Super-Audax (2010)
Mist en afzien in het Zwarte Woud
Na de eerste lus zet ik de wekker op 30 minuten en plof neer op mijn matje. De keuze tussen een maaltijd en rust is makkelijk. Eten doe ik wel bij een van de wagenrusten die nog komen. Al 103 kilometer gehad, nog 97 te gaan. Dit is de Super-Audax.
0 km
Nadat gisteren met veel vertoon de nationale vlaggen zijn gehesen van deelnemers uit vijf verschillende landen, telt vandaag alleen het startpistool. Om precies 06.00 uur ’s ochtends klinkt het startschot, gevolgd door het geluid van onze zolen op het asfalt. We beginnen te lopen, in het vaste Euraudax-tempo van 6 km per uur. Slentertempo, voor mij, maar wel ontspannend en lang vol te houden. We doorkruisen het centrum van Pfaffenrot, een klein dorpje in het Zwarte Woud, Duitsland. Een bus stopt om ons voor te laten gaan en rijdt ons even later voorbij, juist wanneer we langs de halte lopen waar een passagier staat te wachten. Hij zwaait met zijn armen om vanachter de menigte wandelaars toch de aandacht te trekken van de chauffeur en de bus maakt een noodstop.
We zijn met een behoorlijke groep van 103 wandelaars; 51 Fransen, 31 Belgen, 9 Duitsers, 9 Nederlanders en 3 Denen. Ik ben blij dat er zoveel Belgen zijn, want Frans spreek ik niet en we moeten ons toch met elkaar vermaken de komende tijd. In het begin loop ik echter alleen, in gedachten verzonken. Het duurt even voor ik in de juiste stemming kom en de enormiteit van wat ik ga doen los kan laten. Je kunt je niet veroorloven aan de hele afstand te denken. De eerste wagenrust is op 14 km. Dat is te overzien. De route is mooi, onverharde paden en modder door het bos. Heerlijk zacht aan mijn voeten. Wel hangt er een dichte mist, waardoor we niet kunnen genieten van het uitzicht op de ons omringende heuvels.
23 km
We trekken in kleine cirkels rond Marxzell, waar Pfaffenrot bij hoort en komen langs een klein spoorwegmuseum. Een heuveltje verder en we belanden bij de tweede wagenrust naast de ruïne van Frauenalb, een klooster uit de twaalfde eeuw. Na een brand in 1853 staan alleen de muren nog overeind, maar nog steeds is te zien hoe indrukwekkend het geweest moet zijn toen het nog bewoond werd. Het begint te miezeren. Na enige aarzeling trek ik mijn poncho aan. Mijn handen zijn koud en dan is het nog niet eens nacht. De velden met bloemen ogen neerslachtig en grauw tegen die mistige achtergrond. Geen landschap om vrolijk van te worden.
31 km
De eerste grote rust is in Moosbronn. Verdeeld over twee kleine zaaltjes eten we spaghetti, wat gepaard gaat met bier en rode wijn. Het is 11.34. Gesterkt trekken we verder, langs een enorme weide waar paarden zich nog waarlijk als een kudde kunnen gedragen. Ze rennen vrijuit en breken met hun brede lijven door het struikgewas. Er wordt druk gefotografeerd. We plakken langs de wand van het dal, waarin onveranderlijk een beekje stroomt. Ik raak aan de praat met Pascal, een Belg en Kjell, een van de drie Denen. Als het droog wordt, knoop ik de poncho om mijn middel. Het probleem waar ik hem anders zou moeten laten, lost zich vanzelf op. Het regent weer. Langs het pad zien we veel afgeknapte boomstammen. Het zijn geen dunne stammetjes of zieke bomen die zijn afgebroken. Dikke joekels zijn finaal gespleten en steken als sinistere zuilen uit de aarde. Een gevolg van de extreme kerststormen in 1999, waarbij windstoten tot 213 km/u werden geregistreerd. Tienduizenden bomen zijn toen omgegaan en veertigduizend Fransen zaten meer dan een week zonder gas, water, licht. Alles wat wij nu zo vanzelfsprekend vinden.
Het valt me op dat het zand op de bospaden rood is. Ik ben de Veluwe gewend, met zijn blankgele stuifzand. Gefascineerd kijk ik naar mijn voeten, ook al omdat ik in het natte zand sporen ontdek van hoeven. Te groot voor een ree. Edelhert? In het bos draaien we naar rechts, maar op een pad rechtdoor zie ik iets wat me stil doet staan: een hinde. Een paar honderd meter ver staat ze midden op het pad, omringd door mist, als een geestverschijning. Wanneer ik anderen op de hinde attendeer, verdwijnt ze stilletjes in het bos.
Wandelroutes zijn hier goed gemarkeerd en overal zijn markeringen en wegwijzers. We komen ook wat toeristische info tegen: we blijken over een historische weg te lopen die de grens tussen Groothertogdom Baden en Koninkrijk Württemberg markeerde. Er was zelfs een tolhuis, zo midden in het bos.
Steeds hoger stijgen we en het pad wordt nu een echt rotspad vol grote stenen, waar je goed op je voeten moet letten. Heerlijk dat dit kan op een 200 km. We houden opnieuw stil bij een uitzichtpunt met een enorm kruis. Marion vertelt dat ze hier bij het voorlopen een prachtig uitzicht hadden. Ik klim omhoog over de rotstrap. Er is niets te zien, een witte muur van mist. In een hutje aan de voet van de rots ligt een gastenboek. We vermaken ons met het invullen ervan. Wanneer we wat lager komen, hebben we uitzicht op een dorpje in het dal. Wolken drijven laag over de heuvels en raken de toppen ervan. Een schitterend beekje maakt me weer enthousiast. Er valt genoeg te genieten hier.
Wanneer ik iets achter ben gebleven om te fotograferen, loop ik weer naar voren. Het tempo is laag, dus ik snel de groep voorbij. Hardy, een van de Denen, wil kennelijk niet ingehaald worden en begint ook te speren. We maken er een spelletje van, tot groot vermaak van de andere wandelaars. “Hardy, you’re being followed by a woman!” roepen ze. Zo kun je altijd grapjes maken, ook met iemand wiens taal je niet spreekt.
61 km
In Bad Herrenalb hebben we een wagenrust, maar ik vind een toilet belangrijker. Sommige dingen kun je nu eenmaal niet doen achter een boom. Gelukkig is er hier een openbaar toilet. Van de verzorging krijg ik de 50 ct die nodig is om de deur te openen, daarna prop ik een toiletrol tussen de deur, zodat-ie niet dichtvalt. Opgelucht kan ik nu genieten van Herrenalb, de ruïne van het mannenklooster, een abdij uit 1194. Ook hiervan staan alleen de muren nog overeind en op één van de muren groeit een 250 jaar oude denneboom. Heel bijzonder.
De geschiedenis is hier letterlijk overal om ons heen. Op een stil bospad valt mijn oog op een rots waaraan een bordje is bevestigd. Ernaast zijn twee kanonskogels uit 1796 tot halverwege in de rots begraven. Een restant van de eerste coalitie-oorlog, toen Oostenrijk en Pruisen de Franse koning Lodewijk XVI te hulp schoten, die door de Franse Revolutie in ongenade gevallen was. Aartshertog Karl trok in juli 1796 met zijn leger door het Alb-dal en streed in deze regio met de Fransen.
Van de heuvels stroomt water naar beneden. Zomaar ergens langs het pad heeft iemand een klein houten watermolentje in de stroom geplaatst, waarvan het rad onder druk van het water piepend rondjes draait. Wie zegt dat Duiters geen gevoel voor humor hebben?
66,6 km
Een grote rust kun je dit niet noemen, want het is erg krap in dit hotel. We zijn terug in Frauenalb voor de avondmaaltijd en onze bagage ligt verspreid in de gang en in een lege hotelkamer. Een wandelaar grijpt zijn kans en strekt zich uit op het kale matras van een stapelbed. Na het voorgerecht leg ik mijn hoofd op tafel om wat te rusten, maar blijf mijn voeten bewegen om te voorkomen dat ze stijf worden. Ik ben moe en heb ook niet zo heel erg trek meer. Ik neem wat Norit tegen de opkomende diarree, steeds dé manier van mijn lichaam om aan te geven: ‘dit gaat te ver’. Het hazeslaapje heeft me wel wat verfrist. Bij het vertrek dragen we allemaal de reflectiehesjes en zaklampen. Het wordt nacht.
Slaapgebrek is altijd mijn grootste probleem en daarin ben ik niet alleen. De Belgische Dirk bekent dat hij het moeilijk heeft en ik bied hem mijn arm. Zo kan hij een tijdje met zijn ogen dicht lopen, terwijl ik ervoor zorg dat hij niet in een omhelzing met de struiken belandt. Dit kan alleen bij Euraudax. Op ‘vrije’ tochten is tempo belangrijk en wil iedereen de snelste zijn. Euraudax betekent in een groep lopen en dan zorg je voor elkaar. Misschien duurt het jaren voor we elkaar weer zien, maar nu zijn we één grote familie.
Het duurt niet lang of ook ik ga dingen zien die er niet zijn en loop bijna de struiken in. Soms trap ik bijna op de hielen van wandelaars voor me. Waar komen die nou ineens vandaan? Het is volkomen donker. Geen sterren, geen maan, geen straatlantaarns of strooilicht van dorpen in de buurt. Het is volkomen zwart. Alleen het licht van onze zaklampen verlicht ons pad. We moeten blijven opletten, want ook ’s nachts gaan we over brede grindpaden vol met water gevulde kuilen. Dirk praat tegen me. Ik kan hem geen antwoord geven, want ik weet niet wat hij nou daadwerkelijk heeft gezegd en wat ik er zelf bij heb verzonnen. Langzaam gaat de nacht voorbij.
103 km
Terug in Pfaffenrot, de sporthal. Mijn matje. Rust. Ik heb de wekker gezet, maar toch blijf ik te lang liggen. Het duurt net te lang om mijn voeten weer af te plakken, schone sokken weer aan te trekken. De groep is al bezig om te vertrekken. Juist als ik buiten sta, realiseer me dat ik mijn poncho binnen ben vergeten. Ik ren terug, grijp het ding en speer weer naar buiten. Zo, nu ben ik in ieder geval goed wakker.
De vogels beginnen weer te zingen. Daglicht helpt. Het lopen gaat weer makkelijker en de vermoeidheid verdwijnt. Het verbaast me eigenlijk hoe soepel het nog gaat. Totaal geen stijve spieren. Bij elke grote rust slik ik twee magnesiumtabletten en blijkbaar werkt dat toch goed. Maar waarschijnlijk helpen ook de heuvels. Je gebruikt verschillende spieren, waardoor ze niet eentonig worden belast.
114 km
Euraudax is waarlijk de meest luie vorm van wandelen. Je hoeft je niet druk te maken over de route, pijlen of een beschrijving. Voorop loopt de baankapitein, de statige Willy van 72 jaar. Hij kent de route en we hoeven alleen maar achter hem aan te lopen. Het is ook niet toegestaan om voor de baankapitein uit te lopen. Wanneer ik dus toch even vooruit speer om een foto van de groep te maken, ontlokt dat natuurlijk veel goedmoedig commentaar.
128 km
De eerste dag heb ik mijn mobieltje uitgelaten. Toen had ik nog geen steun en aanmoediging nodig. Nu is het leuk om bij wijze van afleiding te SMS-sen met een wandelvriend in Nederland. Zoals ik hem tijdens de Mergelland aanmoedigde, ondersteunt hij nu mij met zijn berichtjes. Wel vindt hij het trage tempo van de Euraudax bezwaarlijk en is bang dat mijn gemiddelde omlaag gaat. Misschien wil hij samen Nijmegen-Rotterdam lopen? Ik probeer hém juist zo gek te krijgen volgend jaar samen met mij de 200 km in Lommel te doen, maar helaas is hij nog niet enthousiast. Tja, als hij niet meeloopt, moet ik wel een andere man zoeken om ’s nachts een arm te geven.
146 km
Om half tien ’s ochtends bereiken we een nieuwe toeristische attractie in het gebied, de Hohlohturm. De stenen uitkijktoren uit 1887, voorheen bekend als de Kaiser Wilhelmtoren, staat op een hoogte van 984 meter en is sinds 1968 nog eens 29 meter hoog. Sinds de stormen is boomgroei echter geen probleem meer en is er rondom vrij uitzicht. Meestal tenminste. De toren kijkt uit op het Gernsbach-Reichental, maar veel valt er vandaag niet te zien. De top van de toren is in mist gehuld.
We duiken natuurgebied Kaltenbronn in, een uniek heide- en veengebied. Hier lopen is irritant, want hoewel de Duitsers een pad van houten bielzen met een reling hebben aangelegd, zijn ze vergeten het te bespannen met kippengaas. Het hout is glad en we kijken meer naar onze voeten dan om ons heen. Wanneer we af en toe even stil staan, dan valt het op hoe verschrikkelijk mooi het hier is.
164 km
Ruud heeft al een tijdje last van zijn rug en is steeds krommer gaan lopen. Met nog zo’n 35 km te gaan, geeft hij aan op te zullen geven. Ontzetting onder de wandelaars. Dat kan toch niet? We zijn er bijna! Met vereende krachten halen we hem over om nog tot de volgende wagenrust door te gaan. Van de een krijgt hij een pijnstiller aangeboden, ik neem zijn heuptasje over, Huub en Dirk ondersteunen hem . Het ziet er niet fraai uit, maar het gaat. De finish komt nu in zicht. Dit was de laatste grote rust. Nog vijf wagenrusten, 35 km. We kunnen aftellen naar het einde en dat geeft weer nieuwe energie. Bij de volgende wagenrust in Eyachbrücke heeft Ruud moed gevat. We gaan het halen.
180 km
De laatste 25 km loopt de burgemeester van Marxzell mee, Raimund Schuster. Een energieke man, met nordic walking stokken dat wel. Ik heb al vaak meegemaakt dat burgemeesters een praatje hielden voor een groot wandelevenement, maar nog nooit dat ze een stukje meeliepen. Heel bijzonder.
Ik begin nu toch wel weer een beetje moe te worden. Doordat het zo’n internationale groep is, vergeet ik tegen wie ik in welke taal moet praten. Zo spreek ik een Nederlander aan in het Duits, een Fransman in het Engels en een Duitser in het Nederlands. Erg verwarrend allemaal. De laatste kilometers leg ik af op chocolade en blokjes kaas, met een enkele keer een bakje vla of yoghurt tussendoor. Gezond eten doe ik volgende week wel weer. Ik weet al een tijdje dat ik het ga halen, deze 200 km. Het gaat goed, mijn benen en voeten zijn nog soepel. Ik moet het alleen nog even doen. Verstand op nul en lopen
190 km
De rusten volgen elkaar nu snel op. Zo’n 4,5 km is het naar de volgende. Zo hoort het ook te zijn op de lange afstand. Een stuk van 7 km is nu te ver. We volgen de spoorlijn richting Marxzell en komen weer in de buurt van de beschaving. Vol bewondering kijk ik naar de verkeersregelaars, die het verkeer om ons heen leiden. We nemen een hele rijbaan in beslag, dus achter ons wacht het verkeer, terwijl de auto’s van de andere kant worden doorgezwaaid. Het verloopt soepel, als een dans.
Van vermoeidheid word ik chagrijnig. Na de laatste wagenrust draaien we naar het dorp toe, waarvan ik weet dat daar de finish is. Vlak voor we het dorp binnenlopen, nemen we echter een weg naar rechts. Daar ben ik niet blij mee. Een extra lusje, met nog maar een kilometer of twee te gaan, da’s niet fijn. Eindelijk, eindelijk lopen we dan het dorp binnen. Een paar straten. In de verte zie ik mensen. Wandelaars beginnen elkaar te feliciteren. Op de parkeerplaats van de sporthal wordt vuurwerk afgestoken.
200 km
De combinatie van pijn en vreugde, vermoeidheid en blijdschap, tranen met een glimlach om voorrang vechten. We zijn terug. Ik heb het gehaald.