El Camino de Costa Rica

Wandelen in een tropisch vogelparadijs

Een jungle met slingerapen en leguanen, meren met talloze bijzonder reigers, roerdompen en aasgieren. Kolibries zien vanuit je slaapkamerraam en prachtige valleien waar de bloeiende flamboyant-boom de bossen felrood kleurt. De 280 kilometer lange El Camino de Costa Rica is een paradijs voor wandelaars en natuurliefhebbers. De in 2018 ontwikkelde route van de Caribische zee naar de Stille Oceaan lokt toeristen weg van drukbezochte kustplaatsen naar het binnenland voor een onvergetelijke ervaring.


Dag 1: Parismina – Muelle de Goshen – 13 km
De grindweg weg vol kuilen die tussen de bananenplantages doorslingert eindigt bij Muelle Caño Blanco. Een nog slaperig restaurant waar de serveerster de vloer van het overdekte terras aanveegt, een kleine parkeerplaats waar twee honden om knuffels vragen en een korte pier langs de Rio Parismina, waar verschillende toeristenboten op het water dobberen. Aan de overkant zie ik voor het eerst een echte jungle, een groene muur van bomen. Het is nog vroeg in de ochtend, maar ik sta zowat te stuiteren. Vandaag begint mijn wandelavontuur door Costa Rica.

Rond 08.00 uur komt de boot die Isaac, de gids van Urrí Trek, en mij naar Parismina zal brengen, waar de trail volgens de wandelgids start. De groepsreis die ik heb geboekt slaat deze eerste etappe over, maar ik ben eigenwijs. Toen me werd afgeraden deze etappe op eigen houtje te lopen, boekte ik een gids, want tja, je bent purist of niet. Ik wil de héle trail lopen en niets missen. Mijn kleine koffer en Isaac’s rugzak worden in de boot gelegd en daar gaan we. Heel ver komen we echter niet. Aan de overkant heeft schipper Julio, eigenaar van de Ecolodge in Parismina, namelijk een stel slingerapen ontdekt die van de wilde bananen snoepen. Zachtjes tuffen we dichterbij en ik zie hun lange grijptenen en de staart die ze als extra hand gebruiken om zich aan de takken vast te klampen. Een paar bomen verder rust een leguaan op een hoge tak en een toekan voert haar jong. Wat een heerlijk begin van de dag. We varen rustig zachtjes verder over een naamloos kanaal, terwijl Julio de vogels aanwijst. Zilverreigers en een soort zwart-witte ijsvogel. Brulapen laten hun luide roep door de jungle schallen en we zien zelfs een zeldzame bruine hokko vliegen, een zwarte vogel ter grootte van een fazant die met uitsterven wordt bedreigd. Uiteindelijk komt ons een boot achterop en in het smalle kanaal kan die ons niet passeren. We maken vaart en draaien de Rio Madre de Dios op. Hoewel de tocht naar Parismina zo’n 10 minuten zou duren, zijn we veel  langer onderweg. Dat blijkt een misverstand. Onze bagage moet inderdaad naar de lodge aan de Rio de Madres Dios, maar wij niet. Nadat we de bagage op de betonnen pier van de lodge hebben achtergelaten, gaan we met een noodvaart terug over net naamloze kanaal en de Rio Parismina. Julio verontschuldigt zich voor de fout, maar ik vind het niet erg. Deze onbedoelde vogelexcursie was superleuk! Het zou een standaard onderdeel moeten zijn van de eerste etappe.

Na een kwartier komen we dan alsnog aan bij Parismina, waar een groot bord ons verwelkomt. Ook staat er het eerste bordje met de afstand naar Quepos: 280 km. Voor een dorp waar je alleen met de boot en het vliegtuig kunt komen, is Parismina nog aardig groot. We lopen langs huizen, een vervallen politiebureautje en een kerk. Er staat zelfs nog een kerststal met flikkerende lichtjes. Er is zelfs een ziekenhuisje, al lijkt het nu vooral een opslag te zijn. De zijmuur draagt een blauwe muurschildering die het leven van een schildpad weergeeft. Isaac legt uit dat de schildpad een belangrijke plaats inneemt in de Costa Ricaanse cultuur. Sommige huizen staan op stelten. Het overstroomt hier blijkbaar nogal eens. Andere huizen zijn niet verhoogd, maar de bewoners zorgen dat ze waardevolle spullen snel in veiligheid kunnen brengen, vertelt Isaac. 
Over een weg van zwart zand lopen we door het dorp. Even later komen we bij de lange start- en landingsbaan, waarop heel groot nr. 14 is geschilderd.  Een bruine koe graast in het gras ernaast en even later tuft er een brommer met twee man over het asfalt. Als we over het asfalt naar de zandweg lopen die de jungle inleidt, kan ik het niet laten om even achterom te kijken of er niet toch een vliegtuigje aankomt. Langs de landingsbaan staan wat huizen, omringd door hoge palmbomen en in  één ervan ontdekt Isaac groene papagaaien. We verruilen het asfalt voor een zandpad langs de laatste huizen. Een groene strook bos scheidt ons van de Caribische Zee, die we al goed kunnen horen brullen. Na een kilometer buigen we af naar het strand van donker zand. Het strand is erg smal en na een kort, vlak stuk gaat het vrij steil omlaag. Blijkbaar is er een aantal jaar geleden een flinke storm geweest, die de beschermende riffen voor de kust heeft weggeslagen. Nu kun je hier niet meer veilig zwemmen. Groen is het strand nog wel. In plaats van helmgras groeit er een lange wortel met hier en daar een kluitje bladeren plat op het zand. Het zand loopt zacht en onze voeten zakken weg. In de verte is het mistig, maar er staat wel een windje die de drukkende luchtvochtigheid wat draaglijker maakt. Ook hier zien we ontzettend veel plastic liggen. Verloren slippers, plastic flessen, doppen, verpakkingsmateriaal. Mijn handen jeuken om het allemaal op te rapen, maar dat is onbegonnen werk. Gelukkig zijn er ook mooiere dingen te zien, als je er oog voor hebt tenminste. De ondiepe kuilen in het zand zijn nestplaatsen van schildpaden, wijst Isaac aan. In een ervan vinden we nog de leerachtige schil van een ei en de vervaagde afdrukken van de flippers waarmee de jonge schildpadjes uit het nest zijn gekropen. Boven de jungle vliegen tientallen zwarte gieren en even vragen we ons af of er ergens een dood dier ligt. Maar ze blijven hoog in de lucht en duiken niet naar beneden. Na ongeveer twee kilometer is er een pad net binnen de rand van de jungle. Dat loopt en stuk makkelijker, al mis ik nu wel de verkoelende wind. We zien bladmieren en een drie kilo zware kokosnoot die me doet afvragen of we hier geen helm op moeten. Je zal er maar een op je hoofd krijgen, daar houd je vast een behoorlijke migraine aan over. Zo nu en dan komen we langs kokoksnootplantages, waarvan compost wordt gemaakt voor orchideeën, vertelt Isaac. Ook zien we een rode eekhoorn die de kokosnootvezels verzamelt voor een nestje. En in het vervallen clubhuis bij een voetbalveldje treffen we kleine vleermuizen aan, die zo overdag heel actief rondvliegen. Een hond loopt een tijdje met ons mee, maar schijnt toch een eigenaar te hebben. Verschillende families picknicken op het strand en een ervan is opgelucht als ze het beestje weer terugzien. In een aantal bomen zien we enorme zwarte puisten en ik vermoed een boomziekte, maar het blijken termieten te zijn. Die bouwen geen nesten op de grond, zoals ik van Discovery en de dierentuin gewend ben, maar in de bomen en daarbij worden de nesten soms zo zwaar dat de tak afbreekt. Deze eerste etappe is vlak en makkelijk en de kilometers vliegen onder onze voeten voorbij. De hitte maakt het wat zwaar, maar er is zoveel te zien dat ik er weinig last van heb. Al vrij snel zijn we bij de punt van het schiereiland, waar talloze vogels rondscharrelen. We zien twee zwarte gieren en een roodkopgier, een soort aalscholver en talloze witte reigers. Terwijl ik foto’s maak, komt de zoon van Julio al aan met zijn bootje. Van hier kunnen we niet verder lopen, maar gaan over het water van de Rio Madre de Dios weer naar de lodge,  waar we de verdere middag luieren in twee hangmatten in een paviljoen aan het water. Wat een heerlijk begin van deze trektocht.

Dag 2:  Zero
Ondanks dat er voor mij geen wandeling op het programma staat vandaag, sta ik niet lang na zonsopgang naast mijn bed, want het ontbijt wordt vroeg geserveerd.  Als ik om 07.00 uur naar het paviljoen loop, zie ik achter de lodge een buine hokko, een vrouwtje dit keer, het bruine lijf duidelijk verschillend van de zwarte man. De vogel is bijna zo groot als een fazant en scharrelt rustig door de achtertuin waardoor ik haar uitgebreid kan bekijken en een zelfs op de foto kan zetten. Daarvoor moet ik eerst wel snel terug naar het huisje om mijn camera te halen. OK, dat was dus les 1 in Costa Rica: altijd je camera mee, zelfs naar het ontbijt. Na het ontbijt pakken Isaac en ik de kajak en peddelen Rio Madre de Dios stroomopwaarts langs de oever. Meteen zien we al een geelkruinkwak, een kleine reiger met een groot, geel oog en een kort kuifje. Het kost wat moeite om de kajak op koers te houden zo met zijn tweeën, maar het is geweldig om de rivier rustig vanaf het water te verkennen. Zo rond 10.00 uur keren we terug, want over een uurtje vertrekt de boot om de groep op te halen. Maar die blijkt al vertrokken, in de lodge verbleven ook vissers die nog wat extra tijd wilden doorbrengen op de rivier. Rond 12.00 uur komt de van 10 man groep aan, een leuke verzameling mensen die ik uitleg dat ik bij hun groep hoor en de eerste etappe al heb gelopen. Na de lunch worden we met de boot naar de overgezet naar het eiland Barre de Pacuare, waar we een kort stuk door de jungle lopen. Isaac wijst met een laserpointer de dieren aan die we zelf nooit hadden gezien. Eerst een hagedis houdt zich in de struiken verborgen en valt amper op. Later zien we apen, maar ze zitten hoog in de bomen en afgezien van de zwaaiden takken vangen we niet meer dan een glimp van ze op. Even verderop komen we bij een klein gehuchtje, een dorp kun je het niet eens noemen. Hier verblijven de vrijwilligers die de schildpadden beschermen als ze hun eieren komen leggen. Ze plaatsen een omheining om de nesten, zodat roofdieren er niet bij kunnen komen en er blijft een bewaker bij, omdat in deze regio de eieren ook door mensen worden verkocht en gegeten. We nemen een foto bij de eerste officiële markering van El Camino de Costa Rica, een kniehoge steen, en een aantal wandelaars gaat daarna zwemmen in de wat ruige Caribische Zee. Ook ik kan de verleiding in deze hitte niet weerstaan en het is heerlijk. Nick, een Amerikaan, waarschuwt me nog voorzichtig te zijn met mijn bril, maar ik maak me geen zorgen. Het is immers altijd goed gegaan? Onterecht, zo blijkt nog geen seconde later. Het ene moment heb ik hem nog op en het andere is hij in de golven verdwenen. Ach, ik was toch al ontevreden over het montuur en nu betaalt de reisverzekering tenminste een nieuwe. En ik heb een zonnebril op sterkte bij me, dus ik red me wel. Na een half uurtje gaan we over een pad langs de rand van de jungle naar een dorpje op de punt van het schiereiland. Onderweg zien we kapucijnapen, die met hun slimme vingers groene kokosnoten uit de bomen halen. Hun gezichten zijn bleek en naakt en de blik in hun ogen doen me denken aan een oude man vol zorgen. In het dorp haalt Isaac een mesje tevoorschijn en trakteert ons op vers kokoswater, heerlijk. Het dorp heeft een klein schooltje voor de twee kinderen die hier nog wonen. Voor de hogeschool moeten ze straks naar het vaste land. Als we naar de pier lopen, treffen we nog een kleine schildpad, die zich weer gauw terugtrekt in het gebladerte. We komen uit bij een pier, waar de boot op ons wacht. Een groepje toeristen uit een andere boot krijgt uitleg over het reservaat. Na nog een kleine tour over de rivier, zijn we weer terug bij de lodge. Alles bij elkaar een heerlijk ontspannen dag. Maar ik wil nu wel echt gaan wandelen.

Dag 3: Muelle de Goshen – Cimarones, 25 km
De eerste echte wandeldag met de groep begint nog voor zonsopgang, al om 05.30 uur, met een ontbijt van rijst en bonen met gefrituurde plantaan en heerlijke stukken ananas en meloen. Je zou nooit meer ananas uit blik eten nu je de echte smaak hebt geproefd. We schepen ons in voor de boottocht van een kwartier naar Muelle de Goshen. De schipper houdt er dit keer goed de vaart in en stopt niet voor de kleine reigers, kwakken en roerdompen die langs de oever van de jungle naar voedsel scharrelen. Algauw wordt de rivier smaller en draaien we een smal kanaal op waar we om de boomstronken en takken heen manoeuvreren. Bij een betonnen kade stappen we uit. Daar staat de eerste markering en na een groepsfoto gaan we op pad. We lopen over een grindweg tussen de jungle en om ons heen horen we vogels Een monkey-bridge van blauw touw boven ons hoofd moet voorkomen dat de apen zich op de elektriciteitsdraden wagen en het loodje leggen. Langzaam verruilen we de jungle voor bananenplantages en de weg wordt gaandeweg  drukker. Het is warm en de luchtvochtigheid is hoog. Het is maar 25 km vandaag, maar het voelt langer en ongewoon zwaar. Er zijn weilanden vol witte koeien met bulten op voor mij vreemde plekken, die wegrennen als we stoppen voor een foto. Na acht kilometer slaan we af naar een dorpje, waar we met zijn allen de kleine supermarkt bestormen. De meesten kopen flesjes koud water, maar ik geniet van een ijsje, dat al smelt voor ik zelfs maar heb afgerekend. De garage is omgebouwd tot mini-gokhal met wel zeven gokkasten, waarvan er drie buiten gebruik zijn. Achterin, op de betegelde vloer is het heerlijk koel, maar ik geniet minstens zoveel van het kraantje buiten, waar ik mijn haar, mijn hoed en mijn ijshanddoek nat maak. De ijshanddoek zou een aantal uren koud moeten blijven, maar kan tegen deze hitte niet op. We lopen verder langs een groot voetbalveld met gele arbeidershuisjes eromheen die door de bananenfabriek zijn gebouw voor hun arbeiders. Een klein vliegtuig draait rondjes boven een plantage om de bananen te besproeien tegen insecten. De trossen bananen zelf zijn ingepakt in witte en blauwe zakken. Om de luchtkwaliteit weer te verbeteren, is rondom de plantage bamboe geplant. De groep is aardig uit elkaar gevallen en twee Britse dames, Liz en Maureen, lopen achteraan. Liz heeft diabetes en heeft moeite met deze warmte haar bloedsuikerspiegel te reguleren. De sensor die de glucosepomp aanstuurt, werkt door het zweet op haar huid niet goed. Bij een volgend dorpje houden we weer even rust en ik koop bij het kleine supermarktje een flesje cola. Die suikers heb ik nu echt wel nodig, want ondanks de relatief korte afstand en het makkelijke terrein, heb ik het best zwaar. De kleine winkeltjes heten hier ‘pulperia’, gebaseerd op het Franse woord voor octopus.  Want ja, mensen moeten immers altijd reiken naar de spullen op het bovenste schap en die reikende armen doen blijkbaar aan een octopus denken.
Aan de rand van het dorp komen we een kabelbaan tegen, een transportsysteem dat aan de kabel gehangen trossen bananen vervoert naar de fabriek, voortgetrokken door mensen met een touw om hun middel. De eerste is niet in gebruik, de tweede wel. Een man zet zich schrap en brengt een keten van wel dertig trossen in beweging. De lange rij met bananen gevulde blauwe zakken schuift voorbij richting de fabriek, terwijl een truck rustig wacht tot de weg weer vrij is. Door het gaas van de fabrieksramen zien we hoe de bananen vervolgens worden gewassen en een anti-bacterieel bad krijgen om de Panama-ziekte tegen te gaan, die de bananenteelt lam dreigt te leggen.
Over slingerende zandwegen gaan we verder, terwijl aan de horizon vaaggroene bergen opdoemen waar ik verlekkerd naar kijk. Dat belooft wat goeds. Alleen de eerste en laatste etappe is vlak, is ons beloofd. Of moet ik zeggen:  we zijn ervoor gewaarschuwd? Het binnenland van Costa Rica één en al heuvels. Ach, ook al kom ik uit het vlakke Nederland, ik ben niet bang voor heuvels. Leuk juist. Even verderop zie ik langs de weg een Mexicaanse tijgerroerdomp  staan, een kleine reigerachtige met een spectaculair gestreept verenkleed en als ik mijn camera pak, blijft hij heel mooi voor me poseren. Isaac geniet mee, even later voegen Liz en Maureen zich bij ons. En dan blijkt dat het voor Liz verstandiger is om zich met de auto naar de beek te laten vervoer, die nog vijf km weg is. Terwijl Isaac bij haar blijft, loop ik door naar de groep. Voor het eerst komen er nu heuvels, al valt het nog best mee. In een boom ontdekken we talloze geweven nesten en zwarte vogels met gele vlekken op hun vleugels, die vogelkenner Elizabeth herkent als de Montezuma oropendola. Ook zien we een ananasplantage, met talloze stekelige planten in de grond. Ik dacht dat ananassen aan bomen groeiden, maar eerlijk gezegd heb ik nooit heel veel gedachten aan gewijd. Het volgende akker is al geoogst en dat is maar een kale bedoening.
Even later mogen we afslaan naar een grindpad dat zich omlaag buigt naar een kleine beek. Met schoen en al stap ik pardoes het water in. Heerlijk. Ik maak mijn hoofd nat en was twee vlekken vogelpoep van mijn hoed, waarvan ik blij ben dat ik hem op had. Na een korte stop stapt Liz weer in de auto, omdat ze ook nog een blaar heeft. Dat zit haar niet mee! Door het bos lopen we verder, tot we uitkomen bij een riviertje dat onder een stoere spoorbrug stroomt. De wandelaars voor ons lopen over het spoor naar links en even vraag ik me af of het wel goed gaat, tot ik de auto van Manuel, onze chauffeur die de bagage vervoert, in de verte zie staan. Net voorbij de auto sla ik rechtsaf en bij een huis met een stuk of wat katten voor de deur, zitten de andere wandelaars in een koele ruimte. Weer zijn we te gast bij een Costa Ricaanse familie, Casa Yolanda. In wat eruit ziet als een omgebouwde garage, staat een grote tafel die gedekt is voor de lunch. Dit is nu precies waarvoor El Camino de Costa Rica in 2018 is ontwikkeld, om toeristen weg te lokken van de drukbezochte kustplaatsen en de mensen hier de kans te geven hun geld te verdienen met iets anders dan het werken in een bananen- of ananasplantage. Ik ben er blij mee, want het eten is heerlijk en een vooral het gele sap gaat er goed in. Wie had ooit gedacht dat een 25 km over de weg zo zwaar kon zijn?

Dag 4: Cimarones – Las Brisas, 18 km
Met de auto gaan we terug naar Casa Yolanda, waar degenen die gisteren de stempel in hun Camino-paspoort hebben gemist, die alsnog zetten. Na even te hebben gewacht, gaan we met zijn allen op pad en steken voorzichtig de grote weg over. Meteen mogen we klimmen over een aardig steile gravelweg, met jungle en een paar huizen aan beide kanten. Het is alweer warm en benauwd, maar ik vind het heerlijk om weer op pad te zijn. Gelukkig heb ik mijn zonnebril op sterkte bij me, want zonder bril lopen is toch wel vermoeiend voor mijn ogen en mijn gevoel voor diepte laat me dan in de steek. Toch vind ik het jammer dat de kleuren om mij heen wat minder fris zijn dan met een gewone bril. Groen is nog steeds herkenbaar als groen maar de kleuren zijn gedempt en minder uitbundig. Het tempo van de groep ligt niet hoog en een paar wandelaars blijven achter. Bij een hek met iets van uitzicht krijgen we het bericht dat we moeten wachten. En dat doen we. Een kwartier, een half uur, drie kwartier. Het blijkt dat Liz haar naalden is vergeten in haar koffer en die heeft ze nodig om haar diabetes te reguleren. Vanwege de hitte en luchtvochtigheid, gecombineerd met het zweet op en onder haar huid, werkt de sensor niet die haar insulinepomp aanstuurt en moet ze handmatig spuiten zetten. Hoewel haar gezondheid natuurlijk voor alles gaat, vind ik het lange pauzeren wel jammer en maak ik me zorgen over morgen, als we de eerste zware jungle-etappe krijgen. Na bijna een uur verschijnt Liz samen met haar vriendin Maureen en Isaac om de bocht en kunnen we verder. In de bomen zien we toekans, al zien we niet meer dan hun silhouet afsteken tegen de grijze lucht. Later zie ik een groene papagaai in de bomen en met de zoomlens van mijn camera kan ik hem heerlijk dichtbij halen. De gravelweg gaat langzaam over in een jeeptrack en wordt aardig modderig. We zoeken een weg over de droogste stukken, maar onze voeten helemaal droog houden lukt niet. Het is Elizabeth die als eerste onderuit gaat en daarbij ook haar telefoon verliest in het water. Gelukkig is die snel gevonden en hij doet het ook nog. Op de top vaneen heuvel stoppen we voor de lunch, een in bananenbladeren verpakte tortilla gevuld met mais, kip en ander lekkers. Het is heerlijk en vult goed en ik geniet, vooral omdat het niet de gebruikelijke rijst met bonen is die ik de afgelopen twee dagen kreeg voorgeschoteld. Na nog een tijd wandelen komen we aan in een dorp, waarvan de deur van het eerste huis prachtig is beschilderd met een panter. Ook de kerk is geweldig mooi beschilderd. We wijken iets van de route af naar de camping, waar tenten op een platform met een dak staan dat ook nog licht en een contactdoos heeft om je elektronica op te laden. Dat is nog eens luxe.

Dag 5: Las Brisas – Tsiobata, 15 km
De Britse dames, Maureen en Liz, besluiten heel verstandig de jungle-etappes over te slaan en gaan met de bagagewagen naar Pacayitas waar we ze over twee dagen zullen treffen. Liz vanwege haar diabetes en Maureen omdat ze niet de conditie heeft voor deze enorm zware etappes. Want er staat ons vandaag wat te wachten, de route voert door het Nairi Awari Indigenous Reserve, het land van de inheemse bevolking en zoals wettelijk vereist worden we begeleid door een inheemse gids, Claudia. Op rubberlaarzen hoort ze hier helemaal thuis en we lopen eerst een kilometer terug naar de route voor we door een hek het reservaat oplopen. Door een ruig grasland dalen we af naar de jungle en dan begint het glibberen en glijden. Dikke rode klei die aan je schoenen kleeft en samen met de steilte voor een behoorlijke uitdaging zorgt. Het is constant puzzelen waar je je voeten neerzet, alsof je een wiskunde-examen aflegt waarvoor je niet hebt gestudeerd. We hebben amper de tijd om om ons heeft te kijken, onze ogen zijn constant op onze voeten en het volgende stukje platte grond gericht. Het is weer drukkend warm, maar gelukkig bevinden we ons in de schaduw. Zo af en toe wacht Claudia op ons trage toeristen, terwijl Isaac achteraan de langzamere wandelaars begeleidt. Na een uurtje of twee beginnen we de rivier te horen die we straks moeten oversteken, een luid gebulder dat een sterke stroom doet vermoeden. Als we eenmaal op de stenige oever staan, blijkt dat enorm mee te vallen. Het water buldert wel, maar over de waterval stroomafwaarts waar we ons niet wagen. De voorde is een redelijk ondiepe plas helder water en hoewel de rivier aardig stroomt, ziet het er zeker doenlijk uit. Hoewel ik mijn kampschoenen bij me heb, besluit ik met wandelschoenen en al de rivier in te lopen. Ik moet dit in Nieuw Zeeland tenslotte bijna dagelijks doen en wil me vertrouwd maken met het gevoel van met natte sokken en schoenen te lopen. Aan de andere kant houden we rust en deel ik mini-stroopwafels uit, Erika en Emma, die behoorlijk nerveus was voor deze oversteek, lopen terug het water in en laten zich er tot aan de nek toe in zakken. Dat vind ik nog wat teveel van het goede. Na een korte pauze gaan we verder. We beginnen meteen te klimmen en dat houdt behoorlijk lang aan. Over kleine paadjes en bergkammen stijgen we steeds hoger. Opnieuw ligt de groep vrij uiteen en soms zie ik niemand voor en achter me. Dit keer is het Danny die het moeilijk heeft. Een darmziekte waar hij al jaren geen last van heeft, speelt opeens op. Als hij vraagt of het koud is, beginnen we ons zorgen te maken. Ik haal de voorste lopers in en maan ze tot wachten, terwijl Claudia terugloopt naar Isaac en Danny. Na een half uurtje wachten komen ze bij ons en Danny krijgt elektrolyten en een cafeïnetablet aangeboden, wat hem helpt door te zetten. Er is ook geen andere keuze, een helikopter kan hier niet komen, al hebben we op dit kleine stukje pad voor het eerst wat uitzicht op de jungle. Van een diepe vallei tot op ooghoogte en hoger is alles groen. Vogels of apen zien we hier niet, wel fladdert af en toe een vlinder voorbij. De enige weg is vooruit en na een half uurtje extra rust gaan we verder. Na de top van de eerste heuvel zijn er nog wat mindere heuvels, maar niet meer zo heel heftig. Wat wel heftig blijft is de modder die het een stuk moeilijker maakt dan het anders zou zijn. Niet veel later komen we bij een tweede rivier die we met stapstenen kunnen oversteken en hier houden we opnieuw even pauze. Ik smikkel opnieuw van mijn stroopwafels, maar deel ze dit keer niet uit. Ik begin moet te worden en heb de calorieën zelf veel te hard nodig. Aan de andere kant van de rivier verandert het pad weer van karakter. Nu zijn er vriendelijke zigzaggen die ons langzaam hoger brengen en het pad is niet meer zo heel zwaar. Nog steeds zien we geen dieren, al horen we af en toe wel gesnuif en hoog in de bomen wat vogels. Dan draai ik een hoek om en zie even verderop een wild varken met haar neus in de modder graven. Dat verklaart het gesnuif dat we hoorden, maar ik beschouw een varken niet echt als een wild dier. Na weer een korte pauze trekken we verder, 15 kilometer onder deze omstandigheden is best een heel eind. Isaac had verwacht dat we rond 13.00 uur in Tsiobata zouden aankomen, maar uiteindelijk is dat pas rond 15.30 uur. We zijn opgelucht, want lunch hebben we nog niet gehad. Een smal paadje leidt langs twee traditionele hutten met een dak van gedroogde bladeren en daarachter een klein, houten huis met een restaurantje. Het eetgedeelte heeft een aarden vloer en de banken zijn opboomstronken gespijkerde houten planken. Erachter staan in een grote stal drie rijen tenten, ons onderkomen voor vanavond. De douche is een houten hokje zonder deur met alleen koud water. Ik hang mijn handdoek over het touwtje bij de deur om nog enigszins wat privacy te hebben en waarschuw de anderen als Erica na mij het hokje instapt. Na een warme maaltijd van rijd en bonen, duiken de meeste wandelaars de tenten in voor een dutje, waar we na deze zware dag wel aan toe zijn. Morella besluit een kampvuur aan te leggen om de stemming wat te verbeteren. Ik zet mijn schoenen en sokken bij het vuur om ze wat te drogen, maar dat helpt niet heel erg. Uiteindelijk hang ik mijn sokken over een stok die ik boven het vuur houd en dat help. Alleen leg ik ze over een van de bankjes als we gaan eten en terwijl we weer genieten van rijst met bonen, begint het te regenen. Jammer, al die moeite voor niets. Na het eten duiken we al snel onze tent in, waar ik prompt in slaap valt en niets meekrijg van de nachtelijke commotie als blijkt dat er koeien los rondlopen. Een probeert de jas van Danny op te eten en Isaac moet met hem touwtrekken om de jas terug te krijgen. Daarna legt hij alle kleren die we over het gaas hebben gehangen in de eetruimte , zodat de koeien er niet bij kunnen. Maar ook daar blijkt al een koe te zijn geweest en de volgende ochtend moeten we een koeienvlaai ontwijken als we ontbijten met rijst en bonen. Gelukkig wel op de grond en niet de tafel.

Dag 6 Tsiobata – Pacayitas, 18 km
Een jong en heel mager poesje loopt wat verloren rond in de ontbijtzaal en drinkt water uit een regenplas. Een moederkat is nergens te bekennen en wanneer we ont ontbijt van bonen en rijst niet helemaal op kunnen, gooi ik wat rijst op de grond. Het kleine scharminkel is echter geen partij voor de grote honden die hier ook rondlopen en hun eigen kostje moeten opscharrelen. Uiteindelijk zetten we onze borden op de grond voor de honden en zetten het poesje op tafel met een beetje rijst. Het gaat me aan het hart om haar hier achter te laten, maar ik kan het beestje niet meenemen.
We kunnen Tsiobata natuurlijk niet verlaten zonder het kleine museum te bekijken, waar banners in het Spaans en de plaatselijke taal uitleg geven. Isaac doet dat gelukkig in het Engels en laat de filters en manden zien die zijn gemaakt met gewassen hout, de ceremoniële wapens en de houten maskers van nog weer een oudere cultuur. Na de rondleiding verlaten we het dorp door een omheining over een smal graspad aan de rand van de jungle. Bijna ongemerkt voegt een inheemse gids zich bij ons en leidt de voorste wandelaars de jungle in, omlaag naar de rivier. Het is mistig en voelt niet heel warm, iets waar we maar al te blij mee zijn. Het pad naar de rivier zou modderig zijn, voorspelde Isaac gisteren, maar dat valt heel erg mee. Er zijn een paar modderige stukjes, maar het is niets vergeleken bij de glijbanen van gisteren. Er liggen meer bladeren op het pad en er zijn zelfs her en daar wat treden aangelegd, waarschijnlijk omdat hier meer toeristen lopen, die tijdens het raften vanaf de rivier omhoog komen om het museum te bezoeken. Het pad eindigt hoog boven de rivier bij een ijzeren platform met kabels naar de overkant. Hieraan hangt een ijzeren mand waarmee we ons naar de overkant gaan trekken. Isaac en ik gaan als eerste, omdat we handschoenen hebben en dus zonder blaren het blauwe touw kunnen trekken. Het eerste stuk hoeven we nog niets te doen, de zwaartekracht trekt ons richting de rivier en het touw vliegt met een rotvaart door de mand. Pas op de helft mindert de mand vaart en trekken we ons met spierkracht naar de overkant. Ik heb moeite om Isaac bij te houden, maar uiteindelijk zijn we over en sturen we de mand terug voor het volgende paar. Het trekken gaat zwaarder dan gedacht en zeker het laatste stuk naar het platform is moeilijk, want de mand komt net niet over de rand van ervan. Het volgende paar laat ik Isaac alleen trekken en daarna neemt Danny het over, die ook handschoenen heeft. Wel duwen Johanna en ik de mand over de rand van het platform en helpen zo toch nog een beetje mee.
Het zou bijna een uur duren om iedereen over te zetten, maar verrassend snel is iedereen op de juiste oever en vervolgen we onze route. Het landschap is hier heel anders, landelijk bijna. Het pad is een breed graspad en stijgt behoorlijk en het uitzicht op de vallei is fantastisch. Hoewel het niet heel zwaar is, zijn we toch aardig vermoeid, waarschijnlijk speelt gisteren nog een grote rol. Daarom komt de korte pauze bij een riviertje als geroepen. Iets stroomafwaarts is de river groot genoeg om in te zwemmen, maar alleen ik, Isaac en Erica wagen ons in het water. Met kleren en al, zelfs mijn schoenen houd ik aan. Geweldig lekker. Na een kwartiertje gaan we verder en mijn sokken voelen al snel niet meer nat aan. Die gaan zeker mee naar Nieuw-Zeeland. We stijgen verder over de heuvels, soms wat steil, maar altijd kort. We komen uit bij Finca Tres Equis, een rafting-bedrijf en lopen over de weg naar een restaurant voor de lunch. Hier kunnen we zelf kiezen en bijna iedereen gaat voor de hamburger met friet. Eindelijk iets anders dan rijst met bonen. Het duurt nog even voor alles is bereid en intussen bezoekt een groot deel van de groep een cacao-boerin 100 meter verderop. Ik ben even te moe om nog een voet te verzetten en vermaak met op het afgeschermde terras met mijn mobieltje. Het uitzicht is prachtig , maar ik zit er met mijn rug naar toe.
Wanneer het eten komt, is de hamburger zo groot en machtig dat ik met moeite alles op krijg en het ligt zwaar op de maag. Vanaf het restaurant lopen we nog een stukje over de erg drukke weg, voor we een rustiger zijweg inslaan. Die golft op en neer, soms is er schaduw en soms zon en we lopen langzaam verder. Bij een splitsing gaat El Camino linksaf en wij rechts, een alternatief dat in de wandelgids staat genoemd als ‘Jan Tuinsta’s alternative’. Ik vind het niet erg. Hoewel ik mezelf voor Nieuw Zeeland als een purist beschouw die elke officiële kilometer wil lopen, ben ik hier flexibeler. Het is te mooi, en te warm om kieskeurig te zijn en bovendien gaat het belang van de groep nu voor op mijn eigen wensen.

In een dorpje stoppen we bij een minimarkt en ze hebben waarachtig halfvolle melk. Ik koop twee pakjes en drink ze meteen op, wat is dat lekker! Het is nog 1,5 km naar Rita’s Place en dat voelt lang. Bovendien blijkt maar een aantal wandelaars in de lodge zelf te kunnen verblijven  en een aantal andere krijgen kamers toebedeeld in een huis dat 200 meter verder op een heuvel is. Ook zien we hier Liz en Maureen weer, die vol bewondering naar onze verhalen luisteren en blij zijn dat ze dit stuk hebben overgeslagen. Als ik mijn schoenen uitdoe, zie ik dat mijn rechterenkel is opgezwollen. Huh? Ik heb me niet verstapt en mijn enkel ook niet verzwikt. Het voelt zacht aan, maar de pees is warm. Ik krijg ijs om mijn enkel te koelen en uiteindelijk ook een kamer in de lodge, zodat ik niet de heuvel hoef op te lopen, waar ik ook helemaal geen fut meer voor had. ’s Nachts krijg ik ook nog eens diarree en haal nog maar net op tijd het toilet. Deze tocht is beslist een aanslag op mijn lijf.

 

Dag 7: Pacayitas – La Suiza, 15 km
De dag begint mistig en de weg terug naar de route is verrassend kort. Dat voelde gisteren toch echt veel langer. Mijn enkel voelt bovendien een heel stuk beter. Ik heb met mijn been omhoog geslapen en van Liz koelgel gekregen, die ik regelmatig aanbracht. En van Elizabeth en Craig leende ik wat KT-tape om mijn enkel te versterken. Dat moet nu helemaal goed komen. Alleen mijn maag is nog van streek, waarschijnlijk door de zware hamburger van gisteren. Na zo lang vooral bonen met rijst was dat misschien opeens te zwaar. Hopelijk gaat het vandaag goed, maar voor de zekerheid heb ik wel toiletpapier bij me. Vandaag is een makkelijke dag, maar 15 km en helemaal over de grindwegen tussen de suikerrietplantages. Ik houd Maureen gezelschap, zodat ik er niet te snel vandoor ga en mijn rechterenkel teveel belast. Rustig kuieren we omhoog, langs een suikerrietplantage waar twee mannen met machettes bezig zijn te oogsten. Onderwijl genieten wij van de bomen die prachtig afsteken tegen het grijze canvas van de mist. Zo af en toe klaart het een beetje op en hebben we iets van uitzicht. Een boom heeft de takken vol met Old mans beard hangen en dat ziet er spookachtig uit. Dan ziet de voorste wandelaar op het grind een zandadder en hoewel het maar een kleine slang is, trekt hij zijn hoofd terug in zijn kronkels in de klassieke aanvalshouding van een slang die zich bedreigt voelt. Met zijn grijze tekening valt hij op het asfalt amper op. We maken van gepaste afstand foto’s, waarna Isaac de slang met zijn stok terug in het groen legt. Niet heel veel later komt een trekker langs die een aantal blauwe karren trekt vol suikerriet. Er vallen zo hier en daar wat stukjes af en Isaac schilt er een met zijn machete, zodat we kunnen proeven. Het is lichtzoet, maar vooral heel vezelig. We dalen af tot een dorp waar in een veld de karren suikerriet klaar staan om overgeheveld te worden naar een vrachtwagen met een oude boom. We blijven kijken, maar het duurt even voor de balen allemaal met kettingen zijn omspannen en het eerste ophijsen begint. Nadat ik weer een filmpje heb geschoten, ben ik na bijna een half uur stilstaan ongeduldig om door te gaan. Ik loop door en kom Danny tegen, die was teruggelopen om te zien of er iets met ons aan de hand was. We wijken een stukje af van de route om bij de lodge te komen, die dit keer bestaat uit twee verschillende huizen. Wij krijgen met zijn vieren een heel huis tot onze beschikking en hangen snel onze was te drogen in de achtertuin. Na een kleine boodschap in de plaatselijke mini-markt, doen we de hele verdere middag niets meer. Na twee zware dagen hebben we dat wel verdiend. Na het diner daarentegen, maken we er een klein feestje van. Danny heeft voor ons een pubquiz in elkaar gezet met vragen over Costa Rica en flink wat algemene vragen, waaronder een paar instinkers. Een zeer geslaagde avond.

Dag 8: La Suiza – Taus, 18 km

Nog voor het ontbijt maak ik de eerste foto’s want de vallei die zich voor ons uitstrekt hangt vol donzige wolken waar een bergketen met twee vulkanen fier bovenuit steekt. Ik loop steil omhoog naar de lodge waar de anderen verblijven en vanaf hun veranda is het uitzicht helemaal fantastisch. Zelfs de maan is nog te zien om het plaatje helemaal compleet te maken. Na het ontbijt beginnen we rustig met een afdaling waarop we regelmatig stilstaan om het geweldig mooie uitzicht te bewonderen dat zo op een legpuzzel kan. Een uitgestrekte vallei met een dam en overal die prachtige bomen met felrode bloesem. Het is een paradijsje en ik voel me bevoorrecht om dit te mogen zien. Na de nodige foto’s gaan we verder naar een rivier, waar Isaac een zonneral ontdekt. De schuwe vogel vlucht bij onze nadering stroomopwaarts, in de beschermende schaduw van de jungle. Het is een prachtige dag, zonnig en warm, maar zonder de hoge luchtvochtigheidsgraad die de afgelopen dagen zo zwaar maakte. Of misschien begin ik te wennen?
Na de rivier lopen we een eerst over een drukke weg en later een iets rustiger. Het is zaterdag en dat is te merken, want er zijn talloze wielrenners onderweg. Zowel fietsers als automobilisten begroeten ons vrolijk. We maken even een kort uitstapje om het uitzicht op het meer te bewonderen, al is het eerder een zee van groene lelies en in de verte twee witte reigers. Na nog weer een stuk weg komen we bij een winkeltje waar we wat lekkers kopen. Als we vragen naar het toilet, mogen we door de winkel doorlopen naar het woonhuis erachter en gewoon van het familie-toilet gebruik maken. Een tweede groep van een ander trekkingbedrijf komt net aan als wij weggaan. Het is een grote groep en net als wij maken ze dankbaar gebruik van de kleine mini-markt. Kort daarna duiken we de suikerrietplantages in, een doolhof in een groene tunnel waar Isaac gelukkig de weg weet. Op de weg zagen we regelmatig wel markeringen, maar hier in de plantage zou ik de weg zonder GPS niet zomaar kunnen vinden. Vreemd genoeg is er ook een laan van hoge dennenbomen, geïmporteerd uit Chili. Dat past niet helemaal in het landschap hier, maar is wel fraai. Een medewerker van het andere trekkingbedrijf heeft een drone opgelaten en hopelijk krijgen wij ook een filmpje van onze groep toegestuurd. Na een zandweg over een heuvel komen we uit bij een huis waar ijs in plastic tubes wordt verkocht, samen met souvenirs, fraai beschilderde stukken bamboe. Erg leuk en het ijs is heerlijk, maar wel heel zoet. Ik koop een koelkastmagneet met een geelrode kolibrie, het symbool van El Camino de Costa Rica en geniet van het koele ijs. Wanneer de andere groep aankomt, maken wij ruimte voor hen. We dalen over het privéterrein af en steken een brug over. Hier nemen we voor even afscheid van Liz en Maureen, die direct doorgaan naar de camping, iets stroomafwaarts. Wij proppen ons in de achterbak van een truck en worden 4 km verderop op een heuvel afgezet. Hiermee snoepen we al iets van de etappe van morgen af, die lang en best zwaar is en bovendien loopt het heuvelafwaarts fijner dan de heuvel op. Op ons gemak lopen we terug naar de camping, of glamping want ook hier staan de tenten op een platform en onder een afdak. Er is alleen geen elektriciteit. Een aantal van ons laten ons ook zakken in het koele water van de rivier. De stroming is erg sterk en van zwemmen is geen sprake, maar lekker is het wel.

 

Dag 9: Taus – Rio Macho,  25 km
Liz en Maureen gaan vandaag met de bagage mee, want zowel de afstand als de hoogte van de berg zijn voor hen te zwaar. Ze zijn van plan de berg van de andere kant te beklimmen en ons tegemoet te lopen, om het laatste stuk samen af te maken. Wij gaan in de achterbak van de truck omhoog naar waar we gisteren zijn gedropt en we beginnen te wandelen. De weg stijgt langzaam verder, breed en met af en toe een auto. Heel veel uitzicht is er niet, bomen belemmeren het zicht op het dal, maar uiteindelijk vind ik een opening. Voor me uit zie ik de voorste groep in de schaduw wachten. Dan klinkt er luid gekraak. Een grote tak breekt af, blijft nog even hangen aan de laatste flarden hout. Nick loopt er bijna onder en hoort ons niet roepen doordat hij oordopjes in heeft. Dan valt de tak zowat drie meter naar beneden, pal voor Nick’’s voeten en precies waar Johanna en Emma stonden. Beiden zijn ongedeerd, maar de tak die Johanna als wandelstok gebruikte, is gebroken. Net als met de slang is het de oplettende Mozella die een kleine schildpad op de weg ziet. Na hem kort te hebben bewonderd en gefotografeerd, zet Isaac hem in het gras, terwijl het beestje dappere pogingen doet hem te bijten. Gaandeweg wordt de weg steeds minder begaanbaar en de jeeps die een poging wagen de rotsen, kuilen en modder te ontwijken, kruipen tergend langzaam vooruit en moeten het uiteindelijk opgeven. We gaan ze voorbij en komen ze later niet meer tegen. Het stijgen duurt lang, het is weer behoorlijk warm en ik merk dat ik zowel fysiek als mentaal behoefte aan pauze begin te krijgen. Voor mijn gevoel hebben we dat lang niet vaak genoeg gedaan en stilstaan terwijl Isaac iets uitlegt over de plaatselijke fauna, voelt niet echt rustgevend aan. Ik wil zitten of liggen, even dat gewicht van mijn voeten, de spieren en pezen helemaal ontspannen. Uiteindelijk geef ik dat ook aan bij Isaac en niet veel later houden we dan echt even pauze. Ik plof neer in het gras, erop vertrouwend dat er hier niet van die kleine mieren zijn die zo gemeen bijten. Ik geniet van de zoute chips die ik uitdeel en de rust in mijn lijf. We horen een zware motor omhoog komen, maar het is een trekker, niet de jeeps die we voorbij zijn gelopen. Na bijna twintig minuten gaan we verder en ik merk het verschil. Het wandelen voelt veel makkelijker en ook mentaal ben ik een stuk lichter. Het is nog steeds aardig zwaar, maar ik kan het hebben. Weer mogen we af en toe glibberen en glijden en bij een beekje komen we de trekker weer tegen. Die heeft een aanhanger bij zich waarop drie motoren worden geladen die de tocht over de berg blijkbaar niet aandurfden. Langzaam merken we dat de weg weer een echte weg wordt en het lopen gaat makkelijker. Nog een paar zigzaggen en we zijn boven. Daar treffen we Liz en Maureen nog niet, maar even later op weg naar beneden zien we ze gelukkig wel. Vanaf de weg hebben we een geweldig uitzicht op de rivier, die onder een gele brug door stroomt en al slingerend verdwijnt in een collage van bergen. Erg mooi. We dalen verder af langs een vervallen resort dat na een faillissement door de bank wordt verkocht. Eenmaal beneden lopen we over de brug en zien verschillende families in het water, zwemmen en poedelen, begeleid door luide muziek. We gaan verder over een redelijk drukke asfaltweg en stoppen bij een klein restaurantje voor de lunch, kip met groente en ook weer rijst met bonen. Ik laat de bonen liggen en eet maar een beetje van de rijst en groente. Gelukkig heb ik nog kleine pakjes Smarties bij me.  Hierna is het nog maar 4 km naar een heus hotel, waar we voor het eerst sinds ik weet niet hoe lang kunnen genieten van een warme douche en ook onze kleren worden gewassen. Een vriendelijk Duitse herder, Thor, laat zich door iedereen aanhalen en hoewel ik een kattenmens ben, kan ik het niet laten om hem ook eens flink achter de oren te krabben.

Dag 10, Rio Macho – Navarro, 18 km
Elizabeth wandelt vandaag niet mee vanwege een ernstige blaar. Gisteren heb ik hem bekeken en het is niet fraai. Toen ze de tape verwijderde, heeft ze de huid meegetrokken en het is een bloederige zooi. Door nu rust te houden, kan ze hopelijk de rest van El Camino wel voltooien. Na een heerlijk ontbijt (geen rijst en bonen!) gaan we op pad. We steken een klein stukje af en klimmen steil omhoog door een straat waar de huizen met lelijke bouwhekken zijn omgeven. Daarna komen we op een rustige grindweg die we langzaam maar gestaag omhoog volgen. Op gegeven moment loopt er een betonnen waterbuis langs de weg mee en ook langs sommige heuvels liggen goten, blijkbaar wordt hier drinkwater gewonnen. Bij een kanaaltje kunnen we diep de jungle inkijken en het spel van licht en schaduw is prachtig. We slaan af langs een blauw gebouwtje naar het waterwingebied. Na een korte pauze is er een heel erg steile weg naar beneden. Het is prima te doen, mits je kleine stapjes neemt en het uitzicht op de heuvels aan de andere kant van de vallei is prachtig. Halverwege de afdaling word ik afgeleid door het prachtige uitzicht op een koffieplantage en ik maak de oversteek naar een zandweg die daar loopt. Het uitzicht is fantastisch. Aan de overkant een vulkaan met de top in grijze wolken, op de flanken dorpjes en velden en lager in de vallei die prachtige oranje bomen. We lopen over de koffieplantage naar beneden en zien ook wilde bananen, zo’n prachtige felblauwe vlinder en wilde hyacinten. Aan de rand van de plantage zien we zakken vol rode en groene bonen. Dit is de laatste oogst van het seizoen en daarom wordt nu alles geplukt, legt Isaac uit. Daarna zijn er kleine blauwe huisjes waarin Nicaraguaanse seizoenarbeiders wonen die de koffiebonen plukken. We lopen verder over een rustige weg en beginnen een rivier te horen rommelen. Isaac slaat een zijpaadje in naar de rivier en komen uit bij een zwemplek waar twee mannen al in het water liggen, net onder een stroomversnelling. Gelukkig hebben ook wij tijd genoeg om even te zwemmen. Isaac, Danny, Erica en ik strippen onze kleding, maar houden onze sokken en schoenen wel aan en lopen zo het water in. Dat is heerlijk koud. Na een kwartiertje gaan we een stukje verder naar een houten lodge, die aan een boomhut doet denken. Maar dan wel een heel luxe, twee verdiepingen met een familie die de lunch voor ons kookt. Wel rijst, maar geen bonen, heerlijk.

Dag 11: Navarro – Palo Verde, 14 km

Vandaag zou wel eens mijn favoriete etappe van de trail kunnen zijn. Wat een leuke dag. Het begint met een stevige klim over een grind/betonweg die gaandeweg smaller en minder begaanbaar wordt. Via een smal graspaadje komen we uiteindelijk uit bij het begin van Palo Verde Reserve, een geweldig bos waar de route doorheen loopt. Volgens de wandelgids is het hier modderig en glad, maar dat blijkt alleszins mee te vallen. Er zijn wel stukjes modder en zo heel af en toe glibberen we even, maar over het algemeen is er gewoon stevige aarde, bedekt met bruine bladeren. Soms zijn er zelfs boomstammetjes in de modder gelegd om het wandelen te vergemakkelijken en hier en daar zijn in de modder treden uitgegraven die een fijne trap maken. Hierdoor hoeven we niet steeds op onze voeten te letten en kunnen we om ons heen kijken. Veel vogels zien we niet, tot mijn grote verrassing. Blijkbaar concurreert hier alles om het licht en groeit er daardoor weinig waar vogels zich te goed aan kunnen doen. Isaac houdt zijn oren wel gespitst en hoort af en toe iets bijzonders, maar zien doen we de vogels niet. Zo af en toe moeten we een beekje oversteken en er zijn wat klimmetjes, maar heel ingewikkeld is het allemaal niet. Ik verwacht steeds dat het moeilijke stuk nog moet komen, tot we na een aantal uren de andere kant van het bos bereiken. Iets lager is een informatiekantoortje met kolibrievoeders en ik zie er een die helemaal zwart is. Erg mooi. Van hier lopen we een grindweg naar beneden tot een aantal huizen. En juist als ik denk dat het vanaf hier alleen nog maar grindweg is tot het einde, verrast Isaac ons door een graspad in te slaan dat ons dieper het bos inleidt. Weer is het een makkelijk pad met een minimum aan modder, maar wel met het oversteken van vier kleine kreken. Via een laatste stuk overwoekerde wildernis komen we op een grindweg uit, waar we de route verlaten. We dalen af door een landelijk gebied met weilanden en houden rust op een stukje gras bij een kunstwerk dat speciaal voor de Camino is gemaakt. In de struiken aan de andere kant van de weg vliegt een kolibrie van bloem naar bloem, maar te snel om te fotograferen. Danny is precies op een mierenhoop gaan zitten en is bedekt met de bijtende insecten. Hij trekt zijn kleren uit en schopt zijn jas over de weg. Het duurt even voor hij weer mier-vrij is en we kunnen doorlopen naar onze accommodatie, een soort yoga-resort en dat behoorlijk luxe oogt. Hérycka en ik delen een huisje met heerlijke bedden en een veranda die uitkijkt op een prachtige vallei. Om de huisjes heen staan bloeiende struiken die wemelen van de kolibries. Bij het hoofdgebouw is er een voederplank voor vogels waarop gepelde bananen worden gepikt. We zien talloze bijzondere en kleurrijke vogels en dankzij vogelkenner Elizabeth horen we ook de namen erbij. Zo kunnen we een ontspannen middag genieten.

Dag 12: Palo Verde – El Empalme, 14 km
Nog voor het ontbijt kijken we al met grote ogen naar de voerderplank, waar de eekhoorn van gisteren zich weer laat zien, maar ook een neusbeer, een klein aandoenlijk beestje ter grootte van een das. En het blijkt dat de kolibries even moeten opwarmen voor ze hun acrobatische toeren kunnen vertonen, dus zo op de vroege ochtend zitten ze rustig op een takje in het warme zonlicht. We kunnen aardig dichtbij komen en als een groene kolibrie zich eens lekker uitrekt, maak ik een fantastische foto. Maar uiteindelijk komen we om te wandelen en na een smakelijk ontbijt, gaan we op pad. Wie had gedacht dat vandaag makkelijk zou zijn, heeft zich lelijk vergist. Het is onverwacht zwaar, vooral de 1e vier km. Die gaan steil omhoog en het is zweten. Voor het eerst voel ik mijn kuiten protesteren over wat ik ze allemaal aandoe. Het is warm, een strakblauwe lucht zonder wolken of contrails  en slechts hier en daar schaduw. Dat we over een gravelweg lopen zonder kuilen, is het enige lichtpuntje. Halverwege de klim stopt Isaac bij een passievruchtkweker en genieten we van verse guaves en passievruchten. We mogen ook even in de achtertuin rondkijken, waar de passievruchten worden gekweekt. Aan grote pergola’s hangt de klimplant, met groene ronde vruchten en een paar heerlijk ruikende bloemen. Een aantal wandelaars koopt een zak rijpe, oranje passievrucht, maar ik zie er geen zak guaves tussen en die waren juist zo lekker. Na de korte stop gaan we verder, steeds weer omhoog. Een paar keer hebben we uitzicht op het dal met zijn in de wolken gehulde vulkaan. We hebben de berg nu zowat van drie kanten gezien, maar het blijft geweldig. Steeds hoger klimmen we, tot we de top van de berg bereiken en weer afdalen. Liz krijgt een hypo en moet even wat eten. Terwijl de groep rustig doorloopt, blijf ik bij haar. En ik merk dat ik het niet erg meer vind. Wandelen is niet meer de hoogste prioriteit. Genieten van de omgeving en van elkaars gezelschap scoort hoger. Uiteindelijk komen we bij een kleine pulperia waar ik twee pakjes melk scoor. Morella voelt zich niet lekker en heeft niet gegeten. Gelukkig is het niet ver meer. We gaan door over een asfaltweg langs een steengroeve en er is zowaar een stoep langs de kant van de weg. Niet heel veel later komen we een tweede steen tegen van etappe 11 en die staat pal bij de ingang van ons verblijf, huisjes die op de rand van de heuvel staan met een geweldig uitzicht op het dal. Bij het restaurant is ook een voederplank voor de vogels, maar tijdens de lunch zien we daar amper leven op. Die hebben het vast ook veel te warm, zo vroeg in de middag. Tijd om lekker te luieren.


Dag 13: El Empalme – San Pablo de León Cortés, 22 km
Vannacht heeft de diarree weer toegeslagen en harder dan tevoren De slaapkamers waren op de bovenverdieping en ik ging ’s nachts zo vaak de trap op en af dat ik besloot verder op de bank te slapen. Nu ja, slapen… Ik geloof dat ik zo tegen 03.00 uur wat slaap heb gepakt, maar veel zal het niet geweest zijn. Bij het ontbijt lukt het me wat stukjes ananas te eten, maar heel veel meer krijg ik niet naar binnen. Toch wilde ik wandelen en niet met de bagage mee, zoals Maureen, die zich ook niet lekker voelt. De dag begint mistig en grauw en we zien niets van het mooie uitzicht van gisteren. Voor het eerst trek ik mijn nieuwe, ultralichte regenjas aan. In het begin heb ik het vrij koud, maar in de jas krijg ik het al snel weer warm.  Dat komt ook doordat we bergopwaarts gaan, naar het hoogste punt van de route. Het eerste stuk langs een snelweg is druk en niet al te fraai, maar gelukkig mogen we al snel afslaan naar een rustiger grindweg waar we genieten van de bijzonder gevormde bomen in de weiden. Het hoogste punt is een klein winkelcentrum waar we even stoppen. Auto’s rijden af en aan en het is er een drukte van jewelste. Niks voor mij. Al gauw lopen we verder en hoewel het asfalt blijft, gaat het allemaal omlaag, met af en toe wat Isaac ‘Costa Rica flat’ noemt, een klein heuveltje. De mist verdwijnt langzaam en we zien een mooie regenboog boven het landschap. Ook later, als we over een bebouwde bergkam lopen met huizen aan beide zijden, hebben we een geweldig uitzicht. Ik merk dat ik weinig energie heb en ben daardoor wat chagrijnig, een bekend symptoom van suikertekort. Bij het eerste winkeltje koop ik een snickers en drie zachte snoepjes, maar alleen de snoepjes gaan erin. Een tweede winkeltje heeft een flesje drinkyoghurt en ook dat gaat er vlot in. Even later, aan de bosrand, moet ik even tien minuten rusten, ook al wil Isaac dat pas later doen. Ik sluit heel eventjes mijn ogen en dat helpt. Later, bij een groeps-kampeerterrein waar flink aan nieuwe bungalows wordt gebouwd, rusten we wat langer en kunnen we van de latrine gebruik maken. Daarna is het nog zo’n twee uurtjes naar een heus hotel. Het tempo van de groep ligt laag en ik wil opschieten, normaal zou de adrenaline me nog een beetje helpen, maar dat zit er met dit slentertempo niet in. Intern mopper ik, maar ik hoop dat de groep er geen last van heeft. Wat ben ik nu wel blij dat ik voor de 16-daagse reis heb gekozen niet voor 11 of 14 dagen. En afgezien van mijn maag, ik geniet juist van die luie middagen vogels kijken. Isaac vertelde dat de groep die de route in 11 dagen loopt, bij het yoga-retreat aankomt, eet, doucht en slaapt om dan weer verder te wandelen, zonder de tijd te nemen om te genieten van de vogels die er rondfladderen. Nee, dan liever langzaam. Rustig wandelen en om je heen kijken. En uitrusten van de inspanning van het lopen met een vrijwel lege maag. In het hotel heb ik voor het eerst sinds lang weer een echte warme douche en daarna lig ik op bed te dutten. Echte slapen lukt niet, maar ik rust wel uit. ’s Avonds eet ik de snickers en werk ik heel langzaam een flesje cola naar binnen. Hopelijk kan ik morgen weer goed ontbijten en weer genieten van de wandeling.

Dag 14: San Pablo de León Cortés – La Esperanza, 15 km
Meteen bij het verlaten van het hotel zien we op een houten telefoonpaal al twee bijzondere spechten zitten. Zwarte rug met een rood koppie en een gele band bij de snavel. Ik denk dat het een zwartwangspecht is, maar helemaal zeker ben ik niet. Langs een drukke weg lopen we terug naar de route. Gelukkig voel ik me alweer wat beter dan gisteren. Bij het ontbijt was er zowaar yoghurt en met stukjes ananas en aardbei ging dat er goed in. Toch blijkt vandaag onverwacht zwaar. Ik dacht dat het een dag zou worden met een korte klim en daarna vooral afdalingen, maar het blijkt precies andersom. Bovendien lopen we vooral door koffieplantages, met hier een daar een huisje, waar de zon genadeloos op ons neerschijnt. Er is een gele brug over een rivier, maar we zijn te hoog om te kunnen zwemmen. Aan de overkant komen we langs de beschilderde rots met een klein Mariabeeldje erop die we vanaf de heuvel al zagen. Zo van dichtbij is hij nog indrukwekkender. Wanneer we weer klimmen, komen we ook langs een houten gebouwtje waar de verzamelde koffiebonen worden gesorteerd en aan de achterkant in een lager geparkeerde vrachtwagen kunnen worden gestort. Bij een klein winkeltje maak ik mijn hoofd nat onder het buitenkraantje. Heerlijk. Even later slaat Isaac af naar een koffiefabriekje, waar we mogen rondkijken en uitleg krijgen. In een kleine oven draaien de koffiebonen rond tot ze de juiste kleur hebben. Hoewel de medewerker een monster kan nemen om de kleur te controleren, valt het me ook op dat er een laptop naast staat waarop de gewenste en daadwerkelijke temperatuur van de oven nauwkeurig worden weergegeven in een grafiek. Wanneer de koffie is geroosterd, vallen ze in een ronde bak waarin ze worden langzaam worden afgekoeld. Het is een interessant gezicht en we leren er weer wat van. De anderen kopen wat pakken koffie, maar die laat ik aan me voorbij gaan. Hoe authentiek ook, ik heb koffie nooit lekker gevonden. Na de stop stijgen we verder naar nog meer koffieplantages. Het uitzicht op de groene heuvels die ons omringen is geweldig naar alle kanten en ik geniet. Het is wat bewolkt geworden en er staat wat wind, waardoor het niet meer zo extreem warm aanvoelt. Wanneer we afdalen, mogen we twee riviertjes oversteken. Ik plas pardoes door het water, maar Isaac loops over een smalle, ijzeren balk die tussen de twee oevers is neergelegd. Morella probeert het ook, maar vindt hem uiteindelijk te smal en kiest toch voor het water. Het stuk na de riviertjes is het zwaarste deel van de dag,  een steile zandweg omhoog. Ik heb niet veel energie meer, maar het gaat nog wel. Maureen heeft het ook zwaar en heeft nog minder energie dan ik. Ik houd haar gezelschap en probeer haar op te beuren en af te leiden met grapjes, want ik krijg altijd juist extra moed als ik iemand anders kan ondersteunen. Als Liz ook nog een hypo krijgt, rusten we weer even uit. Maar het lage tempo en om de vier stappen stilstaan, begint me wel op te breken. Opeens voel ik mijn benen gammel worden en ik krijg van Liz wat mierzoete suikerspul, wat me weer een extra boost geeft. Nog een klein stukje verder komen we bij een klein winkeltje waar op het terras een heerlijke bank staat. Ik plof even neer, maar koop dan wat brood met guave en een flesje 250 m cola. Uiteindelijk bewaar ik het brood voor later en van die cola krijg ik maar de helft op, waarmee mijn lijf duidelijk aangeeft dat het genoeg is geweest. Gelukkig is het steilste stuk nu voorbij, maar toch stoom ik even op eigen tempo door als we verder gaan. Tot we bij een hekje komen met een bord dat naar een camping wijst. Er staat me vaag iets van bij dat we hier van de weg af moeten en dat blijkt het geval. En dat klopt, we gaan een heerlijk koel bos in, lekker over smalle paadjes en vooral naar beneden, waarbij we ook nog twee kleine stroompjes mogen oversteken. We komen bij een schuur waarin met canvas twee kamers vol bedden zijn gemaakt. Ik sla de lunch over en ga even languit op het gazon in het gras liggen. Dat doet me goed. Later smikkel ik wat van de mueslirepen op die ik uit Nederland heb meegenomen. Zo krijg ik toch nog wat binnen.

Dag 15: La Esperanza – Naranjillo, 20 km
’s Ochtends eet ik een half broodje en drink een flesje cola, maar heel veel meer gaat er niet in. Gelukkig gaat het vandaag vrijwel de hele route omlaag en het zijn makkelijke asfaltwegen. We zijn weer omringd door heuvels, maar een echte wildernis is het niet. Overal zien we huisjes en elektriciteitsleidingen op hun hoge palen. Langs de weg zien we grote struiken met prachtige, hangende bloemen en een paar koeien in een schamele omheining. Een blauwe truck wordt gevuld met lang gras en twee gemeentewerkers poseren samen met Isaac met hun machetes. In het dorpje Napoles houden we even rust bij een winkeltje. Wanneer we verder lopen, verandert het uitzicht op de heuvels weer. Er zijn nu m eer weilanden dan koffieplantages en tussen de palmbomen door zien we voor het eerst de Stille Oceaan. Het is vooral de rechte kustlijn die opvalt, want de zee heeft dezelfde lichtblauwe kleur als de horizon. De zandweg die we volgen gaat helemaal naar Quepos en omdat het zondag is zijn er aardig wat auto’s op weg naar het strand. Wanneer ik even rust nodig heb, weet Isaac wel een plekje, maar het is niet het grasveld waarop ik hoopte. Een stuk omgewoelde aarde met rotsen om op te zitten, daar moeten we het mee doen. Gelukkig hebben we ook vanhier een fantastisch uitzicht. Wanneer de wolken langs komen drijven over de heuvels heen, is dat een bijzonder gezicht. Wanneer we de route verlaten om naar Naranjillo te gaan, dalen we heel steil af. De groep is nu aardig verspreid en ieder loot zijn eigen tempo. Ik stoom aardig door, juist de vermoeidheid drijft mij voort en ik weet dat ik bij de camping kan rusten. Midden in het dorp zijn in een omheining onder een afdak weer de bekende tenten opgezet. Twee dames zijn al druk bezig met koken op een houtvuur. Rijst met bonen. Ik plof op de betonnen ondergrond met mijn rug tegen de muur en sla de lunch weer over. Volgens Isaac leeft dit dorp zo’n 30 jaar terug in de tijd, maar gelukkig is er wel een klein winkeltje waar ze melk en cola verkopen. Daar kom ik de avond wel mee door. Maar voor het eerst begin ik te twijfelen. Omlaag ging die weg nog prima, maar omhoog? Met frisse tegenzin besluit ik ’s ochtends met de bagagewagen omhoog te gaan naar de trail. Die 1,5 km omhoog red ik echt niet op een lege maag. 

Dag 16: Naranjillo – Esquipulas 12 km

Héricka begint al vlak na het ontbijt te lopen, voor de groep uit, want de weg uit het dorp is lang en steil. Iets later gaan ook de andere wandelaars op pad, aangevoerd door Isaac. Maureen, Liz, Elizabeth en ik blijven achter. Het duurt nog best een tijd voor de bagagewagen er is en ongeduldig begin ik aan mezelf te twijfelen. Ik voel me toch best goed. Had ik het niet toch gekund? Het ontbijt bestond vanmorgen uit pannenkoeken en dat was heerlijk. We hebben zelf twee broodjes kaas en ham mee voor onderweg. Maar uiteindelijk stap ik in de achterbak van de pick-up truck, waar de bagage al onder een zeil is ingesnoerd en laat me met de auto omhoog brengen uit het dal. Achteraf denk ik dat ik er goed aan heb gedaan, want de weg omhoog was toch wel heel zwaar geweest en nu kan ik tenminste van de rest van de dag genieten. De chauffeur, Victor, zet ons iets verder af dan de bedoeling was, zodat ik een kilometertje van de officiële trail mis. Nu ja, daar kan ik vandaag wel mee leven. Het duurt even voor we de groep hebben ingehaald, ook omdat we worden afgeleid door het prachtige uitzicht op de groene heuvels. We zien de kust steeds dichterbij komen, wat benadrukt dat deze tocht op zijn einde loopt. Na nog een klein stukje klimmen dalen we af. Er zijn grindwegen langs de jungle en we hebben aardig wat schaduw. Zo nu en dan stromen er kleine watervallen langs de rotsen naar beneden en zorgen voor modderplassen op de weg. Een zwarte hond loopt sinds al het dorp mee met Johanna en we dopen hem Pablo. Als we bij een beekje rust houden, geef ik hem wat van de ham uit ons lunchpakket. Het overblijvende broodje kaas smikkel ik zelf op en dat doet me goed. Zo af en toe is er weer een steen met het nummer van de etappe erop, maar we hebben dit keer geen energie om stil te blijven staan voor een groepsfoto, wat Liz graag wil voor haar ‘relive’-app. Het is gewoon te warm. Bij een brug zie ik dat er in de beek met stenen een grote zwemvijver is gemaakt en met kleren en al duik ik het water in. Even later komen ook Isaac en Hérycka erbij. Dat is heerlijk koel. Wanneer er ook nog een andere familie aankomt, hijsen we ons uit het water en lopen verder. Gelukkig is het dan niet veel verder naar de camping, het vogelparadijs Esquipulas. Opnieuw een plek die ik nooit zelf zou hebben ontdekt of uitgekozen, het ziet er veel te luxe uit. Maar aan de zijkant is weer een houten platform vol tenten en daar voel ik me wel thuis. Danny was ondertussen vooruit gelopen en is de camping al voorbij. Isaac leent een motor en haalt hem gauw op. Oeps! Terwijl we op hem wachten genieten we van het overdekte terras met twee voederplanken ervoor. Daar zien we de meest prachtige en kleurrijke vogels. Er zijn niet heel veel kolibries, maar zo af en toe laat een heel zeldzame met een kuifje zich zien. Er zijn dan ook aardig wat echte vogelaars, met enorme lenzen op hun camera’s. Wij genieten van de toekans en vogels die helemaal rood of helemaal blauw zijn. Na een uurtje lopen we iets terug om in de rivier te zwemmen. Er is een rustige plas onder een waterval, de rivier zelf is aardig ruig. Vier groepjes in zwemvesten gehulde mensen maken zich op om te gaan raften en verdwijnen uiteindelijk in de verte. Wij laten de stroming ons zweet wegwassen en keren dan weer terug naar de camping om de verdere middag vogels te kijken. 

Dag 17: Esuipuilas – Quepos, 24 km
De laatste dag alweer. Ik heb het gevoel dat ik hier een maand ben en niet iets meer dan twee weken. Het is zo ontspannend om geen beslissingen te hoeven nemen en niet verantwoordelijk te hoeven zijn. Bij het ontbijt krijgen we van Isaac allemaal witte shirts met het logo van Urri Trek en de Camino. We gaan weer erg vroeg op pad, 06.30 dit keer, maar na een heerlijk ontbijt, waarbij iedereen van elkaars bord kiest wat hij het lekkerst vindt, gaan we op pad. Pablo blijft gelukkig achter en we hopen dat hij de weg terug naar Naranjillo vindt. Boven de palmbomen zien we de lucht verkleuren en de zon opkomen. We volgen het gravelpad door de jungle tot we in een dorp komen. Het valt me op dat alle huizen zijn omgeven door hoge hekken, wat de indruk wekt dat hier veel wordt ingebroken, hoewel dat toch wel meevalt volgens Isaac. De weg gaat over in asfalt en we stoppen even bij een winkeltje om nog wat inkopen te doen. De weg is bij vlagen aardig druk, maar iedereen rijdt met een boogje om ons heen en het is niet onveilig. Dan komen we bij de eerste palmolieplantage, waar rijen en rijen palmbomen strak in het gelid staan. Bij een volgens dorpje stoppen we bij een bakkerij, waar ik wat lekkers koop dat ik bewaar voor later. Na een korte rust draaien we buiten het dorp een zandweg op en bevinden ons weer tussen de weilanden met een fraaie bergketen in de verte. Er is een begraafplaats, waar geen stenen liggen, maar vierkante hokjes staan, zodat mensen boven de grond kunnen worden begraven. Bij een splitsing wijkt Isaac even van de route af en met reden. Achter een klein vierkantje prikkeldraad zit op een paaltje een grijze reuzennachtzwaluw. Aanvankelijk zie ik alleen het pluizige jong. “Waar is de moeder?” vraag ik aan Isaac. Die staat erachter, zo goed gecamoufleerd dat ik haar aanzag voor rottend hout. Eenmaal van opzij zie je beter dat het een vogel is, al beweegt ze niet. Maar de ogen en scherpe snavel zijn duidelijk te zien. Met mijn camera kan ik enorm mooie foto’s maken. Deze ontmoeting doet me al het ongemak van de afgelopen dagen vergeten. Wat geweldig om dit te mogen zien!
We gaan weer iets verder en slingeren door de heuvels. Een eind verderop komen Liz en Maureen erbij, die de eerste 10 km met de bagagewagen hebben afgelegd. Zo kunnen we de laatste kilometers samen afleggen, zoals het hoort in een groep. We duiken een palmolieplantage in en genieten van de schaduw. Ik ben zo langzamerhand toe aan rust, want het is weer erg warm en de rust bij de bakker was alweer een tijdje geleden. Maar juist als ik wil gaan zitten, zie ik tussen de palmbomen een wagen getrokken door een Afrikaanse waterbuffel. Even verderop staat een container waar meerdere karren langsgaan om hun vracht in te leveren, die zorgvuldig wordt genoteerd. Wat bijzonder. Na het maken van wat foto’s ben ik echt aan rust toe. Volgens Isaac is er over 30 minuten een voetbalveldje, maar dat vind ik te ver. Hij checkt zijn GPS en het blijkt nog maar 10 minuten te zijn. Nu vooruit, dat lukt nog wel. Ik stoom weer vooruit en als we bij het voetbalveldje komen, omringd door arbeiderswoningen, ga ik weer even languit op het gras liggen. Eigenlijk zou ik wat meer elektrolyten moeten drinken, denk ik, maar die vind ik niet zo lekker. Ik houd het daarom bij cola. Het is zo warm dat ik zelfs even mijn T-shirt uittrek, dat al aardig vies is geworden van het zand en zweet. Ik sta alleen op als een man op zijn paard een kudde waterbuffels langs drijft. De enorme dieren lopen zonder veel geluid te maken over de weg en door de rand van het bos. Opgefrist gaan we weer verder, maar als we aan het eind van de plantage op een weg uitkomen, lopen we aan de verkeerde kant naar de supermarkt die vlakbij is. Ik haal wat cola en een ijsje, dat zienderogen smelt. We hebben de natuur nu echt verlaten en lopen door ene drukke, lawaaierige stad met veel verkeer. Na bijna twee weken serene rust is het een aanslag op onze zintuigen en deze laatste kilometers zijn iets wat we ondergaan om bij het eind te komen. Wanneer we langs een tsunami-waarschuwingsbord lopen, weet ik dat we er bijna zijn. Langs de weg spot ik mijn hotel, dus daar hoef ik in ieder geval niet naar te zoeken. We lopen een brug over en ik zie een ondiepe baai, met in de verte de kenmerkende masten van een haven. Ondanks de hitte, zwemt er niemand in het verleidelijke water,  want vissers gooien de ingewanden van de vangst in het water voor de bruine pelikanen en aasgieren die hier rondscharrelen. Bij de laatste Mahon maken we een groepsfoto. Daarna gaan we uit eten en nemen afscheid van elkaar, al houden we via Whatsapp wel contact en wisselen we foto’s uit. Daarna ga ik in mijn eentje terug naar mijn hotel. Vol prachtige herinneringen.

Bekijk al mijn foto's van Costa Rica hier.
Bekijk mijn YouTube-video's van El Camino de Costa Rica hier.