Dutch Mountain Trail (2021)
Een pittige bergwandeling in Nederland


Om hun 10e editie te vieren, zette het Dutch Mountain Film Festival een wandeling van 101 km uit over zeven toppen in Limburg. Wandelgroepen op Facebook staan vol lovende berichten en aan de foto’s te zien is de route alle complimenten waard. Ik houd wel van een uitdaging en daarom reis ik af naar Eygelshoven voor de Dutch Mountain Trail.

Dag 1: Eygelshoven – Vaals, 28 km
De route begint bij een klein station met maar één perron. Ik steek het spoor over en amper 30 meter verder geeft een hoog klaphek me toegang tot het eerste onverharde pad. Hoge struiken bieden welkome schaduw, want hoewel het nog vroeg is, wordt het al aardig warm. Na een gehuchtje geeft een verkeersbord een weg van 10% aan: de eerste echte klim van de dag. Eenmaal boven loop ik het bos van het Strijdhagerbeekdal in. Het groen is nog jong en fris en de vogels zingen alsof ze iets te vieren hebben. De lente is dan nu toch echt begonnen. Er zijn prachtige slingerpaadjes, smalle MTB-routes en ik voel me helemaal thuis. Hoewel ik af en toe de witblauwe stickers ben tegengekomen waarmee het pad is gemarkeerd, houd ik de gps bij de hand. In het bos is nauwelijks gemarkeerd en het ontbreken van stickers betekent niet per sé dat je rechtdoor moet.
Dan kom ik bij een smal beekje, waar in het water neergelegde takken een overstap vormen. Waar maak je dat ooit mee in Nederland? Eenmaal droog aan de overkant sta ik onderaan de Wilhelminaberg. De weg omhoog begint met een zeer steil pad. Mijn trekking poles komen nu van pas en ik hijs me omhoog. Het is gelukkig kort, maar hevig. Ik kom uit bij een fietspad en daar is een trap verder omhoog het bos in. De route slingert en zigzagt door het bos. Ik kom zelfs een bivak tegen, had ik dat van tevoren maar geweten! Uiteindelijk sta ik bij een hek aan de achterzijde van een gebouw. Grote zandhopen liggen te wachten op een bouwproject. Het ziet er niet heel aantrekkelijk uit en de gps gaat voor het hek weer linksaf omlaag het bos in, dus ik volg braaf de paarse lijn op mijn apparaat naar beneden. Dat was dus de Wilhelminaberg. De routebeschrijving geeft aan dat je nog een lusje naar de top moet maken en die heb ik nu overgeslagen. Even overweeg ik om terug te gaan, maar ach, wil ik Snowworld echt van voren bekijken? Ik daal verder af over paden die wit zijn van de zaden of pollen naar een manege en dan langs de rand van Terwinselen. Ik steek over naar de Gaia Zoo en daal dan af naar de Anstelvallei, waar een vriendelijk beekje in een smalle geul stroomt, bijna een scheur in het landschap. De IVN heeft er paddenpoelen aangelegd, maar ik ontdek geen amfibieën. De slanke bomen hangen vol heksenbezem. Ik volg de brede Anstelerbeek naar Kasteel Erenstein uit 1340, dat er met zijn torens en fraaie uitbouw ook echt als een kasteel uitziet. Op een paar verkeerswegen na blijft de route in het bos. Ik sla af naar een fraaie Mariakapel met gebrandschilderde ramen en pas daarna valt de begraafplaats me op. Sommige wandelaars worden daar misschien filosofisch van, maar ik ben er om een heel praktische reden blij mee: water! Ik loop tussen de grafstenen door naar de waterkraan en vul mijn flesje bij. Ook steek ik mijn hoofd onder het koele water, heerlijk. Verfrist stap ik verder langs Kerkrade en trek bijna ongemerkt Duitsland in. Hier laat de GPS me even in de steek  en loop ik aan de verkeerde kant van een beek, die hier Amstelbach heet. Gelukkig kom ik er net op tijd achter en over wat stenen steek ik de beek over. Het pad loopt pal langs de oever van de beek en is soms behoorlijk smal, wat juist leuk en uitdagend is. Ik kom talloze Duitse wandelaars tegen en niemand kijkt er gek van op dat ik hier wandel met mijn grote rugzak. Een wandelaar voor me is op een boomstam neergeploft voor de lunch, maar daarvoor vind ik het nog te vroeg. Ik wandel verder langs de strenge muren van Haus Heyden, waarvan ik even later alleen het poortgebouw goed kan zien. En dan verruil ik het bos voor het open veld en krijg ik spijt dat ik niet ook in de schaduw ben gestopt. Hoewel het landschap mooi is, is het ook erg warm. Ik op met een boog om Horbach heen en kom de Siegfriedlinie tegen, de Duitse verdedigingslinie van in totaal 630 km waarvan betonnen antitankhindernissen de enige overgebleven resten zijn. Ze staan strak in het gelid en met mijn oog voor lijnenspel kan ik ze wel waarderen. Kort volg ik een spoorbaan waar de betonnen driehoeken aan beide kanten het talud opkruipen. De verdedigingslijn verdwijnt in een bos, overgroeid met klimop en mos. Langzaam draait de route weg van het spoor en koerst op de windmolens af, die in het Duitse landschap blijkbaar veel minder ophef veroorzaken dan bij ons. Als ik een klein bosje bereik, plof ik neer op de grote betonblokken waarmee een oude weg is afgesloten voor het verkeer. Eindelijk schaduw. Na even te hebben gerust duik ik de A76 onderdoor en loop een tijdlang op de grens. Orsbach is het eerste dorp op de route dat ook echt als een dorp voelt en niet als een losse verzameling huizen. Een man zit bij zijn voordeur en speelt accordeon, het geluid weerklinkt door alle straten, maar dat zijn er dan ook niet zoveel. Ik ben al een paar stappen voorbij de kerk als er me een lichtje opgaat: een begraafplaats! Ik zit nog niet zonder water, maar ik drink zoals gewoonlijk veel te weinig. Ik zoek en vind een kraan, les mijn dorst en maak mijn haren nat. Lekker verkoeld loop ik het dorp uit. Ik stop nog even hoopvol bij een café, maar dat is vanwege de nog altijd geldende lockdown gesloten. Wel heb je vanaf het gras een geweldig uitzicht op het dal met Lemiers en Vaals in de verte. Ik loop tussen de struiken langs de rand van het dal, met telkens een nieuw uitzicht en een prachtig panorama. De Schneeberg, de tweede top van vandaag, is nauwelijks bijzonder, begroeid met stoere bomen is het een kruispunt in een bos en ik daal snel weer af langs een golfbaan en een geel bloemenveld, tot ik het Vaalser quartier bereik. Daar wandel ik naar de camping, niet zo heel soepel meer, want ik voel mijn voeten en spieren behoorlijk na deze eerste dag. Gelukkig ligt de camping aan een koele beek, waarin ik zodra ik mijn tent heb opgezet, mijn voeten laat bungelen. Heerlijk.

Dag 2: Vaals – Gulpen, 24 km
Lui pak ik een bus dwars door Vaals terug naar de route en al na een paar straten van het Duitse Vaalser quartier begin ik te klimmen. Er is bos en er zijn heerlijk smalle paadjes. Ergens raak ik iets van de route af, maar met de GPS vind ik hem makkelijk terug. Geluiden van bouw en arbeid doorsnijden het groen. Op het drielandenpunt is het met maar een paar toeristen gelukkig nog heel rustig. De uitkijktoren is gesloten vanwege corona, maar het is ook bewolkt en ik betwijfel of je nu heel ver kijken kunt. Vanaf de Vaalserberg loopt de route door het bos langs de grens, waar het pad lekker slingert, stijgt en daalt. Op een weg loop ik bijna België in, maar check net op tijd mijn gps en loop een stukje terug naar een stegelke, een draaihekje dat toegang geeft tot een weiland met een geweldig uitzicht op het dal. Het Krijtlandpad loopt hier ook, maar het is alweer jaren geleden dat ik dat streekpad liep en het pad voelt als nieuw. Na een tijdje is er weer bos en zelfs een grafheuvel. Ik kom talloze kruizen tegen en het bos voelt als een warme tunnel. Eén stuk is behoorlijk steil naar beneden, wat voor mij niet zo’n probleem is. De mountainbikers die zich langs het pad omhoog worstelen, hebben er duidelijk meer moeite mee. Slechts een enkeling hoeft niet af te stappen. In Rott kom ik mijn eerste vakwerkhuis tegen, vroeger een teken van armoede en tegenwoordig juist zeer gewaardeerd. Aan de vele bloemen in de weilanden kan ik zien dat ik niet in Nederland ben. Waar tref je dat in ons land nog, met zijn strakke biljartlakens? Je zou bijna vergeten hoe een natuurlijk weide eruit ziet en ik kijk verrukt naar alle kleuren. Door velden loop ik op Wahlwiller af, dat ik herken van een eerdere wandeling. De Ronde van Zuid-Limburg misschien? Of de Heuvellandvierdaagse? Ik loop het dorp door m bij de beek te komen, waar ik me tussen een boom en een hekwerk door moet persen en dat past maar net. Een kort stuk volg ik de Seizerbeek en dan klim ik omhoog naar een wijngaard, waar vrijwilligers bezig zijn met onderhoud en belangstellende toeristen uitleg geven. In de verte zie ik al de zendmast van het Eyserbos, de volgende berg op de route.  Maar eerst is daar nog een stuk langs het Miljoenenlijntje, de spoorweg tussen Schaesberg en Simpelveld die naar verluid 1 miljoen gulden per kilometer spoor kostte. Via een tunnel loop ik onder het spoor door en kom meteen in een fraai bos met een klaterende beek. Hier begint het klimmen naar de top, met trappen en lekker smalle paadjes. Wanneer ik een bocht omga, zie ik op het pad een lange, slanke vorm liggen. Aanvankelijk denk ik dat het een slang is, maar daarna herken ik de hazelworm, een hagedis zonder poten. Hij blijft heel kalm op het pad liggen en ik kan prachtige foto’s maken. De zendmast tref ik uiteindelijk niet, via een karrespoor daal ik af naar Gulpen. Daar stop ik niet bij het eind van de etappe volgens het boekje, maar klim weer omhoog naar de Gulperberg, gelukkig over makkelijke trappen. Het Mariabeeld heb ik vaker gezien en na een korte stop loop ik op een klaphek af dat toegang geeft tot een weiland. Hier is het een en ander veranderd en is het even zoeken naar de route. Midden in het weiland staan wat met prikkeldraad afgebakende stukken. Er is nog geen platgetreden pad dat de weg wijst en al struinend daal ik af, tot ik voorbij het laatste hekwerk weer een glimp van een pad opvang dat me naar een tweede klaphek brengt. Hier verlaat ik de route voor de camping.

Dag 3: Gulpen – Sint Geertruid, 29 km
Vannacht heeft het geregend en het is heerlijk fris wanneer ik achterlangs een grote camping afdaal naar de ruige weide en de route weer oppak.  Langs de rand van de vallei daal ik verder af, om langs de andere kant meteen weer omhoog te klimmen. Eenmaal boven heb ik aan de rand van het Dunnen Bosch een fraai uitzicht over de velden, hoewel de bewolking het landschap een sombere aanblik geeft. Dan zie ik voor me plotseling een oranje rugzak: het zijn Hillie en Louise, met wie ik al sinds Vaals telkens op een camping sta. Blijkbaar hebben ze een stukje afgesneden, want vanaf de boerencamping kun je inderdaad makkelijk binnendoor naar de route. Ik passeer ze weer en loop door het Schweiberger Bosch als het begint te spetteren. Even pak ik mijn paraplu erbij, maar algauw is het weer droog. Het pad slingert langs de velden en een scheve boom trekt mijn aandacht. Hij staat in een dal en is daarom omhuld met het groen van de weiden eromheen. Prachtig. Hier word ik nu gelukkig van, zo’n  mooie route. Ik kom langs een grenspaal en vrijwel meteen is er de Hakkenberg van 252 meter. Over een holle weg daal ik af, hoge wanden sluiten me aan beide kanten in. Waar een boom is omgewaaid, zie ik dat er al geen gewone bruine aarde tussen de wortels zit, maar wit steen of mergel? Even later loop ik zelfs over kale steen, iets dat ik niet had verwacht te vinden in deze route. Het is met recht een bergwandeling. Langs de kabbelende Gulp staat een bankje op de meest idyllische plek denkbaar en ik pik hem helemaal in voor mijn lunchpauze. Ik spreid mijn buitentent uit om te drogen en trek mijn schoenen uit, omdat mijn tenen wat irriteren. Ik plak ze af met Fixomul en hoop dat het helpt. Meestal wil ik zo snel mogelijk weer verder, maar nu daalt er een ongebruikelijke  rust over mij en ik blijf lang zitten, tot ik het door een windje fris begin te krijgen. Ik klim iets omhoog naar Nurop, waar het pleisterwerk van een vakwerkhuis heeft losgelaten en een inkijkje biedt in de ingewanden van de muur. Voor Kwinten stroomt er een beekje over het pad, krijg ik toch nog lekker modder aan mijn schoen. Er staat een waterbron aangegeven en vlak voor het dorp zie ik een pijpje uit een lage muur steken. Er staat niet bij of het water drinkbaar is of niet, maar ik zie geen weilanden erboven. Het ziet er helder uit en ik waag de gok: ik vul mijn flesje en les meteen mijn dorst. Het smaakt in ieder geval heerlijk. Meteen daarna klim ik omhoog naar de Kattenroth, de tweede berg van vandaag, al is deze met 209 meter iets lager. Als ik terugkijk op het dorp, zie ik een sierlijk spoorviaduct, of is het een aquaduct misschien? Weer is er bos en ik geniet. Door een weiland vol bloemen daal ik af in de richting van Mheer. Ik begin mijn voeten ondertussen goed te voelen en als ik hoor dat de supermarkt, waar ik wat eten voor morgen wilde kopen, zo’n half uur van de route ligt, laat ik hem schieten. Het laatste stuk naar de camping voelt erg lang en tegen de tijd dat ik er ben, ben ik behoorlijk stuk. Maar het is een heerlijke camping met warme douches, dus dat doet me weer goed.

Dag 4: Sint Geertruid – Maastricht, 20 km
De laatste dag alweer, maar dat betekent niet dat ik kan de route ontspannen uit kan lopen. Volgens de routebeschrijving zit er juist in dit stuk twee erg steile klimmetjes en kom je langs een afgrond. Bij één van de klimmetjes hing een touw, maar het laatste nieuws op Facebook is dat het touw is verwijderd. Nog maar even zien of het veilig te doen is, neem ik me voor.
Hoewel de eerste veerpont bij Eijsden pas om 10.00 uur gaat, ga ik redelijk vroeg op pad. Ik ben toch wakker en kan in Eijsden mooi ontbijten. Het eerste stuk is nog langs daarna steek ik een snelweg over en dringt de beschaving zich op. De route komt net niet langs kasteel Eijsden dat ik met het Krijtlandpad wel heb gezien, maar al gauw ben ik in het centrum en haal lekkere broodjes en melk bij de supermarkt. Bij de pont hang ik mijn buitentent over de reling te drogen en maak het me gemakkelijk. Hillie en Louise zijn er al en algauw komen er meer wandelaars aan. In de verte steekt d’n Observant hoog boven de rivier uit, de enige kunstmatige berg in de route. Het is geen voormalige vuilstort, zoals ik dacht, maar bestaat uit overbodige grond die is verwijderd om de kalklagen te bereiken waarmee cement gemaakt kon worden.  De naam verwijst ook niet naar een plek waar je over de omgeving uit kunt kijken, maar naar een franciscaans observantenklooster. Zo leer ik tijdens het wandelen telkens weer bij. Wanneer de schipper iets voor tienen aan komt lopen, berg ik mijn tent gauw weer op en haal mijn mondkapje tevoorschijn. In een wip zijn we over en volg ik een pad langs de rivier. Ik draai om een fraaie plas heen, die door hoge struiken en bomen grotendeels verborgen blijft. Gelukkig is er een uitzichtpunt waar de struiken wijken en het is prachtig. Ik klim omhoog en krijg voor het eerst een rotswand voorgeschoteld. Een graspad slingert naar de Sluis van Lanaye en even volg ik de weg, onderlangs alweer een rotswand die begroeid is met onkruid en kleine struiken. Daartussen ontdek ik tot mijn grote plezier rode klaprozen. Wat een vasthoudende, onverwoestbare bloemen zijn dat toch. Geen wonder dat ze symbool staan voor de Eerste Wereldoorlog en alle veteranen. Net voor het dorpje Petit-Lanaye begin ik te klimmen. Een fraai pad slingert hoog langs de rivier en af en toe heb ik een geweldig uitzicht op het water, het landschap daarachter en de wolkenluchten erboven. Ik kom langs een oude mijn en loop even verkeerd. De gps biedt niet veel duidelijkheid. Pas wanneer ik de routebeschrijving lees, zie ik dat ik langs de mijn omhoog had gemoeten. Steil omhoog. Van een afstandje ziet het er intimiderend uit, maar na de GR20 ben ik niet meer voor één gat te vangen. Er zijn genoeg wortels en oneffenheden om naar boven te klauteren en voor ik het doorheb sta ik al boven. Dat ging wel heel snel. Er is een smalle rug met wat omgevallen bomen en ik krijg plezier in het pad. Dit is leuk! Al snel kom ik uit op een breed pad dat wat meer geschikt is voor toeristen, maar weer mag ik dat verlaten voor een kort, maar venijnig steil stuk. Hier geen wortels of houvast, alleen mijn tempo en mijn trekking poles stuwen me op. Gelukkig is het maar kort en vlakt het pad al snel wat af. Ik loop verder langs een MTB-trail voor gevorderden, met springschansen en scherpe bochten. Gelukkig kom ik niemand tegen.  Na weer een stukje gemakkelijk pad is er een trappetje naar de top van d’n Observant. Hier niet het verwachtte uitzicht, ook hier is rondom bos. Ik plof neer op een bankje in de schaduw en denk terug aan de route van vanmorgen. Die steile stukjes waren niet eng, daar genoot ik juist van. En afgrond…? Welke afgrond? Na de GR20 zul je toch echt met iets beters moeten komen, wil ik er nerveus van worden.
Nadat ik wat ben afgekoeld, daal ik af en ga door naar de St. Pietersberg, waar het een stuk drukker is dan ik tot nu toe heb meegemaakt onderweg. Een aantal zigzaggen leveren me af bij een groot meer en de ingang van de cementgroeve. Daar is een café open en hoewel ik er geen gebruik van maak, zijn de dixi’s zeer welkom. De cementgroeve is een attractie op zich. De bleekblauwe kleur van het water in het zonlicht, de bleke steen. Heel bijzonder. Apart zijn ook de vele kikkers die ik hier hoor. Het is een en al leven. Dat had ik hier zeker niet verwacht. Aan het eind van de groeve is een rotswand met huizenhoge gaten erin. Je kunt er een klein stukje in, maar de mijningangen zijn afgesloten met al even hoge deuren. Langs de buitenkant loopt een trap en langzaam beklim ik de treden. Het is veel te mooi om me te haasten. Eenmaal boven is er een laatste stuk door een park en dan bereik ik de Maas die ik volg naar een voetgangersbrug en vandaar naar het station. Vier dagen wandelplezier zitten erop, maar wat is dit een fantastisch mooie route. Ik had nooit gedacht dat ik in mijn eigen land nog eens een echte bergwandeling zou kunnen lopen. Hoewel de bergen hier niet al te hoog zijn, is dit wel degelijk een heerlijke en uitdagende route die met trots de naam ‘bergwandeling’ mag dragen.