later en iets hoger houden we dan alsnog pauze in de schaduw van een rots, terwijl we uitkijken over het langgerekte meer Holavatnet beneden ons. We brengen er een lui uurtje door, ongehaast en genietend van het uitzicht. Gelukkig verdwijnt de zon af en toe, waardoor het iets koeler is dan verwacht. Als we met frisse tegenzin weer verder gaan, lopen we een heel eind land het meer en kijken ongeduldig uit naar de hut. We moeten er tenslotte bijna zijn. Toch kunnen we het niet laten als we een paar hoge dennenbomen tegenkomen die hun schaduw op het pad werpen. We rusten nog een kwartiertje, want Ingrid heeft wat last van schouder. Daarna dalen we af naar de Storbekkdalen, een bulderende rivier die zich onder een houten brug tussen smalle kliffen doorwurmt. Aan beide zijden van de brug zijn er indrukwekkende witte schuimkoppen te bewonderen. Hier moet je niet in vallen. Op de linkeroever zie ik in de verte een schoorsteen, het laatste restant van een ruïne. Op de andere oever zie ik een man in zwembroek. Dan kan de hut nooit meer heel veel verder zijn. We steken over en ik weet niet of het door de vermoeidheid komt, maar de hut voelt ver. Dan staan we onverwachts aan de voet van een trap en die brengt ons pal naar de hut, een stuk hoger. Die hebben we onverwachts voor onszelf. Tot onze verrassing hebben we de hut voor onszelf, de zwemmers zien we niet meer terug.  Eerst halen we water, in een kleine poel zo’n 500 meter achter de hut. Dan dalen ook wij af naar de rivier. We halen het niet tot de officiele badplaats, zodra we het water zien, stappen we over de rotsen naar de rand van de rivier en stappen pardoes met kleren en al het water in. De rivier komt over een lage waterval omlaag, maar in een zijstroom en poel is er amper stroming. Ook daar is een waterval en om beurten laten we ons masseren door het vallende water. Daarna plukken we wat rijpe bosbessen die om de hut staan en doen de hele verdere avond niets meer.

Dag 11 Grytbakksetra Zero
Vandaag werd er behoorlijk wat regen voorspeld, maar voorlopig is het nog droog. Toch blijven we de hele dag in de hut, lekker luieren, lezen en voor mij, filmpjes monteren. Zo tegen de middag begint het wat te regenen, maar het is niet heel heftig. Maar we genieten van een lekker rustige dag. In de loop van de dag komt Katia aan, een Belgische wandelaarster en we wisselen ervaringen en verhalen uit. ’s Avonds bak ik pannekoeken en met wat kaas erop is dat geweldig lekker.

 

Dag 12 Grytbakksetra - Hardbakkhytra 15 km
Iets voor 08.00 uur word ik wakker. Oeps! We zouden om 08.30  vertrekken. Ingrid en Katia  zitten al aan het ontbijt. Ik kleed me snel aan en uiteindelijk gaan we rond 09. 15. op pad. Vandaag wordt een van de zwaarste etappes, met het hoogste punt van de route, de Dyrstolan van 929 meter. Het begint rustig, de bekende afwisseling van moeras en gras en rotsen. We lopen aardig door en voelen ons energiek na de heerlijke rustdag. Het weer bevalt ook een stuk beter dan de laatste wandeldag, bewolkt en lekker koel. Het waait wel flink en daar geniet ik juist van. Lekker uitwaaien. Dan komen we in een vallei waar we een aantal hutten ontdekken. In de verte horen we koeien ellen en op een tegenoverliggende helling zien we de kudde lopen. Ook verschijnen er af en toe koeienvlaaien op het pad, dat ook flink is omgewoeld door de zware hoeven. Het verrast me niet wanneer we bij de afslag naar Øygarden komen, waar een weg een eindje de heuvels in reikt. Zoveel hutten, dan moet er wel een weg in de buurt zijn. We beginnen te klimmen. Eerst nog aardig langzaam, maar wel gestaag. De wind pikt op en we komen hoger en hoger, tot we de top van de eerste berg bereiken, een naamloze piek van 788 meter, terwijl de naastgelegen Skorvhattan van 765 meter blijkbaar wel een naam waardig is. Bijzonder. We dalen een stukje af en dan begint er een steile klim naar de 929 meter hoge Dyrstolan. De route is erg mooi, maar we komen wel in de wolken en mijn vingers zijn erg koud. En dan komt er een groepje trailrunners langs in T-shirt en korte broek. Dat doe ik ze niet na. Ze vliegen over de rotsen in een tempo dat haast wel moet leiden tot ongelukken. Intussen zoeken wij een plekje waar we voor de wind kunnen schuilen en vinden een groep beschuttende rotsen net boven een meertje. Het is nog steeds mistig zo in de wolken, maar dat heeft ook zijn eigen schoonheid. Soms loop ik iets vooruit en soms Ingrid, maar we zorgen er wel voor dat we altijd binnen zichtafstand van elkaar blijven. Zeker in deze omstandigheden vinden we dat belangrijk. Wanneer we afdalen komen we houten elektriciteitsmasten tegen die het landschap ontsieren, maar nadat we er onderdoor zijn gelopen, strekt zich weer een ongerept landschap voor ons uit. Een vreemd landschap, vol smalle kreukels, klimmetjes en afdalingen, telkens weer. Het is vermoeiend en na elke kreukel verwachten we de hut te zien. Zoals steeds gaat onze GPS de afstand op de kaart voorbij en telt door. Het zou 13,8 km moeten zijn, maar hoewel ik optimistisch ben, tikt de teller algauw 14,5 km aan en nog zijn we er niet. Ingrid heeft al 15 km op de teller staan. Dan zie ik boven de rotsen een schoorsteen uitsteken. Iets hoger en ik zie een dag. De hut is vrij modern, gebouwd in 1998. Hij ligt midden in de bergen aan een meer. Katia en een Noorse dame zijn er al en hebben de kachel flink opgestookt. We zetten onze schoenen erbij om ze te drogen.  Katia gaat nog even naar buiten om van het uitzicht te genieten en het is inderdaad fraai. Een langgerekte bergketen, groene dalen en meren. Maar de lucht wordt al wat heiig en ik ga gauw weer naar binnen. We brengen een heerlijk luie avond door in de but.

Dag 13 Hardbakkhytra - Tverrlihytta 11 km

Het meertje ligt er ’s ochtends rimpelloos bij, er waait alleen een zacht briesje en het is heerlijk koel. De zon houd zich verscholen, een perfecte dag om te wandelen. Meteen vanaf de hut neemt Ingrid de verkeerde afslag, een pad dat uiteindelijk naar het dorp Botn aan de Valsøyfjorden ligt. Gelukkig heb ik het op tijd in de gaten en roep ik haar terug. De handwijzer staat iets schuiner, we moeten die andere rode stippen hebben. We blijven hoog op de bergkam, het pad is aardig rotsachtig en aan de horizon strekt zich een prachtige keten besneeuwde pieken uit. Dan begint een lange en stenigen afdaling waar we behoorlijk op onze voeten moeten letten. Soms zijn de afstapjes wel heel groot en moeten we zoeken hoe we lager komen, maar het gaat. Het uitzicht blijft aan alle kanten geweldig. Rechts verschijnt de Valsøyfjorden met de meren Litlreinslivatnet en het grotere Reinslivatnet er nog voor.  Links ligt een groot meer aan de voet van een enorme klif, verschillende hutten aan de oever. Lager wordt het warmer en komen we in bos en moerasgebied terecht. Er is een pad vol omgevallen berken waar we onderdoor moeten, dat gaat net goed. Op een dode berk houden we lunchpauze. Na half uurtje gaan we weer verder. We bereiken het dal, steken klein beekje over en beginnen weer te klimmen. Langs pad staan bosbessen en we kunnen de verleiding niet weer staan een handjevol te plukken. Er zijn zoveel rijpe bij, heerlijk. Hoger en hoger klimmen we. Ingrid trapt bijna op het jong van een sneeuwhoen, wat bij jong en ouder voor paniek zorgt. Ze vluchten luidruchtig en de rust keert terug. ER is een vlak stuk moeras met drie tureluurs en dan weer een berg. Aan andere kant net onder richel verschijnt de hut. Altijd spannend om naar uit te kijken en fijn als we hem dan eindelijk zien. Weer delen we de hut met Katia, maar dit keer zijn er ook twee Noorse dames, die erg bruusk zijn, op het onbeleefde af. Ze zijn erg verontwaardigd dat wij als drie wandelaars die verschillende kamers in gebruik hebben, terwijl er nog gewoon een vierde is. Een van de Noorse dames snurkt blijkbaar en ze wilden juist zelf in twee verschillende kamers slapen. Daar trappen we natuurlijk niet in. Uiteindelijk gaat Ingrid naar de hondenkamer, zodat de Noorse dames een grotere kamer krijgen en een van de dames op de grond kan slapen, want stapelbedden, daar doen ze niet aan. Hoewel ze daarna nog pogingen doen een gesprek te voeren, hebben we daar niet veel behoefte aan en bereiden ons met Katia voor op de volgende dag.

Dag 14: Tverrlihytta - Jutulbu 17 km
De weersvoorspelling voor vandaag is aardig beroerd en voor de hut hangen de wolken laag over de bergen. Nadat we de hut nog even hebben aangeveegd gaan we op stap. We volgen de rode paaltjes naar beneden, steken een riviertje over en beginnen te klimmen naar een pas. Het is merkbaar dat het afgelopen nacht heeft geregend, de grond is natter dan gewoonlijk en talloze stroompjes vloeien over en langs het pad. Het begint te miezeren en daar houdt het de eerstvolgende anderhalf uur niet meer mee op. Gelukkig is het pad niet heel zwaar of ingewikkeld. Tot we bij een rivier komen die we moeten oversteken. Het water stroomt hard, maar vlak onder de oppervlakte zie ik een aantal rotsen met richels die eruit zien of ze goed houvast geven. Ik stap de rotsen op en kom bijna droog aan de overkant. Bijna, want net voor de andere oever wordt het water dieper en het is net een te grote stap om in een keer te nemen. Ik stap in het water en snel de oever op, maar het water komt tot over mijn enkel en mijn schoen stroomt vol. Aan de andere oever begint een lange vallei vol moeras, terwijl hoog op de helling, boven twee vakantiehuizen, er kudde schapen graast. Het pad door de vallei is bij vlagen makkelijk en met vaste grond, maar vooral veel moeras, beekjes en nat gras. We blijven soppen en omdat onze voeten toch al nat zijn, doe ik geen moeite meer de modderplassen te vermijden en stamp gewoon door. Ondanks dat we stevig doorstapoen, begin ik het koud te krijgen. De regen en wind maken het akelig fris. Als het droog wordt, doe ik snel mijn fleece trui aan en dat is een stuk comfortabeler. Het ad voert verder langs de oever van een meer waar we ons voorzichtig een weg banen over de stenen. We lopen de vallei uit en aan het eind is er een klim naar een pas tussen twee bergen door, de 676 meter hoge Tindan en de indrukwekkende Hjelmen van 978 meter hoog. Langs de bergwand verschijnen twee slanke watervallen als dunne linten over de gladde rots. We volgen de Almbekken, een smalle beek, naar beneden, en het is genieten. Even later is er dan weer een weer klim tussen nauwer struiken door en krijgen prachtig zicht op een fjord en de huizen. De lange afdaling erg steil en we doen het voorzichtig, want we vertrouwen de rotsen niet meer nu ze nat zijn. Gaat erg langzaam, maar zulke paden moet je niet willen haasten. Iet slager is er dennenbos, smal gras en aarde. We komen uit op grindweg en hier lopen we wel dir keer verkeerd, omdat de markering ontbreekt. Gelukkig heeft Ingrid haar GPS bij de hand en lopen we telkens terug naar de route, al zouden we de route ook makkelijk over de weg kunnen oppakken. Maar ik ben toch wel enigszins purist en wil geen meter van dit pad missen. Het juiste pad is wild en erg overgroeid. We komen uit bij een weg, waar een lege picknickbank maar triest oogt in dit sombere weer. We komen niet in de verleiding en lopen over het asfalt een stukje terug naar de afslag die ons naar de hut moet brengen. We stappen een afrastering over en dan begint een serieuze klim tussen de hoge varens door. Alles is glad en nat, de wortels, de modder, de rotsen. Ik ga voorop en hijs mezelf geconcentreerd omhoog. Langzaam kom ik in een ritme, een trance bijna. Niets is belangrijker dan de volgende stap, de plek waar ik mijn voeten kwijt kan zonder te vallen. Soms is er een boom of een dun stammetje dat houvast en vertrouwen geeft, meestal plant ik mijn wandelstokken stevig in de grond. Zo kom ik steeds hoger, genietend van de inspanning. Ingrid volgt even gestaag. We houden elkaar redelijk in het zicht, maar stappen wel door. De varens groeien zo dicht opeen over het pad, dat ik mijn voeten niet kan zien. Met mijn stokken houd ik de bladeren opzij, zodat ik de kronkels van het pad kan zien. Er staan ook bosbessen, maar dit keer hebben we niet de energie om ze te plukken. Het is niet supersteil, maar wel lekker uitdagend. Eenmaal boven, op de pas hoop ik de hut te zien, maar ik ben te optimistisch. We maken bocht om de berg Tussan heen over een redelijk goed begaanbaar pad. We zien een hut en even hebben we hoop, maar het is een andere en nog niet de onze. Toch blijf ik genieten van kleine dingen, zoals druppels water aan grassprieten. Zo sierlijk. Ondanks slechte weer moet je toch mooie dingen willen zien. De tweede hut heeft een bekender ontwerp, het is de onze. Katia is er al en heeft de kachel al flink opgestookt. Ongemerkt zijn we toch best afgekoeld en we genieten van de weldadige warmte. Dit keer stoken we ook de kachel in de gang flink op, waar een rek is om onze spullen aan te drogen. Dit keer staat het hakblok midden in de gang en ik leef me flink uit met de bijl, daar word je immers ook lekker warm van. Nadat ik wat aanmaakhoutjes heb gehakt en zowel de kachel in de woonkamer als de gang flink snorren, maak ik het me gemakkelijk op de bank. Dat heb ik wel verdiend na deze zware dag.

Dag 15: Jutulbu - Halsa 14 km
De ochtend begint alweer grijs en regenachtig en dit keer heb ik er helemaal geen zin in. Het onverwoestbare optimisme van gisteren ben ik kwijt. Juist voor deze laatste dag zou het mooi zijn om goed weer te hebben. Omdat we er gisteren een flink zooitje van hebben gemaakt, besteden we flink wat tijd aan het opruimen van de hut. Samen met Katia vegen we de vloer en kloppen de tapijten uit zodat er geen houtsplinters achterblijven voor de volgende gasten. Als we iets na 09.00  uur op pad gaan, is het droog. Het begin van de route moeten we even zoeken. Er staat wel een bordje met een pijl, maar geen rode markeringen ontbreken. Dan spot Ingrid achter de hut een rood paaltje en door de heide lopen we ernaar toe. We dalen af en het is goed merkbaar dat het gisteren heeft geregend. De grond is verzadigd en kleine beekjes stromen pardoes over het pad. Algauw komen we bij een rivier die door een brede bedding buldert. Waar het pad het water kruist, staat een scherpe rots onder water. Misschien zouden er meer stapstenen zijn als het water lager stond, maar door de regen is de rivier flink gestegen. Hier oversteken gaat hem niet worden. We lopen iets stroomopwaarts tot we iets rotsen zien die nog wel boven het water uitkomen. Ingrid gaat eerst en zoekt voorzichtig een weg naar de overkant. Net voor de andere oever ligt een steen iets onder het water en daarmee halen we redelijk droog de overkant. Maar het duurt niet lang eer onze voeten net zo doorweekt zijn als gisteren. De route voert pal door een moeras en alles is nat. Langzaam klimmen we iets en het miezert weer, iets dat mijn normaal zo optimistische natuur geen goed doet. Twee dagen achtereen snertweer, jakkes. De route geeft nou ook niet bepaald aanleiding tot veel feestvreugde. Na een korte afdaling komen we uit bij een meer. Skraevatnet Het pad loopt langs de oever, maar het is eerder een hindernisbaan dan een wandelpad. Het ligt vol stenen, we klauteren onder bomen door en er ook overheen. Je moet je steeds concentreren, ook omdat bepaalde rotsen met deze nattigheid erg glad zijn. Het is een puzzel, vermoeiend en dat kost best wat energie. Als het droog was geweest, hadden we hier ongetwijfeld van genoten, maar nu is het beslist ‘type 2 fun’, vooral leuk om gedaan te hebben en op terug te kijken, minder leuk om te doen. Aan het eind is er gelukkig weer even een moerasgebied. Als we stil staan om een laagje uit te trekken, plukken we meteen een handjevol bosbessen, want er zijn er hier erg veel en ze zijn heerlijk. Na nog weer een moerasgebied staan er twee bordjes die beiden een route naar Halsa aangeven. Eentje via Vassdalen, langs een groot meer en daarna vooral over de weg, de andere de officiële Fjordruta over twee bergen heen. Met frisse tegenzin kiezen wij voor de route door het bos die meteen sterk begint te klimmen. De varens zijn zo dik begroeid dat ik mijn voeten amper kan zien. Zit hier een gat, een rots, een wortel? We trekken ons langzaam en zorgvuldig omhoog en plaatsen elke voet met zorg. Ook boven de boomgrens gaat het door. Uitzicht is er niet, we lopen de wolken in en de miezert slaat tegen onze bril. Ik loop Ingrid achterna van rode stip naar rode stip over een smalle kam. Na de Flatfjellet gaan we iets omlaag naar een andere top en dat is een pittige afdaling. Soms is de stap zo groot dat ik op mijn komt naar beneden schuif. Bij een groot rotsblok hangt een touw. Ingrid helpt me abseilen. Het is maar een klein stukje, maar toch is het de eerste keer dat ik met mijn hele gewicht aan een touw hang, waarvan ik niet weet hoe lang het er al ligt of hoe versleten al is. Ik vertrouw erop dat het me houdt, maar het is best spannend. Na weer even klimmen komen we bij een topje waar een enorm rotsblok vanuit het niets op de top lijkt te liggen. Hoe dan? We dalen iets af en op een windstil plekje eten we snel lunch. We houden de pauze kort, want het is te koud om lang te zitten. Weer omhoog, weer klimmen. We ronden de tweede berg, de Krekjefjellet,  en beginnen dan definitief aan de afdaling naar het eind. Die is een stuk makkelijker dan ik dacht. Er is een stukje puinhelling en in een nauwer kloof is er een behoorlijke klauterpartij over grote rotsen, maar heel steil is het niet. En daarna is er een heel net grindpad langs een beek die we naar beneden volgen. We steken een aantal beekjes over, maar nergens is het nog heel spannend. Mijn voeten zijn inmiddels zo nat dat ik me nergens meer wat van aantrek en pardoes door alle plassen stamp. Natuurlijk is er ook nog modder en als ik tot halverwege mijn onderbeen wegzakt foeter ik wel even, maar ik kan er ook wel weer om lachen. Lager volgt er een lang stuk moeras en hier schieten we flink op. Het loopt lekker, even niet op je voeten hoeven letten. En dan komen we op een grindweg uit, die we helemaal volgen tot we op een asfaltweg komen, waar voor het eerst sinds Kristiansund weer een bordje ‘Fjordruta’ staat. Over de weg lopen we naar Halsa toe. Een auto stopt en biedt ons een lift aan, iets waar Ingrid dankbaar gebruik van maakt. Ik ben eigenwijs en wil deze tocht op een goede manier afsluiten. Het is hooguit twee kilometer naar Halsa en dat is zonde om over te slaan. Ik ruik de finish en stap flink door, maar vergeet niet te genieten van het uitzicht op de Halsafjorden waar ik de veerboot naar Kanestraum al zie aankomen. We hebben de bus van 16.30 net gemist en moeten op die van 20.00 uur wachten. Als eerste bestormen we in Halsa de supermarkt, waar we wat lekkers kopen en ontbijt voor morgen. Daarna claimen we een tafel in de snackbar en bestellen een heerlijke hamburger en patat met friet. Schoenen uit, warm eten, genieten. Later zien we dat het restaurant in Kanestraum gesloten is, dus we zijn blij dat we al in Halsa hebben gegeten. Er is geen bushalte voor de bus naar Kristiansund, de bus moet immers toch wachten op de veerboot.  Met bus en al rijden we de veerboot op en rijden in een klein uurtje de afstand terug waar we te voet meer dan twee weken over deden. Moe, maar zeer voldaan.

Bekijk hier mijn video's van de Fjordruta.