De Rota Vicentina (2022)
Indrukwekkende kliffen en een tapijt aan bloemen in schitterend Portugal

De Rota Vicentina in het zuiden van Portugal is een netwerk van wandelpaden dat bestaat uit een flink aantal dagwandelingen, de Camino Histórico (Historical Way) en de Trilho dos Pescadores (Fisherman's Trail). De eerste loopt door het binnenland voor de route afbuigt naar de kust, de tweede route loopt geheel langs de kust. Hebberig als ik ben, loop ik ze allebei.

 

Dag 1: Santiago do Cacém - Moinhos do Paneiro, 21  km

Reizen is stressvol. Meestal ontspan ik pas zodra een wandelpad betreed en zorgeloos markeringen kan volgen. Vandaag is anders. Veel later dan de bedoeling was, kom ik aan in Santiago do Cacém. De ochtendbus die op de Portugese reisplanner stond vermeld, bleek een schoolbus te zijn en ik ben pas rond 14.00 uur in het dorp waar de Camino Histórico begint. En eenmaal buiten het busstation zijn de roodwitte markeringen van de Camino nergens te vinden. De wandelgids helpt ook niet echt mee. De kaarten in het boekje zijn niet duideljk genoeg om op te lopen en de routebeschrijving komt nog uit de tijd dat mensen een kompas gebruikten. ‘Ga in zuidwestelijke richting’ staat er. Zuidwest? Ik ben meer van links en rechts. Gelukkig staat er een straatnaam in de routebeschrijving en Google Maps biedt uitkomst. Door smalle straatjes met kleine, gladde tegeltjes en vrolijk gekleurde huizen loop ik omhoog. Bij een soort kasteel, waarvan ik alleen de muren met kantelen en een toren zie, ontdek ik dan eindelijk naast de roodgele markering van een dagwandeling ook de vertrouwde rooodwitte verfstrepen van een lange afstandswandelpad. Ik heb geen idee waar de route vandaan komt, maar nu ik hem eindelijk heb gevonden, is hij makkelijk te volgen. Ik daal af door een park met een zwembad en een trapveldje. Ik heb het nu al warm en drink wat water uit een kraan, zodat ik mijn eigen voorraad nog niet hoef aan te spreken. Langs een groententuin zie ik de resten van een aquaduct, gedragen door sierlijke bogen. De route golft over zandwegen en bospaden, al zijn er meestal lage struiken en genummerde kurkbomen die tot op ooghoogte van hun bast zijn ontdaan. De grond tussen de bomen is omgeploegd, in plaats van het akker helemaal kaal te maken, respecteert de boer de natuur en werkt om de bomen heen. Wat bijzonder. Ik stap flink door, me constant ervan bewust dat ik mijn telefoon bijna leeg is en ik het hostel nog moet bellen. Ik heb afgesproken om 19.00 uur in het gehuchtje Moinhos do Paneiro te zijn, waar een shuttle naar het hostel in Sonega wacht, dat zes km van de route af ligt. Dat ga ik niet halen, niet na de tijd die ik in Santiago do Cacém verloren heb.

Ik probeer het uit mijn hoofd te zetten en te genieten van de wandeling.  Zo nu en dan zijn er ruïnes van huizen en boerderijen, skeletten van muren op een plat stuk grond. Bij een ervan graast een kudde geiten met indrukwekkende gedraaide hoorns. Vlak na een vervallen boerderij die nog wel in gebruik is, kom ik langs de ruïnes van een 15e eeuws klooster. Nog maar een paar muren staan overeind, de boogramen met stenen ingevuld. Het landschap wordt opener en ik zucht onder de hitte. Wat had ik hier graag in maart gelopen, toen het nog koeler was. Maar corona gooide roet in het eten en ik moest mijn reis verplaatsen.  

Uiteindelijk bereik ik rond 19.30 de molens van Moinhos do Paneiro, nu een hostel op een heuvel, omringd door… niets eigenlijk. Er is geen dorp, geen andere huizen, alleen dat ene luxe hostel midden in de natuur. Er staat niemand op me te wachten. Ik loop het hostel binnen, waar een groep Engelsen net aan de avondmaaltijd zit. Hoewel ik geen gast ben, plof ik neer, laad mijn telefoon op en drink wat water. De eigenaresse is een schat van een vrouw en belt naar Sonega hostel. Een kwartiertje later word ik opgehaald door een oudere Portugese vrouw die geen woord Engels spreekt. We rijden naar Sonega, waar ik het hostel helemaal voor mezelf heb.

 

Dag 2: Moinhos do Paneiro – Cercal do Alentejo, 20 km

Vandaag begint mijn vakantie dan echt. Ontspannen wandelen, geen stress, nergens hoeven zijn. De eigenaresse van Sonega Hostel rijdt me terug naar de trail en zet me af aan de voet van de zandweg die naar de molens leidt. Het is nog vroeg en niet zo heel warm, al belooft de stralende zon en blauwe lucht weer een genadeloze hitte. De route gaat verder over brede zandpaden tussen lage struiken en wit bloeiende rozen. Portugal is veel groener dan ik had verwacht. Ik had van tevoren niet echt een beeld bij Portugal, maar mijn onbewuste vooroordelen over het land komen niet uit. Ik hoor een roodborsttapuit, die klinkt alsof er twee stenen tegen elkaar ketsen. En een koekoek vliegt over en laat zijn luide roep over het landschap schallen. Langs de boerenlandweg grazen koeien tussen de struiken en ik zie een brede vijver waaruit ze kunnen drinken. Een vrolijke boer probeert een praatje aan te knopen, maar hij spreekt alleen Portugees, een taal waarin ik hooguit twee woorden ken. Zo af en toe is er een klein stukje asfalt, maar alleen om van de ene landweg naar de andere te komen. In het dorpje Vale das Éguas oogt het leven hard. Roestige hekken en andere rommel liggen voor een schuur waarvan het witte pleisterwerk is afgebladderd. Een klein café is nog dicht. Na het dorp wordt het landschap landelijke, akkers met hoog gras, of zijn het nog lage tarwehalmen? Midden in het veld staan drie karakteristieke bomen, iets waar ik altijd van geniet. In de schaduw van een boom rust ik even lekker uit, het is tenslotte een luie dag vandaag. Daarna ga ik verder door een tunnel van sierlijke bomen, die welkome schaduw bieden. Ik loop verder naar een stuwmeer, Barragem de Campilhas en steek via de dam het water over. Het is dan niet ver meer naar Cercal do Alentejo, al voelt het door de hitte veel langer. Ik wil om de tien minuten wel stoppen om wat te drinken. Ook de vrolijk gekleurde weilanden zorgen dat ik af en toe stil sta. Zoveel bloemen ben ik in Nederland totaal niet meer gewend. De groene woestijnen die daar weilanden heten zijn uitsluitend functioneel, bloemen hebben er geen plaats. Dat is onkruid, waar niets aan te verdienen valt. Wat word ik blij van complete heuvels bedekt met een tapijt aan gele en witte bloemen. Wat een rijkdom, vergeleken bij onze eigen armoede. Dan is er tot mijn grote plezier een houten bruggetje over een voorde en een paar meter graspad. Het is het enige stuk echte wandelpad op de hele route, die verder uit brede landwegen bestaat. Ik leg heel wat kilometers af, maar als een echt wandelpad voelt dat toch niet. Aan de horizon zie ik heuvels en bergen en ik kijk er verlangend naar. Uiteindelijk loop ik Cercal do Alentejo binnen en plof bij de kerk neer op een terras. Net als de andere wandelaars die er al zitten, haal ik een ijsje. Dat heb ik wel verdiend.

 

Dag 3: Cercal do Alentejo – Odemira, 43 km

Ik weet dat ik het kan, maar waarom ik dacht dat een dubbele etappe een goed idee was, durf ik niet te zeggen. Zeker met deze brandende hitte wordt het een pittige opgave. Op advies van een Duitse wandelaarster heb ik de Komoot-app en de GPS-route van de komende twee etappes gedownload. In Cercal do Alentejo splitst de route zich namelijk. De Camino Histórico gaat verder door het binnenland naar São Luis en Odemira, een andere tak richt zich naar Porto Covo en geeft aansluiting op de Trilho dos Pescadores. De splitsing is goed aangegeven, maar de GPS geeft me de zekerheid waar ik als piekeraar naar verlang. De route begint met een flink stuk asfalt langs tuinen waarin de sinaasappelbomen al vol oranje vruchten hangen. Wanneer ik een zandweg op mag, zijn er glooiende, groene heuvels met koeien en heel in de verte een grote stad met een vaagblauwe oceaan daarachter. Zo nu en dan is er wat welkome schaduw en ondanks de hitte liggen er genoeg plassen op het pad. Ik maak de route wat korter door een toeristisch uitstapje naar een waterval over te slaan. Portugal is sowieso niet een land dat ik associeer met watervallen, maar na de Fimmvörðuháls in IJsland ligt de lat hoog. De route is vrijwel idiootproof gemarkeerd en ik stap lekker door op de brede boerenlandwegen, maar ondanks de geplande dagafstand sta ik toch af en toe stil om te genieten van een bijzondere rotsformatie of plant. Ook zijn er grote eucalyptusplantages, een boom die in de jaren ’30 van de vorige eeuw in Portugal werd geïntroduceerd voor de papierindustrie om de economie een boost te geven, maar die de plaatselijke flora en fauna grotendeels heeft verdrongen. Inmiddels bestaat zowat een kwart van de Portugese bossen uit eucalyptusplantages. De natuurlijke bossen zijn kleiner, maar veel gevarieerder en aantrekkelijker. De route is een afwisseling van bos en open veld, schaduw en hitte. Ik doorkruis São Luis, een klein dorpje met de typisch Portugese witte huizen met blauwe ramen en deuren. De gekleurde huizen stralen een vriendelijkheid en trots uit de verfrissend is. Buiten het dorp zijn er moestuinen die er behoorlijk droog uitzien en dan weer de brede zandwegen die ik inmiddels goed heb leren kennen. Opnieuw maken de vele bloemen me blij. Zo ziet een echt, natuurlijk veld eruit, zo hoort het overal te zijn. Voor het eerst steek ik een beekje over en even later loop ik parallel aan het water, dat beschermd wordt door een haag van bomen en struiken. Er zijn frisse varens en er is waarachtig een klein wandelpaadje naar een houten brug en een picknickplaats. Ik denk zelfs dat ik een ijsvogel hoor, maar de beek lijkt me te ondiep voor die felle jager. Een stenen muurtje bij een rots is precies hoog genoeg om even lekker op te zitten en uit te rusten, want ik begin inmiddels behoorlijk moe te worden. De rots is hol en in de smalle grot is het water bedekt met een vreemde fluorescerend gele laag. Algen of iets onnatuurlijks? Als ik weer op pad ga, schieten er regelmatig hagedisjes voor mijn voeten weg. Eéntje blijft lang genoeg zitten om een foto te maken. Ze zijn niet zo groot als die in Corsica, maar het blijft leuk om te zien. Ik kom geen wandelaars tegen onderweg, maar wel een aantal boeren en een kudde geiten. De middag loopt al aardig op zijn eind als ik de Mira tegenkom, de brede rivier die met mee meeloopt naar het dorp. Ik ben behoorlijk kapot en voor de laatst heuvel moet ik zelfs overgeven, wat een zeker teken is dat ik teveel van mezelf heb gevraagd vandaag. Er komt alleen wat water uit, want door de hitte lukt het niet om behoorlijk te eten. Blikjes cola geven me energie onderweg, maar een goede maaltijd zou beter zijn. Bij een tankstation met een aantal restaurantjes duik ik een café binnen en bestel een ijsje. Ik krijg het niet eens helemaal op, maar de ober is wel zo vriendelijk om een taxi voor me te bestellen. Het hostel ligt namelijk in de gemeente Odemira, maar niet in de stad zelf. Oeps!

 

Dag 4: Odemira - Odeceixe, 36 km

Een taxi bestellen lukt niet in het Portugees en daarom rijdt de eigenaar van het hostel me terug naar Odemira. Daar neem ik eerst rustig de tijd om het kunstwerk op de rotonde te bewonderen en me goed in te smeren met zonnebrandolie. De route begint met een fraaie wandelpromenade langs de rivier met houten visstekken die boven het water uitsteken. Via een stoere rode brug steek ik de Mira over en aan de andere kant is er een grindweg langs de uiterwaarden en weilanden, met de rivier in de verte verborgen. Dan draait de route weg van het water langs een aantal boerderijen en voor het eerst kom ik een aantal auto’s tegen op de brede zandweg. Als ik rust houd, komen er ook een paar motoren langs die een toertocht maken. Ook hier is af en toe een beekje omhuld door groene bomen en struiken, een oase in de verzengende hitte. Bij een van de boerderijen is in de schaduw een picknickplaats ingericht met uitnodigende bankjes gemaakt van pallets en een campingstoel. Er hangt een bel en als je de klepel luidt, kun je wat drinken bestellen. Even kom ik in de verleiding, maar wil niet wachten of ik word gehoord of niet. Ik steek een aantal keren de Ribeira São Tetonio over, een smalle beek en even voel ik me een echte wandelaar. Smalle graspaadjes, een houten brug. Zo hoort het. Bij een irrigatiekanaal houd ik opnieuw even rust en begin daarna aan een korte klim door een eucalyptusplantage. Verderop is een cactusplantage en ik vraag me af waar deze prikkelende plant voor wordt gebruikt. De rust heeft me goed gedaan, maar toch voel ik dat mijn lijf het zwaar heeft. Het gebrek aan eten en de hitte spannen tegen me samen. Voor het eerst overweeg ik serieus een taxi te nemen en de etappe naar Odeceixe over te slaan. Dat zou voor het eerst zijn in al mijn wandelvakanties en ik ken mezelf goed genoeg om te weten dat ik er spijt van ga krijgen. Ik stel het besluit uit tot na ik in São Tetonia heb gerust. Het dorp heeft een mooie blauwwitte kerk, een café met een flink terras en een vierkant plein met een groot aantal bankjes, maar ik ben vooral ingenomen met de fontein op het plein ervoor. Ik ga op de brede rand liggen en steek mijn hoofd in het water: heerlijk. Bij de supermarkt haal ik drinkyoghurt en een cola, die ik langzaam naar binnenwerk. Na een welverdiende en lange pauze steek ik nog één keer mijn hoofd in de fontein en ga verder. Nog 17 km, dan kan ik aan. En ik ben blij dat ik deze etappe niet heb overgeslagen, er zijn zowaar wandelpaadjes, bospaden met omgevallen bomen, leuk! Uiteindelijk kom ik weer in het open veld, boerenland en ik stap stevig door. Bij een laagte die vaak drassig is, liggen stapstenen klaar. Afgeleid door de fraaie omgeving mis ik een markering, iets waar ik pas na bijna twee km achter kom. Ik loop een dorpje binnen waarvan ik me niet kan heugen dat het op de kaart in de wandelgids stond. De Rota Vicentina app is waardeloos, die laat zien dat ik ten noorden van São Tetonia zit, terwijl ik toch echt naar het zuiden ben gelopen. Ik download de gpx alsnog in de Komoot-app en loop het hele eind terug. Dat kom ik vandaag nu echt niet gebruiken, maar het maakt me vastberadener om het toch te halen. De route slingert tussen de heuvels door en voor het eerst zijn er beekjes met stapstenen en het is heerlijk groen. Echt genieten is lastig, daarvoor ben ik onderhand te moe. De steile klim door een eucalytusplantage is vermoeiend. Het ziet eruit als een oorlogsgebied, de heuvels kaal en naakt, met smalle terrassen wachtend op nieuwe aanplant. Ik steek een aantal keer de Ribeira Cerrado over en loop dan verder langs de Ribeira Seca. Het laatste stuk gaat langs de brede Seixe, een kalme rivier met uitgestrekte velden erom heen. Ik ben rond 19.30  in Odeceixe en toets ik de code in van het kastje waarin de voordeursleutel van het hostel zit. Na een heerlijk koele douche, wil ik wat eten halen, maar de supermarkt is al dicht. Gelukkig is er een festival aan de gang en in een zijstraat ontdek ik een pannenkoekenkraam.

 

Dag: 5 Odeceixe – Arrifana, 32 km

Het festival ging tot middernacht door en ook daarna kon ik de slaap niet vatten. Niet helemaal wakker ga ik 's ochtends op pad voor de laatste dubbele etappe. Door de smalle straatjes en trappen van het dorp klim ik steil omhoog tot de mediteraanse graanmolen, een heel ander ontwerp dan ik in Nederland ben gewend. Laag en stomp, met dunne, fragiele wieken. Langs de buitenwijken loop ik het dorp uit, een lange, onverharde weg langs ruige struiken en weilanden met rode koeien die allemaal een bel dragen. Dan wordt de route leuker, met smalle paadjes in plaats van karresporen en landwegen. De route slingert heen en weer en dat verhoogt mijn wandelplezier nog verder. Er is zelfs een naaldbos en even geniet ik van de zachte grond onder mijn voeten. Een lichte sluierbewolking zorg ervoor dat het niet zo warm is als de afgelopen dagen. Aan de horizon verschijnen verschillende dorpjes en de route draait en keert, zodat ik nooit zeker ben welke nu precies mijn bestemming is. Dan loop ik Rogil binnen, een langgerekt dorp en stop bij het eerste café, dat nog maar net open is. Ik bestel twee cola en een gebakje, maar dat voelt als een baksteen en ik krijg maar een paar happen weg. Ik steek het in mijn rugzak en bewaar het voor later. Even verderop is een supermarkt en daar haal ik yoghurtdrink, wat me genoeg energie geeft voor de volgende vijf km naar Aljezur door open veld met lage struiken en bloeiende brem. De route is anders dan in de wandelgids staat aangegeven, ik zou langs een irrigatiekanaal moeten lopen, maar kom geen open water tegen. Vlak voor het dorp is een picknickplaats met bankjes langs een kabbelend riviertje, de Ribeira de Aljezur. Ik kan de verleiding niet weerstaan en las een lange pauze in, lekker liggend in het gras. Na 45 minuten ga ik verder, het is gelukkig niet zo heet als de andere dagen en er waait een fris windje vanaf de kust. In Aljezur moet ik even zoeken, want in het dorp komen verschillende lange afstandswandelpaden bij elkaar en blijkbaar eindigt de etappe altijd bij een bushalte, ook al is dat voor de volgende etappe niet de meest logische plek. Dankzij de GPS vind ik mijn weg terug naar de afslag die ik eerder miste. Ik kom langs een fraai beeld van Hendrik de Zeevaarder, die zelf geen ontdekkingsreiziger was, maar wel veel reizen financierde en daarmee de aanzet gaf tot het Portugese Wereldrijk. Ik klim naar een kerk en daal aan de andere kant ervan weer af. Daar kom ik een klein bouwsel tegen, waarvan ik het belang nooit had geweten als er niet een bordje bij had gehangen: de Fonte das Mentiras, de Fontein der Leugens. Volgens het bordje heeft het bouwsel een Moorse oorsprong die teruggaat tot de 10e eeuw, maar wat het nu precies is wordt niet duidelijk. Volgens wikipedia is het een fontein (of bron) die hoorde bij het kasteel. De fontein komt in meerdere legendes terug, de belangrijkste over een Moorse prinses die verliefd werd op een Christen. Tijdens de herovering van Aljezur in 1249 zou ze via deze fontein zijn gevlucht, waardoor de Christelijke krijgers ontdekten dat de fontein tot het kasteel leidde en de burcht konden veroveren.

Bij een gehuchtje vol rode huizen slinger ik over een steile weg omhoog en zweet me kapot. Eenmaal boven is er een stukje asfalt en daarna meer heuvels met lage begroeiing. Het is een fraai landschap op een ingetogen manier. Het is niet spectaculair, maar groen en dat is genoeg. Even later zie ik voor het eerst de oceaan. Ik loop Arrifana binnen, maar volg de markeringen niet helemaal tot het eind van de etappe. Ik ga niet verder dan het hostel waar surfers en wandelaars de kamers delen. Er is ook een café en die serveert heerlijke hamburgers. Ik kan weer eten!

 

Dag 6: Arrifana – Carrapateira, 24 km

Als ik ‘ochtends wakker word, is het bewolkt. Ik besluit maar 1 liter water mee te nemen in plaats van de gebruikelijke 2,5. Halverwege deze etappe is er immers een café waar ik mijn water kan bijvullen. Lekker lui ga ik pas rond 09.00 uur op stap. Ik volg de markeringen terug door de heuvels buiten Arrifana naar de afslag naar Carrapateira. Opnieuw bestaat de route uit een brede zandweg, lage struiken en bomen. Dan draait de route naar de oceaan en ik zie mijn eerste klif, met een losse rots iets verderop in het water. Hoe dichterbij ik kom, hoe indrukwekkender de klif wordt en ik blijf foto’s maken. Aan de voet geen zandstrand, maar steeds kleiner wordende rotsen, alsof de kust langzaam afbrokkelt in de oceaan. In de verte verdwijnt de kustlijn in een mistig blauw, de brekende golven een wit lint tot aan de horizon. Wanneer ik afdaal naar een zandstrandje, breken twee wandelaars net hun tentje op. Wildkamperen is officieel niet toegestaan in Portugal, maar wordt door veel wandelaars wel gedaan. Ik ben blij dat ik dit keer voor hostels heb gekozen. Naar de douche aan het eind van de dag kijk ik ’s ochtends vroeg al uit. Direct na het strandje mag ik alweer flink klimmen naar de volgende klif. Het gaat langzaam, maar gestaag. Eenmaal boven is het gelukkig weer vlak. Ik kom de Bed & breakfast tegen die in de gids staat beschreven. De kiosk waar je wat kunt eten en drinken is open, maar ik loop hem voorbij. Iets verderop moet het Nomad Café zijn, want qua afstand beter uitkomt. Een gedachte schiet door mijn hoofd: wat als het café dicht is? Maar nee, ik vertrouw op de wandelgids. Het café zal er ongetwijfeld nog gewoon zijn. 
Wanneer ik het gehuchtje Monte Novo nader, zie ik opeens de groen blauwe strepen van een Fisherman’s trail-variant. Deze variant staat niet in mijn wandelgids beschreven en ik houd het bij de Historical Way. Vanaf Odeceixe lopen de twee routes grotendeels gelijk op en zijn er alleen een aantal varianten van de Fisherman’s Trail. Hoewel ik graag alles zou lopen, moet ik keuzes maken en ik wil tenminste van 1 pad kunnen zeggen dat ik het helemaal heb gelopen. Vlak voor het gehuchtje slaat de route af en ik zie een bord voor het Nomad Surf Camp. Daar zal vast ook het café zijn. Maar wanneer ik een groepje huizen nader, geeft een bord aan dat alleen gasten van het surfkamp welkom zijn. Oeps! Als ik een asfaltweg met een bushalte bereik, weet ik dat het café ook echt niet meer komt. En ik heb nog maar weinig water bij me. Het is nog zo’n 9 km naar Carrapateira. Dat kan ik halen, maar zonder water wordt dat niet leuk. Bij de laatste boerderij voor het open veld loop ik naar de ijzeren poort. Ik hoor stemmen, dus er is wel iemand. Met mijn trekking stokken bonk ik tegen het ijzer. Het duurt nog best lang voor er iemand komt, maar die man vult gelukkig meteen mijn waterflessen. Gerustgesteld loop ik verder en rust even in een dennenbos. In Bordeira is een café open en ik plof neer op het overkapte terras. Eén voor één komen meer wandelaars binnen, genietend van de schaduw en een biertje of wat fris. Na een tijdje ga ik uitgerust verder langs een waterreservoir met azuurblauw water. Vanaf mijn hoge positie in de heuvels zie ik in de verte een breed zandstrand liggen waar ik langzaam op afloop. Ik kom uit op een weg en loop langs de velden met een uitbundige kleurenrijkdom aan bloemen. Carrappateira ligt op een heuvel en heeft een klein centrumpje met een gezellig plein. Daar kom ik Moritz weer tegen, een Duitse wandelaar met wie ik in Arrifana op 1 kamer lag. Die loopt ook de Fisherman’s Trail, maar moet vanwege tijdsgebrek de laatste etappe naar Sagres overslaan. We kletsen gezellig, tot mijn hostel open gaat en ik kan douchen en mijn kleren kan uitwassen.

Dag 7: Carrapateira - Vila dos Bispo, 22 km

Dit keer ga ik met de volle 2,5 liter water op pad, ook al is het maar 22 km. Ik klim het dorp uit en beland op een heuvelkam met uitzicht op het strand en de oceaan. Het waait erg hard en de wind rukt aan mijn trekking poles en rugzak. Gelukkig daal ik al snel af en volg een slingerend pad door de valleien. Na een paar kilometer is er zowaar een echt graspad tussen de struiken door en ik voel me meteen een stuk energieker. Dit heb ik nu gemist. Helaas duurt het niet al te lang en ben ik algauw weer terug op een brede, onverharde weg. Dan kom ik bij een kruising met een hoogwatervariant. Het heeft de afgelopen dagen niet geregend en ik volg de gewone route, hopend op beekjes om over te steken. Maar helaas, de paar voorden staan droog en zelf het speciaal aangelegde bruggetje is nutteloos geworden. Langs de weg groeien enorme cactussen en opnieuw een regenboog aan bloemen. Een vallei verder kom ik een aantal vakantiehuizen tegen, waaronder een ronde yurt. Het stukje door Pedralva is maar kort, maar zoals in elk dorp geniet ik van de lichte kleuren en de nette, smalle straatjes. Het café loop ik voorbij, ik heb immers alles bij me. Een eindje buiten het dorp, als ik volgens mij GPS precies halverwege ben, plof ik neer in de schaduw van een boom en lig heerlijk in het gras met mijn hoofd op mijn rugzak. Als het niet zo waaide, zou ik in slaap kunnen vallen. Ik lig een eindje van de weg af en verschillende wandelaars lopen voorbij zonder mij te zien. Ik klim omhoog naar een windmolenpark, waar zeker zes windmolens langzaam draaien in de wind. Het ziet er niet fraai uit, maar stoort ook niet al teveel. De route stijgt en daalt verder en bij een heidegebiedje kom ik een kudde geiten tegen, ogenschijnlijk zonder herder. Even later loopt me wel een vermoeide hond tegemoet die de struiken in dribbelt in de richting van de geiten. Het laatste stuk van de route loopt parallel naar Vila do Bispo, al van verre herkenbaar door de hoge watertoren. Net voor het dorp kom ik Moritz tegen, die vandaag een Fisherman’s Trail-variant heeft gelopen. Voor hem eindigt het avontuur hier en in het dorp nemen we afscheid van elkaar. Pas op het terras van een café pak ik mijn GPS erbij om te zien waar mijn hostel eigenlijk is, om te ontdekken dat het zo’n 2 km terug was, pal langs de route. Oeps! Ik sla mijn cola achterover en loop dan over de weg terug tot mijn GPS aangeeft dat ik bij het gele huis moet zijn. Opnieuw was ik mijn shirt en sokken uit tot het water niet meer zo heel bruin is.


D
ag 8: Vila do Bispo – Sagres, 21 km
Voor de tweede keer loop ik over de weg Vila dos Bispo binnen. Voor ik de Historical Way weer oppak, ga ik eerst even langs bij de Lidl, die ook hier lekkere broodjes verkoopt. Niet de ham-kaak croissantjes die we in Nederland zijn geweest, maar andere lekkernijen die nieuwsgierig maken. Ik stop de broodjes in mijn rugzak en volg de app terug naar de route, worstelend tegen de wind. Rechts van me dreigt een donkere lucht en voor het eerst geloof ik dat het in Portugal ook wel eens regent.  De route volgt een licht golvende weg het dorp uit die na bijna 2 km alsnog onverhard wordt. Het is een brede landweg, maar ik heb nu wel uitzicht op de oceaan. In het veld zie ik een bijzonder bouwsel en ik vraag me af wat het precies is. Een grote en een kleinere ronde cirkel van metaal boven elkaar. Gezien de antennes zal het ongetwijfeld iets met communicatie te maken hebben, maar wat en waarom? Een mysterie. 
Bij een splitsing met de Fisherman’s Trail doe ik iets ongebruikelijks. Ik kies voor de FT-variant. Volgens de wandelgids bevat de Historical Way vandaag bijna 6 km asfalt en dat klinkt totaal niet aantrekkelijk. De Fishermans Trail leidt me aanvankelijk over een brede zandweg, maar komt dan lekker dicht bij de oceaan. Vanwege de sterke wind die me constant uit balans brengt en vanuit verschillende richtingen een aanval op me doet, kom ik niet al te dicht bij de rand van de kliffen. Ik kom net dichtbij genoeg om mooie foto’s te maken en dat is al spannend genoeg. Het is ouderwets genieten en ik besef hoezeer ik dat heb gemist de afgelopen dagen: smalle wandelpaden waar geen auto kan komen. Mentaal voelt dat honderd keer beter dan de boerenlandwegen van de Historical Way. Twee keer moet ik om een kloof heen die de kust diep doorsnijdt, bij de eerste is een ladder van een meter vervangen door een stevige trap. Af en toe is het ook uitdagend, het pad bestaat uit losse rotsen en ik zoek me moeizaam een weg. Er zijn zoveel paadjes gemaakt dat de route moeilijk te volgen is. Ik stop zo vaak om mijn gps te raadlegen, dat ik mijn telefoon op een gegeven moment uit mijn rugzak haal en in mijn broekzak stop. Op de verre punt van een klif ontdek ik een vuurtoren, maar het duurt nog lang voor die dichterbij komt. De laatste kilometers leg ik af met een Nederlander die in Lagos woont en ook de Fishermans Trail loopt. We volgen de weg naar Cabo de São Vicente, de vuurtoren met een restaurant erbij. Hier is het even flink druk met toeristen, die zich allemaal laten fotograferen in de oversized stoel aan de voet van de vuurtoren. Na een lange pauze waarin ik me de Lidl-broodjes goed laat smaken, volg ik de weg erug richting Sagres. De Historical Way eindigt bij de vuurtoren, maar de Fisherman’s Trail gaat door naar Sagres en dan nog verder naar Lagos. Mijn hostel is in Sagres en er rijden geen bussen. Gelukkig is het nog maar 6 km en met de Fisherman’s Trail heb ik nog een mooie route ook. Ik volg de kustlijn langs een oud fort en twee mysterieuze militaire installaties tot ik Sagres binnenloop. Eenmaal gedouched en uitgerust begin ik te twijfelen. Morgen een welverdiende rustdag of toch de Fisherman’s Trail verder volgen richting Lagos?

 

Dag 9: Sagres – Salema, 20 km

Achteraf heb ik spijt. Spijt dat ik bij het plannen van mijn wandelvakantie voorrang heb gegeven aan de Historical Way boven de Fisherman’s trail. Want wat is het fantastisch mooi. Ik voel me lichter worden, een blijheid nestelt zich in me en ik heb het op de eerste kilometers al meer naar mijn zin dan op alle dagen van de Historical Way bij elkaar. Het helpt dat het bewolkt en redelijk koel is. Dat ik een dagrugzak met alleen wat proviand draag in plaats van mijn volle backpack. Ik voel me licht en vrij. Door de hoofdstraat van Sagres volg ik de markering langs eettentjes en souvenirshops. De route duikt een zijstraat in langs een vervallen fabriek, een Christusbeeld als enig deel van de buitenmuur ongeschonden. Achterlangs een hotel bereik ik een strandje, Praia do Martinal en even later Praia dos Bertolinhos. De route klimt de kliffen op. Dit is waar ik al die tijd op heb gewacht: kleine slingerpaadjes. De route is zwaar en aardig technisch, kliffen op en af, steil omhoog en steil naar beneden. Er is een steenstrandje met witte, ronde stenen en een klein meertje erlangs waarin kikkers om het hardst kwaken. Bovenop de kliffen heb ik uitzicht op de oceaan en de rotsen voor de kust in steeds andere variaties. Bij een van de zandstrandjes hebben hippies hun kamp opgeslagen. Hoog in de heuvels klinkt muziek, anderen eten en drinken bij hun tenten. Bij een volgens zandstrandje is er een café en stop ik even om wat te drinken. Het is tenslotte een korte etappe vandaag en ik doe het rustig aan. Wanneer ik verder ga is de route een afwisseling van kliffen en open veld met laag gras, struikjes en bloemen, brede zandwegen en heerlijk smalle slingerpaadjes. Ik kom ook meer wandelaars tegen onderweg. De Fisherman’s Trail is populairder dan de Historical Way en met reden! Bij Praia das Furnhas is de route omgelegd en gaat een stuk verder het binnenland in dan de GPS aangeeft. Ik denk dat we er een te steile klim mee vermijden, want nu gaan we geleidelijk omhoog over brede grindwegen. Een groep mountainbikers heeft er desondanks moiete mee. De jongen van het gezin stapt af en duwt zijn mountainbike omhoog. De route voelt lang en pittig. Is het echt maar 19 km? Desondanks voel ik me volkomen vldaan wanneer ik Salema binnnenloop. Zo hoort een wandelroute te zijn.

Dag 10: Salema – Lagos, 23 km

Vanaf de bushalte aan de hoofdweg ver buiten het dorp loop ik terug naar de Fisherman’s Trail. Het regent al de hele ochtend en schuilend onder mijn paraplu eet ik een verlaat ontbijt. Langs het strand waar de vissersbootjes wachten op bemanning ga ik op stap. Een aar huizen verder geeft een man een aantal katten eten. Het lijken geen zwerfkatten te zijn, maar ik heb al meer gezien dat ze toch eten krijgen van dierenliefhebbers. Ik ga verder door de smalle straatjes van het dorp. Voor het eerst kom ik twee sierlijke Mariakapellen tegen, een grote en een kleinere, pal naast elkaar. Buiten het dorp is er een heuvel te beklimmen, maar de paden zijn vandaag makkelijker. Ik hoef nergens te klauteren, al vergt het stijgen nog wel het nodige van mijn kuiten. De route slingert over kliffen. Bij Burgoa voel ik klei onder mijn schoenen en hebben de kliffen bijzondere kleuren, rood, groen, grijs. Heel bijzonder. Tussen de huizen zijn er smalle trappetjes omlaag naar het strand. Daar peuzel ik de laatste kaas op, die na bijna twee weken ook echt op moet. Als ik verder loop zijn de huizen nooit ver weg. Er komt en donker dreigende lucht aan en ik hoop op tijd een restaurant in te kunnen duiken. Maar nee, op het moment dat de hoosbui losbarst ben ik in een paar tellen doorweekt. De kliffen zijn door de regen een vaagblauwe sluier. In Luz duik ik alsnog een bar in voor de lunch en om wat op te drogen. Dat gaat lang goed en de route blijft geweldig. Pas vlak voor Lagos gaan de hemelsluizen echt helemaal open en houdt het ook niet meer op met regenen. De wind maakt het lastig om vanonder mijn paraplu foto's te maken en juist hier is het mooi, met rotsen in zee die een boog vormen, van onderen uitgehold door het water. Er zijn plankieren naar uitzichtpunten, maar het is geen pretje daar te verblijven. Ik loop op een laag gebouwtje af met een kleine vuurtoren erop. Dan doorkruis ik de stad op weg naar het eindpunt. Bij de haven is een fort dat er mooi uitziet, maar ik ben te gierig om de 2,- entree te betalen. Ik volg het kanaal over een brede boulavard, waar talloze stalletjes zijn van rondvaartboten en andere toeristische uitstapjes. Ze zijn leeg, vandaag worden er geen tickets verkocht. Ik steek een brug over naar het station, waar het officiele eindpunt van de trail is. Zonder al te veel ceremonie is het voorbij.

 

Dag 11 Porto Covo – Vila Nova de Milfontes, 20 km

Het lot is me goed gezind vandaag. Ik wacht de enige bus van Sagres naar Porto Covo niet af, maar neem de vroege bus naar Lagos. En daar staat de chauffeur net lang genoeg te kletsen dat ik de bus van 09.00 naar Porto Covo nog haal. Ik ben dus niet om 19.30 in het kustdorp, maar al om 11.15. En terwijl het de hele ochtend al regent, trekt het kort voor ik aankom helemaal open. Ik twijfel even, maar na de Historical Way heb ik genoeg van dubbele etappes en waarom zou ik, als ik ook vandaag kan lopen. Ik hijs mijn rugzak om en volg de gezellige dorpsstraat richting de oceaan. Ik daal af naar een met rotsen en stenen bezaaid zandstrandje, waar de oceaan aan mijn schoenen likt terwijl ik om de aanstormende golven heenloop. Aan de andere kant van het water trek ik de duinen in. Het losse zand maakt het lopen zwaar, maar het is de moeite waard. Het uitzicht is fantastisch. De hottentotvijg, een lage vetplant die ik tot nu toe alleen geel heb zien bloeien, heeft hier ook paarse bloemen. Het dikke blad heeft rode punten, wat zorgt voor een rood tapijt op het zand. Ik loop om kloven en klilffen heen, over steenstrandjes waar regenwater zich naar de oceaan spoedt en een smal paadje tussen de struiken en een laag hekwerk om een weiland. Deze route is leuk! De markeringen leiden me naar het strand, waar ik voor de kust het eiland Ilha do Pessegueiro passeer. De stenen resten van een oud fort, ‘het fort van Santo Alberto’ steken af tegen de blauwe lucht. Veel indrukwekkender is de tegenhanger op het vaste land, het fort van Pessegueiro. Strak en bijna modern in vormgeving, terwijl het toch eind 17e eeuw werd afgebouwd. De route loopt onder het fort langs en gaat verder langs de kust, die blijft bestaan uit wilde rotsstranden die zijn gepolijst door het water van de oceaan. Zo anders dan de tamme zandstranden en duinen van Nederland. Even gaat de route een stukje het binnenland in, om een stuk particulier terrein te vermijden. Een brede zandweg achter de duinen volgen voor ik de oceaan weer zie. Daar heeft iemand een steenmannetje gemaakt. Gelukkig is het er maar één, teveel zouden de natuur verstoren. De route keert terug naar de zandweg en een extra aanduiding vertelt dat de volgende markering pas over 3 km is. Een goede reminder, want als ik te lang geen markering zie, word ik onrustig. De weg eindigt bij Praia de Malhão, dat met parkeerplaatsen aan beide uiteinden een populair en goed verzorgd strand is. Er zijn toiletten, een hutje om in de schaduw te kunnen zitten, plankieren en in de lage kloven houten hekken die vermoedelijk erosie moeten tegengaan. Voorbij het strand zijn er weer zandpaden langs een tapijt van hottentotvijg en over de rotsen. Bij één kloof kijk ik vol bewondering hoe het wit kolkend water van de oceaan komt aanstormen en zich met een doffe klap tegen de rotsen werpt. Verderop kom ik voor de kust mijn eerste ooievaars tegen, die de rotsen in de oceaan gebruiken om ongestoord te broeden. Het zand maakt de route pittig en het gaat niet snel. Gelukkig draait de route het binnenland in en is er de laatste kilometers een zandweg naar het dorp, wat een stuk makkelijker loopt. In het centrum verkoopt een man zelfgebakken broodjes vanuit zijn achterbak. Ik kan niet precies verstaan wat de smaken zijn, maar blijkt een kaneelbroodje te hebben gekocht waar ik lekker van geniet. Ik ben nog ruim op tijd voor de bus naar Porto Covo al ben ik wel blij dat de man in het informatiepunt me van tevoren waarschuwt dat je kaartjes alleen online kunt kopen en niet bij de chauffeur.

 

Dag 12: Vila Nova de Milfontes – Almograve, 11 km

Een dag als vandaag is waarom ik naar Portugal ben gekomen en waarom ik wandel. Wat een heerlijke dag. Een erg luie dag ook. Om 09.40 neem ik de bus naar Vila Nova de Milfontes en rond 10.30  ben ik nog net op tijd voor het bootje naar de overkant van de Rio Mira. De schipper is net een meter van het dok weg, maar keert gelukkig terug als ik aan kom lopen en pikt me alsnog op. Hiermee snijd ik ongeveer vier saaie kilometers van de route af. Ik heb geen bezwaren tegen een wegwandeling, maar zo'n pontje is toch veel leuker? Aan de overkant is er strand en bij een restaurant pak ik de gemarkeerde route weer op. In het begin is er een gravelweg langs de duinen met een fietspad erlangs, later een zandpad langs een groot boerenland met kort, ruig gras. Ik vraag me af waar het land voor wordt gebruikt, want een veld ongebruikt laten, dat komt in mij als Nederlander niet op. Even verderop grazen koeien, het is een weiland. Dan draait de route richting de oceaan. In tegenstelling tot gisteren loopt niet de hele route pal langs de oceaan. Regelmatig loopt de route achter de duinen, waar ik geniet van heuse bospaadjes. Echte bomen zijn er niet, maar de struiken zijn hoger dan ik, dus ik noem het bos. De struiken buigen diep over het pad, zodat ik me er met de rugzak onderdoor moet  worstelen. Ook is er een bamboebosje en er zijn verschillende beekjes. Bij de bruggen staat net als in Nieuw-Zeeland de maximale capaciteit, al hangt er ééntje zo scheef dat ik nooit geloof dat je er met vier man tegelijk overheen kunt. Ik geniet van de schaduw die de struiken en bosjes bieden, want het is weer erg warm. Ik heb de neiging in één keer door te lopen naar Almograve, maar rond 13.00 uur word ik toch een beetje flauw. Ik rust in de zon, gelukkig is er een verkoelend windje. Pik nog wat afval mee en peuzel de laatste koekjes op die ik uit Nederland heb meegenomen en inmiddels helemaal zijn verkruimeld. Daarna is het niet ver meer naar Almograve en het pad is een makkelijke landweg. Weer kom ik onderweg veel wandelaars tegen, Denen, Belgen en Schotten. Ik deel een kamer met liefst drie Nederlandse meiden en een Italiaanse en geniet achter het hostel van de zon.  

Dag 13: Almograve – Zambujeira do Mar, 22 km

Dichte mist verbergt de horizon. Toch smeer ik me alvast in en ga gewoon in T-shirt op pad. Ik volg eerst een lus om het dorp heen, die je volgens de wandelgids ook gewoon kunt overslaan. Maar het is een leuke lus met smalle groene paadjes die me naar het strand brengt. Daar loop ik verkeerd, afgeleid door het mooie uitzicht. Ik volg de kliffen over het strand en langs getijdepoelen en over stenen tot er echt geen doorkomen meer aan is. Terug dan maar en zoals ik al had verwacht moet ik omhoog, de klif op. Na een steil klimmetje ben ik boven en wordt het vlak. Ik loop over het zand naar een weg en volg dan een zandweg langs de oceaan. Op de rotsen staan vissers en een draagt een plastic ton vol kleine visjes mee. Het loopt lekker vlot zo over die weg en voor het eerst zit ik in een bubbel, met wandelaars voor en achter me. De route draait het binnenland in, waar er waarachtig een dennenbos is. Daarna weer terug naar de zandweg. Het uitzicht op de oceaan is prachtig en ik zie ooievaars op onmogelijke plekken broeden. Af en toe zijn er paden vol mul zand waar het even ploegen is, maar het blijft genieten. Ik doorkruis het gehuchtje Cavaleiro terwijl ik oploop met een Nederlands echtpaar dat een dagwandeling maakt. Na een pad tussen een muur van hoge struiken komen we weer bij het strand uit, waar vanachter een laag wit gebouw een kleine vuurtoren prijkt. Het is de vuurtoren van Cabo Sardão en het is apart dat de vuurtoren zich achter het gebouw bevindt en niet ervoor, zoals andere Portugese vuurtorens. Sommigen denken daarom dat de bouwer de plannen per ongeluk 180 graden heeft gedraaid. Op een bankje bij een uitkijkpunt houd ik even rust in de zon en smeer me opnieuw in. Daarna ga ik weer verder, vlak langs de rand van de kliffen en indrukwekkende rotspartijen. Het water is ongelooflijk helder en ik kan de bodem zien. Een klif steekt uit in de oceaan en vormt een doorgezakte triomfboog. Het lijkt een kwestie van tijd voor de rots doormidden breekt en twee pilaren vormt. Vanaf de route loopt een klein paadje naar een rotspunt en als ik het volg, zie ik iets lager twee ooievaars broeden. Ik houd afstand om ze niet te verstoren, maar kan dichtbij genoeg komen voor een fraaie foto. Na nog weer een stuk zandweg langs een prachtig bloemenveld waarin twee ooievaars rondstappen op zoek naar eten, daal ik af over een houten trap. Ik kom uit bij een vissershaven waar krabfuiken hoog liggen opgetast op een betonnen boothelling. Ik klim omhoog naar het gehuchtje Entrada da Barca waar ik aan de waddeneilanden moet denken. Net als de jutters daar versieren de vissers hun huizen met talloze oude boeien en stootkussens. Nog steeds aangenaam lui rust ik kort in de schaduw van een picknickplaats met afdak. Dan volgt er een lang stuk langs een weg met vers asfalt. Het straalt warmte uit en ik voel me draaierig worden, terwijl ik toch genoeg heb gegeten en gedronken vandaag. Gelukkig mag ik voor het laatste stuk over een houten plankier weer even de duinen in en de duinen vervelen nooit. Bij een tweede plankier draai ik het dorp in waar hostel Nature het beste hostel is dat ik op de Rota Vicentina ben tegengekomen.

 

Dag 14: Zambujeira do Mar – Odeceixe, 19 km

De dag begint grijs en miezerig. Ik daal af over de promenade langs het strand en klim aan de andere kant weer omhoog. Tot mijn grote plezier mag ik een beekje oversteken, al gaat dat eigenlijk nog veel te makkelijk naar mijn zin. De hele ochtend zijn er smalle paadjes door struiken met laaghangende takken, die me natter maken dan de regen. Het water stroomt in beekjes over het pad en soms zijn er plankieren. Er is ook weer zand gelukkig, het blijft tenslotte de Rota Vicentina. Er is één duinpan waarin de geel bloeiende bezemstruik het landschap oplicht als de zon. Gek genoeg is het steeds de halve struik die bloeit, de andere helft is bruin en dor. Zou dat net zoiets zijn als mos op een boom, alleen op het noorden? 
Een heel stuk loopt de route pal langs een dierenpark waar zebra's en struisvogels grazen. Ik heb minder oog voor de exotische vogels dan voor de struiken die telkens een regenbui op me laten neerdalen als ik weer me er weer langswurm. Voor Azenha do Mar is een stuk van de route afgesloten vanwege een aardverschuiving. Omdat het land nog steeds onstabiel is, is er een omleiding over een asfaltweg en een zandweg langs een grote boerderij met talloze akkers waarop druk wordt geploegd. Terug op oorspronkelijke route loop ik langs rotsen en over kliffen. In het dorp heb ik afgesproken met Anat, een Israëlische die ik ken van de Kungsleden. Zij loopt de Fisherman’s Trail naar het noorden en omdat we via Facebook contact hebben gehouden, hebben we halverwege deze etappe afgesproken. Vanwege de regen zijn ze pas laat gestart en ik moet lang wachten. Het café is nog niet eens open en ik maak het me met een andere wandelaarster gemakkelijk op het overdekte terras. Uiteindeljk gaat het café open en ik geniet net van een chocoladetaartje als Anat met haar trail-familie binnen komt lopen. We drinken en kletsen anderhalf uur lang over wandelen en wandelplannen, voor we allebei in onze eigen richting weer verder gaan met de Rota Vicentina. Gelukkig is het droog geworden en kan ik optimaal genieten van de smalle bos, modderpaadjes en duinen. Uiteindelijk kijk ik van bovenaf neer op de Seixe, die dwars over het strand in de oceaan stroomt. Na een aantal landwegen sta ik op de halfverharde weg langs de rivier, de weg die ik vier km volg naar Odeceixe. Dat is niet saai. De rivier is afwisselend en ik ontdek reiger die ik pas op de foto aan zijn zwarte benen met gele poten herken als een kleine zilverreiger. Op de foto zie ik ook dat hij gewond is aan zijn vleugel, de slordige rode veren moeten zijn bebloed. Al van ver zie ik Odeceixe omhoog kruipen tegen de heuvels. Ik ken er inmiddels de weg en dit keer heb een fraai hostel pal in het centrum. Op het terras druppelen de wandelaars binnen. Het wordt een gezellige avond, maar wel de laatste. Mijn Portugese avontuur zit erop. Wat een heerlijke wandelvakantie was dit!

 

Bekijk hier mijn YouTubevideo's van deze hike.